Quantcast
Channel: Advocatenkantoor Elfri De Neve - Goede raad is goud waard - Advocatenkantoor Elfri De Neve
Viewing all 3409 articles
Browse latest View live

Echtscheiding bij volmacht

$
0
0

Door de wet van 5 april 2011 werd de verplichte verschijning in de echtscheiding geschrapt.

De vernederende verplichte aanwezigheid van de echtgenoten op de rechtbank die in lange wachtrijen ten aanzien van de hele stad te kijk werden gezet om te scheiden is hiermee voorbij.

Men kan dus vandaag perfect scheiden zonder persoonlijk op de rechtbank te moeten verschijnen of aanwezig te zijn. Echtgenoten kunnen scheiden terwijl zij of de wederpartij in het buitenland zijn. Een advocaat of volmachtdrager van de notaris kan voor hen de volledige procedure afhandelen in alle sereniteit. De pijnlijke aanwezigheden en confrontaties op notariskabinetten kunnen eveneens vermeden worden. De echtscheiding kan volledig buiten het notariskabinet gebeuren en waar eventueel de tussenkomst van een notaris nodig is voor een vereffening-verdeling kan ook daar de advocaat hen vertegenwoordigen.

Echtgenoten kunnen zich bij een echtscheiding laten vertegenwoordiging door een advocaat en dus louter door de procedure op verschijning van hun advocaat uit de echt scheiden.

Echtgenoten zijn zelfs vrijgesteld van deze verschijning wanneer zij aantonen dat zij op het ogenblik waarop het verzoekschrift is neergelegd al meer dan 6 maanden feitelijk gescheiden leven. In dit geval kan de procedure volledig schriftelijk gebeuren.

De advocaat of notaris gelast met de echtscheidingsprocedure zal hiertoe de nodige stukken neerleggen bij de rechtbank, onverminderd de mogelijkheid dat pertiejen zelf de nodige bewijsstukken hiertoe neerleggen.

Let wel:

De rechter kan de partijen weliswaar gelasten om persoonlijk te verschijnen.

• Op louter verzoek van één van de partijen of het openbaar ministerie
• Indien de rechter de scheidende echtgenoten wil trachten te verzoenen
• Indien de rechter de relevantie wil nagaan van het akkoord over de persoon, het levensonderhoud en de goederen van de kinderen.

Bij de zitting in kort geding waarop de vorderingen over de voorlopige maatregelen met betrekking tot de persoon, het levensonderhoud en de goederen van de kinderen wordt behandeld, moeten de partijen steeds in persoon verschijnen.

Rechtsleer:

• Patrick Senaeve: Afschaffing van de verplichte persoonlijke verschijning in de echtscheidingsprocedure, Commentaar bij de wet van 5 april 2011, T. Fam. 2011/9, 206
Inhoud:
A. EOO
B. voorlopige maatregelen
C; Sanctie verval echtschedingsvordering
D. Inwerkingtreding

Rechtspraak

• Hof van Beroep te Gent, 11e Kamer – 3 maart 2016, RW 2017-2018, 790

Samenvatting

Nog dit: 

Sinds de wet van 5 april 2011, in werking vanaf 1 december 2011 kan gesteld:

Omtrent de persoonlijke aanwezigheid van de partijen bij het kortgeding.
- Die persoonlijke aanwezigheid van partijen is enkel nodig indien er kinderen zijn.
- Die persoonlijke aanwezigheid is enkel verplicht bij behandeling niet bij een vraag tot uitstel.
- Als de partijen niet verschijnen (wanneer er kinderen zijn) kan de zaak niet behandeld worden; aan de advocaten wordt met aandrang gevraagd dat zij hun cliënten informeren dat zij moeten aanwezig zijn bij de behandeling.
- Indien wordt vastgesteld dat de afwezigheid van een partij een manoeuver tot uitstel is, kan dit zijn gevolgen hebben onder andere dat de vordering van die partij als vervallen kan verklaard worden.
- In uitzonderlijke gevallen, zoals in de wet uiteengezet, kan er wel vertegenwoordiging zijn (te vergelijken met de vroegere principes van aanwezigheid van art. 229 Burgerlijk Wetboek die vanaf 1 december 2011 niet meer aangehouden zijn).
 

Commentaar: 

R. Vasseur, Wetgever schudt regels persoonlijke verschijning in echtscheidingszaken dooreen, De Juristenkrant, 232, 29 juni 2011, pagina 4.

Gerelateerd

lees verder


Echtscheiding zonder persoonlijke verschijning

$
0
0

Door de wet van 5 april 2011 werd de verplichte verschijning in de echtscheiding geschrapt.

