Quantcast
Channel: Advocatenkantoor Elfri De Neve - Goede raad is goud waard - Advocatenkantoor Elfri De Neve
Viewing all 3409 articles
Browse latest View live

Gehandicapte werknemer heeft recht op aangepaste werkomstandigheden

$
0
0
Plaats van uitspraak: Brussel
Instantie: Arbeidshof
Datum van de uitspraak: 
din, 20/02/2018
A.R.: 
2016/ AB/959

De blijvende gevolgen van kanker dienen door een werkgever aanzien als een handicap waartoe hij verplicht is aanpassingen te doen zodat een kankerpatiënt de tewerkstelling kan verder zetten.

Een ontslag gegeven aan een werknemer die ingevolge kanker een beperking heeft opgelopen met vermelding op de C4 "gebrek aan geschikt werk", resulteert in een recht op schadevergoeding, te dezen 12.500 euro.

Het weigeren om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van personen met een handicap wordt als verboden discriminatie wordt beschouwd.

De handicap en de huidige of toekomstige gezondheidstoestand van een individu zijn beschermde criteria, die op grond van art. 5 van toepassing zijn in de arbeidsbetrekkingen.

Deze bescherming geldt ondermeer bij de ontslagregelingen in de private sector. 

Discriminatie kan direct of indirect zijn. In geval van handicap mag men redelijke aanpassingen verwachten.

Op grond van art. 14 van de antidiscriminatiewet wordt o.m. onder discriminatie verstaan: een weigering om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van een persoon met een handicap.

Redelijke aanpassingen zijn: passende maatregelen die in een concrete situatie en naargelang de behoefte worden getroffen om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang te hebben tot, deel te nemen aan en vooruit te komen in de aangelegenheden waarop deze wet van toepassing is, tenzij deze maatregelen een onevenredige belasting vormen voor de persoon die deze maatregelen moet treffen {art. 4, 12" antidiscriminatiewet).

Passende doeltreffende en praktische maatregelen die gericht zijn op aanpassing van de werkplek aan de behoeften van de werknemer met een handicap, zijn bijvoorbeeld aanpassing van gebouwen, uitrusting, arbeidsritme, en taakverdeling, of voorzien in opleidings-en integratiemiddelen.

Het begrip handicap kan gedefinieerd worden als "een beperking die met name het gevolg is van (langdurige) lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen.

Het begrip "handicap" verschilt van het begrip "ziekte", waardoor een eenvoudige gelijkstelling van de twee begrippen uitgesloten is. Dit neemt niet weg dat een ziekte een handicap kan uitmaken, wanneer men te maken heeft met een gezondheidstoestand die voortvloeit uit een door een arts gediagnosticeerde geneeslijke of ongeneeslijke ziekte en wanneer deze ziekte leidt tot een beperking die onder meer het gevolg is van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkenen kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsteven deel te nemen, en die beperking langdurig is.

Een beperking kan slechts als een 'handicap' worden opgevat indien het waarschijnlijk is dat zij van lange duur is.

Art. 36bis §1 van dit KB (thans art. I. 4-36 van de Codex Welzijn op het werk) legt aan de werkgever de plicht op om alle werknemers te informeren die al dan niet onderworpen zijn aan het verplicht gezondheidstoezicht, over hun recht te genieten van een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting in geval van arbeidsongeschiktheid, met het oog op een eventuele aanpassing van hun werkpost.

Discriminatie op basis van handicap ook plaats vinden zonder vraag tot progressieve werkhervatting,

Discriminatie vereist geen opzet.

De aansprakelijkheid van degene die discrimineert, is in geen enkel opzicht afhankelijk is van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond.

Bij het beoordelen van het discriminatoir karakter van een handeling speelt het intentioneel element van de persoon die de handeling stelt, geen enkele rol.

Er kan dus sprake zijn van een discriminatie zonder dat de de persoon die de discriminatie stelt, te dezen de werkgever, de intentie tot discrimineren had.

Het antwoord op de vraag of de aanpassingen die kunnen verwacht worden door de werkgever al dan niet redelijk zijn, kan gevonden worden in een analyse van de jaarrekeningen van de werkgever. Wanneer blijkt dat de werkgever winst maakt, kan geoordeeld dat er geen sprake kan zijn van een onredelijke belasting van de werkgever voor het doen van aanpassingen voor zijn werknemer en het ontslag dan ook niet gerechtvaardigd kan worden door budgettaire of afdoende economische overwegingen.
 

Publicatie
tijdschrift: 
(nog) niet gepubliceerd

H. wonende te ( ... ), appellante,

tegen

M( ... ) NV,met maatschappelijke zetel te ( ... ), geïntimeerde,

mede in zake

INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME, met maatschappelijke zetel te 1000 BRUSSEL, Koningsstraat 138, vrijwillig tussenkomende partij,

Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel het volgend arrest uit:

Gelet op […]

Noot: 

Is dit arrest wel zo progressief als het eruit ziet? Opent dit arrest geen deur voor de werkgever om mist betaling van 12.500 euro, desnoods na procedure "verlost" te zijn van zijn werknemer (ex)-kankerpatiënt?

Gerelateerd

lees verder


Discriminatie vergt geen opzet

$
0
0
Plaats van uitspraak: Brussel
Instantie: Arbeidshof
Datum van de uitspraak: 
din, 20/02/2018
A.R.: 
2016/ AB/959

Een inbreuk op de discriminatiewet veresit geen opzet. Ook de discriminatie op de arbeidsmarkt kan naast opzettelijk met de bewuste bedoeling te discrimineren of te schaden,  ook onopzettelijk gebeuren als ongewild gevolg van verschillende beslissingen of procedures

De blijvende gevolgen van kanker dienen door een werkgever aanzien als een handicap waartoe hij verplicht is aanpassingen te doen zodat een kankerpatiënt de tewerkstelling kan verder zetten.

Een ontslag gegeven aan een werknemer die ingevolge kanker een beperking heeft opgelopen met vermelding op de C4 "gebrek aan geschikt werk", resulteert in een recht op schadevergoeding, te dezen 12.500 euro.

Het weigeren om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van personen met een handicap wordt als verboden discriminatie wordt beschouwd.

De handicap en de huidige of toekomstige gezondheidstoestand van een individu zijn beschermde criteria, die op grond van art. 5 van toepassing zijn in de arbeidsbetrekkingen.

Deze bescherming geldt ondermeer bij de ontslagregelingen in de private sector. 

Discriminatie kan direct of indirect zijn. In geval van handicap mag men redelijke aanpassingen verwachten.

Op grond van art. 14 van de antidiscriminatiewet wordt o.m. onder discriminatie verstaan: een weigering om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van een persoon met een handicap.

Redelijke aanpassingen zijn: passende maatregelen die in een concrete situatie en naargelang de behoefte worden getroffen om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang te hebben tot, deel te nemen aan en vooruit te komen in de aangelegenheden waarop deze wet van toepassing is, tenzij deze maatregelen een onevenredige belasting vormen voor de persoon die deze maatregelen moet treffen {art. 4, 12" antidiscriminatiewet).

Passende doeltreffende en praktische maatregelen die gericht zijn op aanpassing van de werkplek aan de behoeften van de werknemer met een handicap, zijn bijvoorbeeld aanpassing van gebouwen, uitrusting, arbeidsritme, en taakverdeling, of voorzien in opleidings-en integratiemiddelen.

Het begrip handicap kan gedefinieerd worden als "een beperking die met name het gevolg is van (langdurige) lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen.

Het begrip "handicap" verschilt van het begrip "ziekte", waardoor een eenvoudige gelijkstelling van de twee begrippen uitgesloten is. Dit neemt niet weg dat een ziekte een handicap kan uitmaken, wanneer men te maken heeft met een gezondheidstoestand die voortvloeit uit een door een arts gediagnosticeerde geneeslijke of ongeneeslijke ziekte en wanneer deze ziekte leidt tot een beperking die onder meer het gevolg is van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkenen kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsteven deel te nemen, en die beperking langdurig is.

Een beperking kan slechts als een 'handicap' worden opgevat indien het waarschijnlijk is dat zij van lange duur is.

Art. 36bis §1 van dit KB (thans art. I. 4-36 van de Codex Welzijn op het werk) legt aan de werkgever de plicht op om alle werknemers te informeren die al dan niet onderworpen zijn aan het verplicht gezondheidstoezicht, over hun recht te genieten van een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting in geval van arbeidsongeschiktheid, met het oog op een eventuele aanpassing van hun werkpost.

Discriminatie op basis van handicap ook plaats vinden zonder vraag tot progressieve werkhervatting,

Discriminatie vereist geen opzet.

De aansprakelijkheid van degene die discrimineert, is in geen enkel opzicht afhankelijk is van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond.

Bij het beoordelen van het discriminatoir karakter van een handeling speelt het intentioneel element van de persoon die de handeling stelt, geen enkele rol.

Er kan dus sprake zijn van een discriminatie zonder dat de de persoon die de discriminatie stelt, te dezen de werkgever, de intentie tot discrimineren had.

Het antwoord op de vraag of de aanpassingen die kunnen verwacht worden door de werkgever al dan niet redelijk zijn, kan gevonden worden in een analyse van de jaarrekeningen van de werkgever. Wanneer blijkt dat de werkgever winst maakt, kan geoordeeld dat er geen sprake kan zijn van een onredelijke belasting van de werkgever voor het doen van aanpassingen voor zijn werknemer en het ontslag dan ook niet gerechtvaardigd kan worden door budgettaire of afdoende economische overwegingen.
 

Publicatie
tijdschrift: 
(nog) niet gepubliceerd

H. wonende te ( ... ), appellante,

tegen

M( ... ) NV,met maatschappelijke zetel te ( ... ), geïntimeerde,

mede in zake

INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME, met maatschappelijke zetel te 1000 BRUSSEL, Koningsstraat 138, vrijwillig tussenkomende partij,

Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel het volgend arrest uit:

Gelet op […]

Noot: 

Is dit arrest wel zo progressief als het eruit ziet? Opent dit arrest geen deur voor de werkgever om mist betaling van 12.500 euro, desnoods na procedure "verlost" te zijn van zijn werknemer (ex)-kankerpatiënt?

Gerelateerd

lees verder

Werkgever die winst kan niet beweren dat aanpassingen voor gehandicapte werknemer voor hem onredelijk zou zijn

$
0
0
Plaats van uitspraak: Brussel
Instantie: Arbeidshof
Datum van de uitspraak: 
din, 20/02/2018
A.R.: 
2016/ AB/959

De blijvende gevolgen van kanker dienen door een werkgever aanzien als een handicap waartoe hij verplicht is aanpassingen te doen zodat een kankerpatiënt de tewerkstelling kan verder zetten.

Een ontslag gegeven aan een werknemer die ingevolge kanker een beperking heeft opgelopen met vermelding op de C4 "gebrek aan geschikt werk", resulteert in een recht op schadevergoeding, te dezen 12.500 euro.

Het weigeren om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van personen met een handicap wordt als verboden discriminatie wordt beschouwd.

De handicap en de huidige of toekomstige gezondheidstoestand van een individu zijn beschermde criteria, die op grond van art. 5 van toepassing zijn in de arbeidsbetrekkingen.

Deze bescherming geldt ondermeer bij de ontslagregelingen in de private sector. 

Discriminatie kan direct of indirect zijn. In geval van handicap mag men redelijke aanpassingen verwachten.

Op grond van art. 14 van de antidiscriminatiewet wordt o.m. onder discriminatie verstaan: een weigering om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van een persoon met een handicap.

Redelijke aanpassingen zijn: passende maatregelen die in een concrete situatie en naargelang de behoefte worden getroffen om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang te hebben tot, deel te nemen aan en vooruit te komen in de aangelegenheden waarop deze wet van toepassing is, tenzij deze maatregelen een onevenredige belasting vormen voor de persoon die deze maatregelen moet treffen {art. 4, 12" antidiscriminatiewet).

Passende doeltreffende en praktische maatregelen die gericht zijn op aanpassing van de werkplek aan de behoeften van de werknemer met een handicap, zijn bijvoorbeeld aanpassing van gebouwen, uitrusting, arbeidsritme, en taakverdeling, of voorzien in opleidings-en integratiemiddelen.