De vernederende verplichte aanwezigheid van de echtgenoten op de rechtbank die in lange wachtrijen ten aanzien van de hele stad te kijk werden gezet om te scheiden is hiermee voorbij.

Men kan dus vandaag perfect scheiden zonder persoonlijk op de rechtbank te moeten verschijnen of aanwezig te zijn. Echtgenoten kunnen scheiden terwijl zij of de wederpartij in het buitenland zijn. Een advocaat of volmachtdrager van de notaris kan voor hen de volledige procedure afhandelen in alle sereniteit. De pijnlijke aanwezigheden en confrontaties op notariskabinetten kunnen eveneens vermeden worden. De echtscheiding kan volledig buiten het notariskabinet gebeuren en waar eventueel de tussenkomst van een notaris nodig is voor een vereffening-verdeling kan ook daar de advocaat hen vertegenwoordigen.

Echtgenoten kunnen zich bij een echtscheiding laten vertegenwoordiging door een advocaat en dus louter door de procedure op verschijning van hun advocaat uit de echt scheiden.

Echtgenoten zijn zelfs vrijgesteld van deze verschijning wanneer zij aantonen dat zij op het ogenblik waarop het verzoekschrift is neergelegd al meer dan 6 maanden feitelijk gescheiden leven. In dit geval kan de procedure volledig schriftelijk gebeuren.

De advocaat of notaris gelast met de echtscheidingsprocedure zal hiertoe de nodige stukken neerleggen bij de rechtbank, onverminderd de mogelijkheid dat pertiejen zelf de nodige bewijsstukken hiertoe neerleggen.

Let wel:

De rechter kan de partijen weliswaar gelasten om persoonlijk te verschijnen.

• Op louter verzoek van één van de partijen of het openbaar ministerie
• Indien de rechter de scheidende echtgenoten wil trachten te verzoenen
• Indien de rechter de relevantie wil nagaan van het akkoord over de persoon, het levensonderhoud en de goederen van de kinderen.

Bij de zitting in kort geding waarop de vorderingen over de voorlopige maatregelen met betrekking tot de persoon, het levensonderhoud en de goederen van de kinderen wordt behandeld, moeten de partijen steeds in persoon verschijnen.

Rechtsleer:

• Patrick Senaeve: Afschaffing van de verplichte persoonlijke verschijning in de echtscheidingsprocedure, Commentaar bij de wet van 5 april 2011, T. Fam. 2011/9, 206
Inhoud:
A. EOO
B. voorlopige maatregelen
C; Sanctie verval echtschedingsvordering
D. Inwerkingtreding

Rechtspraak

• Hof van Beroep te Gent, 11e Kamer – 3 maart 2016, RW 2017-2018, 790

Samenvatting

Nog dit: 

Sinds de wet van 5 april 2011, in werking vanaf 1 december 2011 kan gesteld:

Omtrent de persoonlijke aanwezigheid van de partijen bij het kortgeding.
- Die persoonlijke aanwezigheid van partijen is enkel nodig indien er kinderen zijn.
- Die persoonlijke aanwezigheid is enkel verplicht bij behandeling niet bij een vraag tot uitstel.
- Als de partijen niet verschijnen (wanneer er kinderen zijn) kan de zaak niet behandeld worden; aan de advocaten wordt met aandrang gevraagd dat zij hun cliënten informeren dat zij moeten aanwezig zijn bij de behandeling.
- Indien wordt vastgesteld dat de afwezigheid van een partij een manoeuver tot uitstel is, kan dit zijn gevolgen hebben onder andere dat de vordering van die partij als vervallen kan verklaard worden.
- In uitzonderlijke gevallen, zoals in de wet uiteengezet, kan er wel vertegenwoordiging zijn (te vergelijken met de vroegere principes van aanwezigheid van art. 229 Burgerlijk Wetboek die vanaf 1 december 2011 niet meer aangehouden zijn).
 

Commentaar: 

R. Vasseur, Wetgever schudt regels persoonlijke verschijning in echtscheidingszaken dooreen, De Juristenkrant, 232, 29 juni 2011, pagina 4.

Gerelateerd

lees verder

Algemene modellenverzameling voor de rechtspraktijk

$
0
0
Titel van het boek: 
AMR
Publicatie
Auteur: 
Declerck A
Auteur: 
De Mey A
Auteur: 
Forrier E
Auteur: 
Marchal P
Auteur: 
Snoeck P
Auteur: 
Soetaert R
Auteur: 
Voet S
Auteur: 
Uyttersprot J
Uitgever: 
Kluwer
Samenvatting

De Algemene Modellenverzameling voor de rechtspraktijk is een belangrijke ruggensteun bij het opstellen van juridische bescheiden. In deze losbladige uitgave vindt u de in de juridische praktijk meest gebruikelijke akten, contracten, modelbrieven, bezwaarschriften, aanvraagformulieren, ingebrekestellingen, enz.