Het begrip handicap kan gedefinieerd worden als "een beperking die met name het gevolg is van (langdurige) lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen.

Het begrip "handicap" verschilt van het begrip "ziekte", waardoor een eenvoudige gelijkstelling van de twee begrippen uitgesloten is. Dit neemt niet weg dat een ziekte een handicap kan uitmaken, wanneer men te maken heeft met een gezondheidstoestand die voortvloeit uit een door een arts gediagnosticeerde geneeslijke of ongeneeslijke ziekte en wanneer deze ziekte leidt tot een beperking die onder meer het gevolg is van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkenen kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsteven deel te nemen, en die beperking langdurig is.

Een beperking kan slechts als een 'handicap' worden opgevat indien het waarschijnlijk is dat zij van lange duur is.

Art. 36bis §1 van dit KB (thans art. I. 4-36 van de Codex Welzijn op het werk) legt aan de werkgever de plicht op om alle werknemers te informeren die al dan niet onderworpen zijn aan het verplicht gezondheidstoezicht, over hun recht te genieten van een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting in geval van arbeidsongeschiktheid, met het oog op een eventuele aanpassing van hun werkpost.

Discriminatie op basis van handicap ook plaats vinden zonder vraag tot progressieve werkhervatting,

Discriminatie vereist geen opzet.

De aansprakelijkheid van degene die discrimineert, is in geen enkel opzicht afhankelijk is van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond.

Bij het beoordelen van het discriminatoir karakter van een handeling speelt het intentioneel element van de persoon die de handeling stelt, geen enkele rol.

Er kan dus sprake zijn van een discriminatie zonder dat de de persoon die de discriminatie stelt, te dezen de werkgever, de intentie tot discrimineren had.

Het antwoord op de vraag of de aanpassingen die kunnen verwacht worden door de werkgever al dan niet redelijk zijn, kan gevonden worden in een analyse van de jaarrekeningen va de werkgever. Wanneer blijkt dat deze winstgevend was, kan geoordeeld dat de geen sprake kan zijn van een onredelijke belasting van de werkgever voor het doen van aanpassingen voor zijn werkgever en het ontslag dan ook niet gerechtvaardigd kan worden door budgettaire of afdoende economische overwegingen.
 

Publicatie
tijdschrift: 
(nog) niet gepubliceerd

H. wonende te ( ... ), appellante,

tegen

M( ... ) NV,met maatschappelijke zetel te ( ... ), geïntimeerde,

mede in zake

INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME, met maatschappelijke zetel te 1000 BRUSSEL, Koningsstraat 138, vrijwillig tussenkomende partij,

Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel het volgend arrest uit:

Gelet op […]

 

Noot: 

Is dit arrest wel zo progressief als het eruit ziet? Opent dit arrest geen deur voor de werkgever om mist betaling van 12.500 euro, desnoods na procedure "verlost" te zijn van zijn werknemer (ex)-kankerpatiënt?

Gerelateerd

lees verder

Redelijkheid van de aanpassingen op het werk voor een gehandicapte beoordeling aan de hand van winst van de onderneming

$
0
0
Plaats van uitspraak: Brussel
Instantie: Arbeidshof
Datum van de uitspraak: 
din, 20/02/2018
A.R.: 
2016/ AB/959

Het antwoord op de vraag of de aanpassingen die kunnen verwacht worden door de werkgever al dan niet redelijk zijn, kan gevonden worden in een analyse van de jaarrekeningen van de werkgever. Wanneer blijkt dat de werkgever winst maakt, kan geoordeeld dat er geen sprake kan zijn van een onredelijke belasting van de werkgever voor het doen van aanpassingen voor zijn werknemer en het ontslag dan ook niet gerechtvaardigd kan worden door budgettaire of afdoende economische overwegingen.

De blijvende gevolgen van kanker dienen door een werkgever aanzien als een handicap waartoe hij verplicht is aanpassingen te doen zodat een kankerpatiënt de tewerkstelling kan verder zetten.

Een ontslag gegeven aan een werknemer die ingevolge kanker een beperking heeft opgelopen met vermelding op de C4 "gebrek aan geschikt werk", resulteert in een recht op schadevergoeding, te dezen 12.500 euro.

Het weigeren om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van personen met een handicap wordt als verboden discriminatie wordt beschouwd.

De handicap en de huidige of toekomstige gezondheidstoestand van een individu zijn beschermde criteria, die op grond van art. 5 van toepassing zijn in de arbeidsbetrekkingen.

Deze bescherming geldt ondermeer bij de ontslagregelingen in de private sector. 

Discriminatie kan direct of indirect zijn. In geval van handicap mag men redelijke aanpassingen verwachten.

Op grond van art. 14 van de antidiscriminatiewet wordt o.m. onder discriminatie verstaan: een weigering om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van een persoon met een handicap.

Redelijke aanpassingen zijn: passende maatregelen die in een concrete situatie en naargelang de behoefte worden getroffen om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang te hebben tot, deel te nemen aan en vooruit te komen in de aangelegenheden waarop deze wet van toepassing is, tenzij deze maatregelen een onevenredige belasting vormen voor de persoon die deze maatregelen moet treffen {art. 4, 12" antidiscriminatiewet).

Passende doeltreffende en praktische maatregelen die gericht zijn op aanpassing van de werkplek aan de behoeften van de werknemer met een handicap, zijn bijvoorbeeld aanpassing van gebouwen, uitrusting, arbeidsritme, en taakverdeling, of voorzien in opleidings-en integratiemiddelen.

Het begrip handicap kan gedefinieerd worden als "een beperking die met name het gevolg is van (langdurige) lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen.

Het begrip "handicap" verschilt van het begrip "ziekte", waardoor een eenvoudige gelijkstelling van de twee begrippen uitgesloten is. Dit neemt niet weg dat een ziekte een handicap kan uitmaken, wanneer men te maken heeft met een gezondheidstoestand die voortvloeit uit een door een arts gediagnosticeerde geneeslijke of ongeneeslijke ziekte en wanneer deze ziekte leidt tot een beperking die onder meer het gevolg is van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkenen kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsteven deel te nemen, en die beperking langdurig is.