Alle modellen zijn gegroeid uit een jarenlange ervaring, aan de praktijk getoetst en op hun degelijkheid beproefd. Waar nodig vindt ook u de variërende formuleringen en/of niet verplichte clausules, duidelijk herkenbaar door de onderscheiden lettertypes.

Deze modellenverzameling is tevens verkrijgbaar in het Frans : Recueil Général de modèles d'Actes.

Gerelateerd
Bibliotheek
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Algemene modellenverzameling voor de rechtspraktijk

$
0
0
Titel van het boek: 
AMR
Publicatie
Auteur: 
Declerck A
Auteur: 
De Mey A
Uitgever: 
Kluwer
Samenvatting

De Algemene Modellenverzameling voor de rechtspraktijk is een belangrijke ruggensteun bij het opstellen van juridische bescheiden. In deze losbladige uitgave vindt u de in de juridische praktijk meest gebruikelijke akten, contracten, modelbrieven, bezwaarschriften, aanvraagformulieren, ingebrekestellingen, enz.

Alle modellen zijn gegroeid uit een jarenlange ervaring, aan de praktijk getoetst en op hun degelijkheid beproefd. Waar nodig vindt ook u de variërende formuleringen en/of niet verplichte clausules, duidelijk herkenbaar door de onderscheiden lettertypes.

Deze modellenverzameling is tevens verkrijgbaar in het Frans : Recueil Général de modèles d'Actes.

Gerelateerd
Bibliotheek
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Modellen voor de kantoororganisatie

$
0
0
Publicatie
Auteur: 
OVB
Uitgever: 
OVB
Jaargang: 
2018
Samenvatting

Deze modellen voor kantoororganisatie werden gebundeld en exclusief ter beschikking gesteld door de OVB aan de Vlaamse advocaten, als nuttig en vrijblijvend werkinstrument.

Met die dynamische verzameling tracht zij de juridische actualiteit voor de advocatuur te implementeren. De modellen die die in deze eerste editie van de collectie worden aangeboden aanbieden, zijn nog niet volledig en zullen permanent verder worden aangevuld.

Zo bevat de bundel modellen over de nieuwe witwaspreventiewet en de GDPR die u helpen uw wettelijke verplichtingen na te komen.
Om bijvoorbeeld aan de wettelijke plicht tot identificatie en verificatie van de identiteiten van de cliënt van de advocaat, de lasthebber van de cliënt en de uiteindelijke begunstigde van de cliënt te voldoen, zitten de witwasmodellen, modelbrieven en modelformulieren identificatie cliënt en diens lasthebber en uiteindelijke begunstigde in de modellenverzameling vervat.

Wanneer een advocaat geconfronteerd wordt met geldmiddelen, uit te voeren verrichtingen of feiten waarvan hij u weet, vermoedt of redelijke gronden heeft om te vermoeden dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, moet de advocaat zijn stafhouder daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen. Dat kan met het model van begeleidende brief aan de stafhouder en door invulling van het model meldingsformulier.

Advocaten zijn niet verplicht om de aangeboden modellen te gebruiken en kunnen perfect hun eigen modellen opstellen en gebruiken. De aangeboden modellen moeten bovendien aangepast aan de specifieke omstandigheden en betrokken personen.

De Orde van Vlaamse Balies is niet aansprakelijk voor de gevolgen van het gebruik van de aangeboden modellen.

De Vlaamse advocaten kunnen hun persoonlijk paswoord de modellenverzameling consulteren op het privaat luik van de OVB via deze link.
 

Inhoudstafel tekst: 

 

Deel I. Toegang tot het beroep, stage en vorming 6
1. Stage 7
1.1 Modelcontract stageovereenkomst 7
1.2 Verzoek tot inschrijving op de lijst van de stagiairs 14
1.3 Vertrouwelijke verklaring aan de stafhouder 17
1.4 Verzoek tot inschrijving op het tableau 18
1.5 Eindverslag van de stagiair 20
1.6 Eindverslag van de stagemeester 25
1.7 Verslag van de voorzitter BJB of bij delegatie 31
2. Bekwaamheidsproef 32
2.1 KB van 24 augustus 1970 tot invoering van een afwijking van de voorwaarde van nationaliteit gesteld bij artikel 428 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het voeren van de titel en de uitoefening van het beroep van advocaat 32
2.2 Aanvraagformulier deelname bekwaamheidsproef 33
2.3 Toelichting: toegang van de onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie tot het beroep van advocaat dat zal worden uitgeoefend aan een Vlaamse balie 35
3. Permanente vorming 38
3.1 Evaluatieformulier 38
3.2 Aanwezigheidsattest voor de advocaat 40