Een beperking kan slechts als een 'handicap' worden opgevat indien het waarschijnlijk is dat zij van lange duur is.

Art. 36bis §1 van dit KB (thans art. I. 4-36 van de Codex Welzijn op het werk) legt aan de werkgever de plicht op om alle werknemers te informeren die al dan niet onderworpen zijn aan het verplicht gezondheidstoezicht, over hun recht te genieten van een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting in geval van arbeidsongeschiktheid, met het oog op een eventuele aanpassing van hun werkpost.

Discriminatie op basis van handicap ook plaats vinden zonder vraag tot progressieve werkhervatting,

Discriminatie vereist geen opzet.

De aansprakelijkheid van degene die discrimineert, is in geen enkel opzicht afhankelijk is van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond.

Bij het beoordelen van het discriminatoir karakter van een handeling speelt het intentioneel element van de persoon die de handeling stelt, geen enkele rol.

Er kan dus sprake zijn van een discriminatie zonder dat de de persoon die de discriminatie stelt, te dezen de werkgever, de intentie tot discrimineren had.
 

Publicatie
tijdschrift: 
(nog) niet gepubliceerd

H. wonende te ( ... ), appellante,

tegen

M( ... ) NV,met maatschappelijke zetel te ( ... ), geïntimeerde,

mede in zake

INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME, met maatschappelijke zetel te 1000 BRUSSEL, Koningsstraat 138, vrijwillig tussenkomende partij,

Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel het volgend arrest uit:

Gelet op […]

Noot: 

Is dit arrest wel zo progressief als het eruit ziet? Opent dit arrest geen deur voor de werkgever om mist betaling van 12.500 euro, desnoods na procedure "verlost" te zijn van zijn werknemer (ex)-kankerpatiënt?

Gerelateerd

lees verder

Risico van waardestijging en waardedaling bij teruggave ingevolge nietige overeenkomst

$
0
0

De nietigheid van de overeenkomst heeft in principe de restitutio in integrum tot gevolg. De contractanten moeten worden teruggeplaatst in de toestand waarin ze zich zouden bevinden ware de overeenkomst nooit gesloten. Zij kunnen bijgevolg hetgeen ter uitvoering van de nietige overeenkomst werd gepresteerd terugvorderen op grond van art. 1235 en 1376 B.W. De restitutie geschiedt in natura. Wanneer dit niet meer mogelijk is door en equivalente vergoeding.

Indien de goederen op het ogenblik van de vernietiging nog in het vermogen van de restitutieschuldenaar aanwezig zijn, dient hij de goederen in natura terug te geven aan de restitutieschuldeiser, ongeacht de waardestijging of - daling van de goederen; de restitutieschuldeiser wordt geacht eigenaar van de goederen te zijn gebleven, zodat hij de risico's van een economische waardestijging of - daling van de goederen moet dragen, behoudens indien dit verschil in waarde toe te schrijven is aan het doen of laten van de restitutieschuldenaar

De gevolgen van een nietig contract - de restitutio in integrum - gevolgen met betrekking tot waardeschommeling

Een nietig het contract wordt geacht nooit te hebben bestaan.

Prijsbewimpeling bij verkoop onroerend goed, NJW 162, 368 met toelichting over het adagium in pari causa

Nuttige tips: 

De nietigheid van een overeenkomst heeft een retroactief karakter waarbij de partijen in hun oorspronkelijke toestand moeten worden teruggeplaatst.

De rechtspraak en zowel de rechtsleer biedt hierover in België weinig zekerheid.

De wetgeving blijft al helemaal in gebreke.

Eigenlijk kan gesteld worden dat de wederzijdse teruggavenplicht, met name de restitutie voortvloeit uit de nietigheid zelf.

De Duitse rechtspraak en rechtsleer baseert de restitutieplicht op de onrechtmatige verrijking.

Nu de werkelijke oorzaak van de verrijking verdwijnt, met name de overeenkomst, is er dan ook aanleiding tot volledige restitutie.

De Nederlandse rechtsleer en rechtspraak heeft het eerder over de onverschuldigde betaling.

Nu de oorzaak en het voorwerp van de overeenkomst verdwijnt door de nietigheid is er geen geldige oorzaak en voorwerp meer.

Evenzeer kan de restitutie verdedigd worden op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid, meer bepaald op basis van artikel 1382 ev. B.W. waarbij dan ook de voorwaarden van dit artikel dienen vervuld te zijn.

Toch kunnen deze theorieën in vraag gesteld worden aangezien de teruggave niet gebaseerd is op basis van fout en dus zeker niet op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid, onverminderd de mogelijkheid om op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid aanvullende schadevergoeding te vorderen.

De fout is geen criterium en ook de schade is geen criterium maar wel de verrichte onrechtmatige prestatie is de maat van de restitutieverbintenis.

Een nietige overeenkomst heeft rechtsgevolgen op zichzelf, namelijk de restitutio. Er anders over oordelen zou stellen dat een nietige overeenkomst geen rechtsgevolgen zou hebben.

Meer zelfs, de nietigheid is een sanctie waardoor principieel geen enkel juridisch en feitelijk gevolg uit het contract nog mag worden verleend.

Kortom: de restitutie volgt rechtstreeks uit de nietigheid, weze het dat de restitutie moet worden gevorderd en niet van rechtswege kan worden toegekend.

 

In bepaalde gevallen en onder zekere voorwaarden kan de teruggave echter worden afgeremd door de werking van het adagium "in pari causa turpitudinis cessat repetitio".

Evenwel is de rechter geenszins verplicht dit te doen, want deze rechtsregel is geen verplichte norm, maar slechts een facultatieve regel.