Deel II. Uitoefening van het beroep van advocaat 41
1. Informatieverplichting 42
2. Overeenkomst tussen advocaat en private cliënt (GDPR) 43
3. Witwaspreventie 50
3.1 Wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten 50
3.2 Afdeling III.1.2 Witwaspreventie van de Codex Deontologie voor Advocaten 51
3.3 Nationale lijst van personen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen worden bevroren in het kader van de strijd tegen de financiering van het terrorisme 52
3.4 Nota identificatie van de cliënt – natuurlijke persoon die persoonlijk aanwezig is 53
3.5 Modelbrief: identificatie van de cliënt – natuurlijke persoon die niet persoonlijk aanwezig is 54
3.6 Modelbrief: identificatie van de cliënt – rechtspersoon 55
3.7 Modelformulier identificatie cliënt – natuurlijke persoon 56
3.8 Modelformulier identificatie cliënt – rechtspersoon 57
3.9 Modelbrief: identificatie lasthebbers van cliënt – natuurlijke persoon 60
3.10 Modelbrief: identificatie lasthebbers van cliënt – rechtspersoon 61
3.11 Modelformulier identificatie lasthebber(s) van de cliënt – natuurlijke persoon 62
3.12 Modelformulier identificatie lasthebber(s) van de cliënt – rechtspersoon 63
3.13 Modelbrief: identificatie uiteindelijke begunstigde(n) van cliënt – natuurlijke persoon 65
3.14 Modelbrief: identificatie uiteindelijke begunstigde(n) van cliënt – rechtspersoon 66
3.15 Modelbrief: identificatie uiteindelijke begunstigde(n) van cliënt – natuurlijke persoon / brief aan raadsman 67
3.16 Modelbrief: identificatie uiteindelijke begunstigde(n) van cliënt – rechtspersoon / brief aan raadsman 68
3.17 Modelformulier identificatie uiteindelijke begunstigde(n) van de cliënt – natuurlijke persoon 69
3.18 Modelformulier identificatie uiteindelijke begunstigde(n) van de cliënt – rechtspersoon 70
3.19 Modelformulier identificatie van andere personen die tussenkomen in de verrichting of in de feiten - natuurlijke persoon 72
3.20 Modelformulier identificatie van andere personen die tussenkomen in de verrichting of in de feiten - rechtspersoon 73
3.21 Model begeleidende brief aan de stafhouder 75
3.22 Model meldingsformulier aan de stafhouder 76
3.23 Modelbrief: melding van de stafhouder aan de CFI 84
3.24 Aandachtspunten voor advocaten betreffende witwaspreventie en de strijd tegen de financiering van terrorisme 85
3.25 10 stappen-handleiding witwaspreventie 86
3.26 Informatiebrochure 87
3.27 Beslissingsboom I – aanknopen van een zakelijke relatie met een nieuwe, rechtstreekse cliënt – natuurlijke persoon 88
3.28 Beslissingsboom II – aanknopen van een zakelijke relatie met een nieuwe, rechtstreekse cliënt – entiteit 89
3.29 Beslissingsboom III – identificatie van (een) uiteindelijke begunstigde(n) (in opmaak) 90
3.30 Vragenlijst 91
4. Juridische tweedelijnsbijstand 92
4.1 Aanvraagformulier juridische tweedelijnsbijstand (NL) 92
4.2 Aanvraagformulier juridische tweedelijnsbijstand (FR) 96
4.3 Aanvraagformulier juridische tweedelijnsbijstand (DU) 100
4.4 Aanvraagformulier juridische tweedelijnsbijstand (ENG) 104
4.5 Rechtsplegingsvergoeding na afsluiten en uitbetaling BJB-dossier 108
4.6 Formulier voor de voor de indiening van een verzoek om rechtsbijstand in een andere lidstaat van de Europese Unie (NL) 109
4.7 Formulier voor de voor de indiening van een verzoek om rechtsbijstand in een andere lidstaat van de Europese Unie (FR) 116
5. Gemengde Commissie Rechtsbijstandsverzekering (GCR) 117
5.1 Verzoekschrift erelonen – saisine 117
5.2 Verzoekschrift dekking 124
6. Detacheringsovereenkomst 129
7. Aanhef antwoordbrief aan bedrijfsrevisor 132