Het adagium beoogt een doelmatige hantering van de nietigheidssanctie door de normale gevolgen van deze sanctie, m.n. de restitutio in integrum, te verhinderen telkens als dit zou leiden tot een ernstige verstoring van de maatschappelijke orde. Met wat deze maatschappelijke orde nu in concreto het meest gebaat wordt, wordt aan de soevereine appreciatie van de feitenrechter overgelaten. Door het facultatief karakter van het adagium beschikt de rechter over een soepel instrument waarmee hij een maatschappelijk aanvaardbare oplossing poogt na te streven.

zie Hof van beroep Gent 08/11/2006

In het voorliggend geval oordeelde een rechter dat een vastgoedmakelaar die een vordering instelde op basis van en nietige overeenkomst, deze overeenkomst wel nietig zag verklaren maar toch aanspraak kon maken op een vergoeding voor zijn prestaties. Nochtans wou de wetgever de praktijk van de vastgoedmakelaars regulariseren en was het wellicht de bedoeling een recht op vergoeding te ontzeggen aan zij die de dwingende bepalingen niet respecteerden en op die wijze de rechten van consumenten krenkten en ter zelfder tijd de vrije markt alwaar andere makelaars opereren die wel de wet respecteren.

Maar wie onrechtmatig in strijd met de wet of de reglemeneringen, zelfs in strijd met een correcte interpretatie van de overeenkomst gelden heeft ontvangen dient gehouden tot terugbetaling, ook al werden hiervoor prestaties uitgevoerd. Zo zal een verhuurder van onbewoonbare woningen gehouden zijn tot terugbetaling van de ontvangen huurgelden en zal de valse arts zonder diploma zijn patiënten dienen terug te betalen. Omgekeerd kan er geen vordering gesteld worden tot het bekomen van afgesproken vergoedingen die in het zwart zouden dienen betaald te worden. (Prijsbewimpeling bij verkoop onroerend goed, NJW 162, 368).

 

Rechtsleer:

• Hoe nietig is nietig, Beschouwingen omtrent het nietigheidsbegrip in het contractenrecht. J. Hijma, 1998 (Nederlands recht).

• Overeenkomst aangetast door een nietigheidsgrond gerechtelijke wegen. T. Tanghe, Tijdschrift voor Privaat Recht pagina 705

Hoewel de nietigheidssanctie traditioneel vanuit het onderscheid tussen absolute en relatieve nietigheid wordt bestudeerd, kiest de auteur in deze bijdrage voor een nieuwe benadering.

De aantasting van een overeenkomst door een nietigheidsgrond wordt er bestudeerd vanuit de drie “wegen” waarlangs deze in een procedure aan bod kan komen:

1) een procespartij stelt een (tegen)vordering tot nietigverklaring in,

2) een procespartij werpt de exceptie van nietigheid op of

3) de rechter werpt de nietigheidsgrond ambtshalve op.

Zowel op het vlak van het toepassingsgebied, de gevolgen als de verjaring bleek een afzonderlijke behandeling van de drie wegen van belang. Deze nieuwe benadering laat tevens toe duidelijk de verschillen te zien met een automatisch werkende (absolute) nietigheid die in vele Europese rechtsstelsels gangbaar is.

rechtspraak: Cass. 8 december 1966, Pas., 1967, I,434

 

 

 

Gerelateerd

lees verder

Teruggave na nietigverklaring van de overeenkomst tegen welke waarde

$
0
0

De nietigheid van de overeenkomst heeft in principe de restitutio in integrum tot gevolg. De contractanten moeten worden teruggeplaatst in de toestand waarin ze zich zouden bevinden ware de overeenkomst nooit gesloten. Zij kunnen bijgevolg hetgeen ter uitvoering van de nietige overeenkomst werd gepresteerd terugvorderen op grond van art. 1235 en 1376 B.W. De restitutie geschiedt in natura. Wanneer dit niet meer mogelijk is door en equivalente vergoeding.

Indien de goederen op het ogenblik van de vernietiging nog in het vermogen van de restitutieschuldenaar aanwezig zijn, dient hij de goederen in natura terug te geven aan de restitutieschuldeiser, ongeacht de waardestijging of - daling van de goederen; de restitutieschuldeiser wordt geacht eigenaar van de goederen te zijn gebleven, zodat hij de risico's van een economische waardestijging of - daling van de goederen moet dragen, behoudens indien dit verschil in waarde toe te schrijven is aan het doen of laten van de restitutieschuldenaar

De gevolgen van een nietig contract - de restitutio in integrum - gevolgen met betrekking tot waardeschommeling

Een nietig het contract wordt geacht nooit te hebben bestaan.

Prijsbewimpeling bij verkoop onroerend goed, NJW 162, 368 met toelichting over het adagium in pari causa

Nuttige tips: 

De nietigheid van een overeenkomst heeft een retroactief karakter waarbij de partijen in hun oorspronkelijke toestand moeten worden teruggeplaatst.

De rechtspraak en zowel de rechtsleer biedt hierover in België weinig zekerheid.

De wetgeving blijft al helemaal in gebreke.

Eigenlijk kan gesteld worden dat de wederzijdse teruggavenplicht, met name de restitutie voortvloeit uit de nietigheid zelf.

De Duitse rechtspraak en rechtsleer baseert de restitutieplicht op de onrechtmatige verrijking.

Nu de werkelijke oorzaak van de verrijking verdwijnt, met name de overeenkomst, is er dan ook aanleiding tot volledige restitutie.

De Nederlandse rechtsleer en rechtspraak heeft het eerder over de onverschuldigde betaling.

Nu de oorzaak en het voorwerp van de overeenkomst verdwijnt door de nietigheid is er geen geldige oorzaak en voorwerp meer.

Evenzeer kan de restitutie verdedigd worden op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid, meer bepaald op basis van artikel 1382 ev. B.W. waarbij dan ook de voorwaarden van dit artikel dienen vervuld te zijn.

Toch kunnen deze theorieën in vraag gesteld worden aangezien de teruggave niet gebaseerd is op basis van fout en dus zeker niet op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid, onverminderd de mogelijkheid om op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid aanvullende schadevergoeding te vorderen.

De fout is geen criterium en ook de schade is geen criterium maar wel de verrichte onrechtmatige prestatie is de maat van de restitutieverbintenis.

Een nietige overeenkomst heeft rechtsgevolgen op zichzelf, namelijk de restitutio. Er anders over oordelen zou stellen dat een nietige overeenkomst geen rechtsgevolgen zou hebben.

Meer zelfs, de nietigheid is een sanctie waardoor principieel geen enkel juridisch en feitelijk gevolg uit het contract nog mag worden verleend.

Kortom: de restitutie volgt rechtstreeks uit de nietigheid, weze het dat de restitutie moet worden gevorderd en niet van rechtswege kan worden toegekend.

 

In bepaalde gevallen en onder zekere voorwaarden kan de teruggave echter worden afgeremd door de werking van het adagium "in pari causa turpitudinis cessat repetitio".

Evenwel is de rechter geenszins verplicht dit te doen, want deze rechtsregel is geen verplichte norm, maar slechts een facultatieve regel.

Het adagium beoogt een doelmatige hantering van de nietigheidssanctie door de normale gevolgen van deze sanctie, m.n. de restitutio in integrum, te verhinderen telkens als dit zou leiden tot een ernstige verstoring van de maatschappelijke orde. Met wat deze maatschappelijke orde nu in concreto het meest gebaat wordt, wordt aan de soevereine appreciatie van de feitenrechter overgelaten. Door het facultatief karakter van het adagium beschikt de rechter over een soepel instrument waarmee hij een maatschappelijk aanvaardbare oplossing poogt na te streven.

zie Hof van beroep Gent 08/11/2006

In het voorliggend geval oordeelde een rechter dat een vastgoedmakelaar die een vordering instelde op basis van en nietige overeenkomst, deze overeenkomst wel nietig zag verklaren maar toch aanspraak kon maken op een vergoeding voor zijn prestaties. Nochtans wou de wetgever de praktijk van de vastgoedmakelaars regulariseren en was het wellicht de bedoeling een recht op vergoeding te ontzeggen aan zij die de dwingende bepalingen niet respecteerden en op die wijze de rechten van consumenten krenkten en ter zelfder tijd de vrije markt alwaar andere makelaars opereren die wel de wet respecteren.

Maar wie onrechtmatig in strijd met de wet of de reglemeneringen, zelfs in strijd met een correcte interpretatie van de overeenkomst gelden heeft ontvangen dient gehouden tot terugbetaling, ook al werden hiervoor prestaties uitgevoerd. Zo zal een verhuurder van onbewoonbare woningen gehouden zijn tot terugbetaling van de ontvangen huurgelden en zal de valse arts zonder diploma zijn patiënten dienen terug te betalen. Omgekeerd kan er geen vordering gesteld worden tot het bekomen van afgesproken vergoedingen die in het zwart zouden dienen betaald te worden. (Prijsbewimpeling bij verkoop onroerend goed, NJW 162, 368).

 

Rechtsleer:

• Hoe nietig is nietig, Beschouwingen omtrent het nietigheidsbegrip in het contractenrecht. J. Hijma, 1998 (Nederlands recht).

• Overeenkomst aangetast door een nietigheidsgrond gerechtelijke wegen. T. Tanghe, Tijdschrift voor Privaat Recht pagina 705

Hoewel de nietigheidssanctie traditioneel vanuit het onderscheid tussen absolute en relatieve nietigheid wordt bestudeerd, kiest de auteur in deze bijdrage voor een nieuwe benadering.

De aantasting van een overeenkomst door een nietigheidsgrond wordt er bestudeerd vanuit de drie “wegen” waarlangs deze in een procedure aan bod kan komen:

1) een procespartij stelt een (tegen)vordering tot nietigverklaring in,

2) een procespartij werpt de exceptie van nietigheid op of

3) de rechter werpt de nietigheidsgrond ambtshalve op.

Zowel op het vlak van het toepassingsgebied, de gevolgen als de verjaring bleek een afzonderlijke behandeling van de drie wegen van belang. Deze nieuwe benadering laat tevens toe duidelijk de verschillen te zien met een automatisch werkende (absolute) nietigheid die in vele Europese rechtsstelsels gangbaar is.

rechtspraak: Cass. 8 december 1966, Pas., 1967, I,434

 

 

 

Gerelateerd

lees verder

Voyeurisme

$
0
0

Door de wet van 1 februari 2016 werd Voyeurisme strafbaar gesteld vanaf 29/02/2016.

Hierdoor werden een aantal nieuwe bepalingen opgenomen in de bestaande wetgeving

Uittreksel uit het strafwetboek

"Art. 371/1. Met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar wordt gestraft hij die :
1° een persoon observeert of doet observeren of van hem een beeld- of geluidsopname maakt of doet maken,
- rechtstreeks of door middel van een technisch of ander hulpmiddel,
- zonder de toestemming van die persoon of buiten zijn medeweten,
- terwijl hij ontbloot is of een expliciete seksuele daad stelt, en
- terwijl hij zich in omstandigheden bevindt, waar hij in redelijkheid kan verwachten dat zijn persoonlijke levenssfeer niet zal worden geschonden;
2° de beeld- of geluidsopname van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt zonder diens toestemming of buiten diens medeweten toont, toegankelijk maakt of verspreidt, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan.
Worden deze feiten gepleegd op de persoon of met behulp van de persoon van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar, dan wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
Is de minderjarige geen volle zestien jaar oud, dan is de straf opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
Het voyeurisme bestaat, zodra er begin van uitvoering is.".

 

 

 

Gerelateerd

De verkoop van een verhuurd onroerend goed in de praktijk

$
0
0
Publicatie
Auteur: 
Schenk G
Uitgever: 
Kluwer
Jaargang: 
2015
ISBN nummer: 
9789046579084
Samenvatting

Bespreking door de uitgever:

De huur- en de koopovereenkomst voor een onroerend goed behoren tot het dagelijks leven van elke vastgoedprofessional. De samenloop van beide contracten echter veroorzaakt dikwijls twijfel en onzekerheidbij de stakeholders (verkoper, koper, huurder, adviseurs, …).

Als de eigenaar-verhuurder zijn pand verkoopt, gebeurt het geregeld dat de koper dit wil exploiteren op een wijze die niet langer strookt met de huurtoestand.

Moet de koper het lopende huurcontract – waaraan hij toch “vreemd” is – respecteren (de al dan niet tegenwerpelijkheid van de huurovereenkomst)?
Kan de eigenaar de huurder (vroegtijdig) opzeggen en vooral tegen welke prijs?
Dit boek biedt een klare kijk per huurregime op deze voor de praktijk belangrijkste vragen. Daarnaast geeft het ook een antwoord op andere frequente kwesties zoals het lot van de verbouwingswerken en of de koper zomaar vrede moet nemen met de huurprijs. Op die manier wordt een totaalbeeld geschetst van alle aspecten horend bij de verkoop van een verhuurd onroerend goed.

De gehanteerde “Q & A-method” moet de gebruiker in staat stellen om uit een wirwar van regels een correct en toegankelijk antwoord te distilleren.

Met zijn diepgaande analyse, diverse praktijktips, uitgewerkte cases en modellen, biedt dit werk een absolute must have voor iedereen die wordt geconfronteerd met de verkoop van een verhuurd onroerend goed.

Dit boek maakt deel uit van de bibliotheek van advocatenkantoor elfri.be zowel in papieren vorm als elektronisch

Afbeelding boek Verkoop van een verhuurd onroerend boek

Gerelateerd
Bibliotheek
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Model verzoekschrift tot het bekomen van loondelegatie voor onderhoudsgeld

$
0
0
Prijs (in euro): 
85.00€
Bestelcode: 
W303

Dit algemeen model voorziet in de verschillende mogelijke vorderingen die kunnen ingesteld worden voor de familierechter inzake onderhoudsgelden. 

Het voorwerp van de vraag kan zijn:

• vraag tot loondelegatie

• vraag tot vaststelling van een onderhoudsgeld

• vraag tot verhoging onderhoudsgeld

• vraag tot afschaffing onderhoudsgeld

• vraag tot vermindering onderhoudsgeld

 

Uittrreksel burgerlijk wetboek

Gerelateerd

lees verder

Model verzoekschrift tot het bekomen van onderhoudsgeld

$
0
0
Prijs (in euro): 
85.00€
Bestelcode: 
W303

Dit algemeen model voorziet in de verschillende mogelijke vorderingen die kunnen ingesteld worden voor de familierechter inzake onderhoudsgelden. 

Het voorwerp van de vraag kan zijn:

• vraag tot loondelegatie

• vraag tot vaststelling van een onderhoudsgeld

• vraag tot verhoging onderhoudsgeld

• vraag tot afschaffing onderhoudsgeld

• vraag tot vermindering onderhoudsgeld

 

Uittrreksel burgerlijk wetboek

Gerelateerd

lees verder

Model verzoekschrift tot het verhogen over van onderhoudsgeld

$
0
0
Prijs (in euro): 
85.00€
Bestelcode: 
W303

Dit algemeen model voorziet in de verschillende mogelijke vorderingen die kunnen ingesteld worden voor de familierechter inzake onderhoudsgelden. 

Het voorwerp van de vraag kan zijn:

• vraag tot loondelegatie

• vraag tot vaststelling van een onderhoudsgeld

• vraag tot verhoging onderhoudsgeld

• vraag tot afschaffing onderhoudsgeld

• vraag tot vermindering onderhoudsgeld

 

Uittrreksel burgerlijk wetboek

Gerelateerd

lees verder

Model verzoekschrift tot het afschaffing van onderhoudsgeld

$
0
0
Prijs (in euro): 
85.00€
Bestelcode: 
W303

Dit algemeen model voorziet in de verschillende mogelijke vorderingen die kunnen ingesteld worden voor de familierechter inzake onderhoudsgelden. 

Het voorwerp van de vraag kan zijn:

• vraag tot loondelegatie

• vraag tot vaststelling van een onderhoudsgeld

• vraag tot verhoging onderhoudsgeld

• vraag tot afschaffing onderhoudsgeld

• vraag tot vermindering onderhoudsgeld

 

Uittrreksel burgerlijk wetboek

Gerelateerd

lees verder

Model verzoekschrift tot vermindering van onderhoudsgeld

$
0
0
Prijs (in euro): 
85.00€
Bestelcode: 
W303

Dit algemeen model voorziet in de verschillende mogelijke vorderingen die kunnen ingesteld worden voor de familierechter inzake onderhoudsgelden. 

Het voorwerp van de vraag kan zijn:

• vraag tot loondelegatie

• vraag tot vaststelling van een onderhoudsgeld

• vraag tot verhoging onderhoudsgeld

• vraag tot afschaffing onderhoudsgeld

• vraag tot vermindering onderhoudsgeld

 

Uittrreksel burgerlijk wetboek

Gerelateerd

lees verder

Model algemene aankoopvoorwaarden

$
0
0
Prijs (in euro): 
185.00€
Bestelcode: 
J2

Dit unieke en zeer volledige document bestaat uit aankoopvoorwaarden aan de hand waarvan uw onderneming kan bepalen onder welke voorwaarden uw aankopen door uw leveranciers zullen verlopen, met uitdrukkelijke bepaling van de rechteen van u als koper en duiding van de plichten van de verkoper. 

Gerelateerd

lees verder

Betekening aan een vennootschap - Betekening aan aan het orgaan of de aangestelde

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
din, 02/05/2017
A.R.: 
P. 16.0702N

Krachtens artikel 34 Gerechtelijk Wetboek wordt de betekening aan een rechtspersoon geacht aan de persoon te zijn gedaan, wanneer het afschrift van de akte is overhandigd aan het orgaan of de aangestelde die krachtens de wet, de sta-tuten of een regelmatige opdracht bevoegd is om de rechtspersoon in rechte te ver-tegenwoordigen.

Artikel 35, eerste en tweede lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat indien de bete-kening niet aan de persoon kan worden gedaan, deze aan de woonplaats of gewo-ne verblijfplaats van de geadresseerde dan wel, voor een rechtspersoon, aan de maatschappelijke of administratieve zetel gebeurt. Hierbij wordt de akte ter hand gesteld aan een bloedverwant, een aanverwant, een dienstbode of een aangestelde van de geadresseerde.

Er is sprake van een aangestelde in de zin van deze bepalingen vanaf het ogenblik dat er een verhouding bestaat tussen de bestemmeling van het exploot en de persoon die het afschrift ervan in ontvangst neemt, die van die aard is dat men redelijkerwijze kan veronderstellen dat deze het afschrift aan de bestemmeling zal overhandigen.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1176
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

AR nr. P.16.0702.N

R. en E. BVBA S.-E.

I. Rechtspleging voor het Hof

De cassatieberoepen zijn gericht tegen een vonnis in hoger beroep van de Correctionele Rechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, van 29 april 2016.

...

II. Beslissing van het Hof

Beoordeling

Eerste middel

Noot: 

Nico Clijmans, De betekening aan een vennootschap in vereffening met een voorlopige bewindvoerder., RABG 2015/17, 1221

Gerelateerd

lees verder


Begrip onderneming - Onderwijsinstelling

$
0
0
Instantie: Hof van Justitie
Datum van de uitspraak: 
maa, 20/02/2017
A.R.: 
C‑74/16

Staatssteun – Artikel 107, lid 1, VWEU – Begrip ‚staatssteun’ – Begrippen ‚onderneming’ en ‚economische activiteit’ – Andere voorwaarden voor toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU – Artikel 108, leden 1 en 3, VWEU – Begrippen ‚bestaande steun’ en ‚nieuwe steun’ – Overeenkomst van 3 januari 1979 gesloten tussen het Koninkrijk Spanje en de Heilige Stoel – Belasting op de gebouwen, de installaties en de werken – Vrijstelling voor de onroerende zaken van de Katholieke Kerk

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1171
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer)

27 juni 2017 (Procestaal Spaans)

In zaak C‑74/16,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Juzgado de lo Contencioso-Administrativo n° 4 de Madrid (bestuursrechter nr. 4 Madrid, Spanje) bij beslissing van 26 januari 2016, ingekomen bij het Hof op 10 februari 2016, in de procedure

Congregación de Escuelas Pías Provincia Betania

tegen

Ayuntamiento de Getafe,

wijst

Gerelateerd

lees verder

IPR - Toepasselijk recht van het land waar een partij haar gewone verblijfplaats heeft – Voorwaarde

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
vri, 24/02/2017
A.R.: 
C.16.0327.N

Uit artikel 8, tweede lid, EVO volgt dat een partij zich slechts kan beroepen op het recht van het land waar zij haar gewone verblijfplaats heeft, indien zij het verweer voert dat zij volgens dit recht geen toestemming tot de overeenkomst heeft verleend en zij aantoont dat het in de gegeven omstandigheden niet redelijk zou zijn de gevolgen van haar gedrag te bepalen overeenkomstig het recht dat ingevolge het eerste lid van toepassing is; enkel in dat geval dient de rechter, krachtens artikel 8, tweede lid, EVO, te onderzoeken of uit het recht van het land waar de partij haar gewone verblijfplaats heeft, blijkt dat zij geen toestemming tot de overeenkomst heeft verleend.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1176
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Nr. C.16.0327.N

L'ASSOCIATION POUR LA GESTION DE L'ORCHESTRE PHILHAR-MONIQUE ET DE L'OPERA DE MONTE-CARLO (OPERA DE MONTE CARLO - ASSOCIATION), met zetel te 98007 Monaco (Vorstendom Monaco), B.P. 139 Place du Casino,
eiseres,

1. KUNSTHUIS OPERA VLAANDEREN, BALLET VLAANDEREN vzw, met zetel te 2018 Antwerpen, Van Ertbornstraat 8,
2. G. J.,
verweerders,

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 1 februari 2016.

Gerelateerd

Overige rechtspraak:

Cass. 5 december 2008, R.W. 2009-10, 408, met noot H. Storme.

Rechtsleer:

Artikel 21 EEX: Een ontsnappingsroute voor forumbedingen?, Sofie Geyskens, Jura falconis, 1999-2000, nr 2, p. 237-254, lees deze bijdrage in jura falconis

lees verder

Ondertekening van een vonnis door griffier die zitting heeft gehouden op de terechtzitting waarop de zaak is gepleit en in beraad genomen

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
don, 27/10/2016
A.R.: 
D.16.0010.F

Uit de artikelen 780, 1°, 782, eerste lid, en 785, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgt niet dat een vonnis moet worden ondertekend door een griffier die zitting heeft gehouden op de terechtzitting waar de zaak werd gepleit en in beraad genomen.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1177
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

AR nr. D.16.0010.F

F. t/ Ordre français des avocats du barreau de Bruxelles en procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Brussel

I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen de beslissing van de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep van de advocaten van 16 maart 2016.

...

III. Beslissing van het Hof

Beoordeling

Middel

Gerelateerd

lees verder

Juridische websites en databanken

Rechter die juridische omschrijving geeft aan feiten moet partijen niet toestaan daarover tegenspraak te voeren

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
vri, 12/02/2016
A.R.: 
C.15.0259.F

De rechter moet de juridische aard van de door de partijen aangevoerde feiten onderzoeken en mag, ongeacht de juridische omschrijving die de partijen daaraan hebben gegeven, de door hen aangevoerde redenen ambtshalve aanvullen, op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen het bestaan hebben uitgesloten, enkel steunt op feiten die hem regelmatig zijn voorgelegd en het voorwerp noch de oorzaak van de vordering wijzigt en het recht van verdediging van de partijen eerbiedigt

Wanneer de partijen feiten aanvoeren waarop zij hun vordering of hun verweermiddel steunen, zonder daaraan een juridische omschrijving te geven of enige rechtsgrond te vermelden, miskent de rechter die de voormelde feiten kwalificeert en daarop een rechtsgrond toepast zonder de partijen toe te staan daarover tegenspraak te voeren, hun recht van verdediging niet.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1178
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

1. M. L.
2. IMMOBILIÈRE DE LA FERRIÈRES bvba,
tegen
A. L.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 5 december 2014.

II. CASSATIEMIDDEL
De eisers voeren in hun verzoekschrift, dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof

Eerste onderdeel

Noot: 

zie ook Cass. 27 juni 2013, AR C.11.0508.F, AC 2013, nr. 399, Cass. 29 april 1983, RW 1983-84, 1827; Cass. 25 juni 1990, RW 1990-91, 1068.

Gerelateerd

lees verder

Viewing all 3409 articles
Browse latest View live