Deel III. Organisatie van het kantoor 133
1. Statuten van een advocatenvennootschap 134
1.1 Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 134
1.2 Eenpersoonsbvba 141
1.3 Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 151
2. Overeenkomst samenwerkingsverband / medewerkersovereenkomst 159
2.1 Groepering van advocaten 159
2.2 Associatie van advocaten 162
2.3 Medewerkersovereenkomst 166
3. General Data Protection Regulation (GDPR) 171
3.1 Aangifteformulier datalek 171
3.2 Privacyverklaring 176
3.3 Verwerkersovereenkomst 181
3.4 Vereenvoudigd register dataverwerking intern gebruik 186
3.5 Vereenvoudigd template voor het permanente dataverwerkingsregister 191

 

Gerelateerd
Bibliotheek
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Omzendbrief omtrent laders, de aangifteperiode voor vuurwapens en neutralisering of vernietiging van vuurwapens

$
0
0
Alternatieve naam: 
Omzendbrief met betrekking tot de regelgeving omtrent laders, de aangifteperiode voor vuurwapens in 2018 en het attest met het oog op neutralisering of vernietiging van vuurwapens
Afkondiging: 
woe, 28/02/2018
Publicatie: 
don, 01/03/2018
Tekst van de wetgeving: 

 

28 FEBRUARI 2018. - Omzendbrief met betrekking tot de regelgeving omtrent laders, de aangifteperiode voor vuurwapens in 2018 en het attest met het oog op neutralisering of vernietiging van vuurwapens

 

 

Inhoudstafel:

Inleiding

1. Laders

1.1. Principe

1.2. Overgangsperiode

- overgangsmaatregelen voor particulieren

- overgangsmaatregelen voor erkende personen

2. Aangifteperiode 2018

2.1. Toelichting bij de aangifteperiode

2.2. Wie?

2.3. Wat?

2.4. Wanneer?

2.5. Procedure

2.5.1. Algemene principes

2.5.2. De aangifte m.h.o.o. de aanvraag van een vergunning (model 4), een registratie (model 9) of een erkenning (model 3)

Mogelijkheid 1: jagers, sportschutters en bijzondere wachters - registratie op model 9

Mogelijkheid 2: aanvraag van een bezitsvergunning model 4

Mogelijkheid 3: aanvraag/uitbreiding van een verzamelaarserkenning model 3

2.5.3. De aanvraag/uitbreiding van een erkenning als wapenhandelaar of tussenpersoon model

2.5.4. De aangifte m.h.o.o. de neutralisering van het wapen of de lader door de Proefbank voor vuurwapens

2.5.5. De aangifte m.h.o.o. de overdracht van het wapen, de lader of de munitie ofwel aan een daartoe gemachtigd persoon, ofwel aan een erkend persoon

2.5.6. De aangifte m.h.o.o. de afstand van het wapen, de lader of de munitie

2.6. Zeldzame en interessante exemplaren - bewaring om wetenschappelijke, didactische of historische redenen bij politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea

2.7. Wapens, laders en munitie met een onbekende oorsprong en bestemming die zich bevinden bij de politiediensten

2.8. Cijfermateriaal en statistieken

2.9. Richtlijnen voor de lokale politiediensten

3. Verplicht attest m.h.o.o. neutralisering of vernietiging door de Proefbank voor vuurwapens

Inleiding

De wet van 7 januari 2018 tot wijziging van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en van het Burgerlijk Wetboek (voortaan afgekort als: "de wet van 7/1/2018"), heeft de wapenwet op diverse punten gewijzigd.

Sommige wijzigingen waren principieel en vonden plaats in uitvoering van het regeerakkoord. Anderen hadden een eerder pragmatische insteek of waren noodzakelijk gebleken doorheen de tijd. De wet van 7/1/2018 werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 januari 2018.

De wet van 7/1/2018 vond haar uitvoering in het KB van 26 februari 2018 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter uitvoering van de wapenwet, betreffende de uitlening, de neutralisering en de vernietiging van vuurwapens en tot bepaling van de procedure bedoeld in artikel 45/1 van de wapenwet (1), gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 februari 2018. Een tweede uitvoeringsbesluit is in voorbereiding.

Deze omzendbrief beperkt zich tot de bespreking van volgende drie nieuwigheden in de wapenwet:

1. de laders

2. een nieuwe aangifteperiode voor vergunningsplichtige wapens teneinde een zo groot mogelijk aantal uit de illegaliteit te halen

3. verplicht attest met het oog op neutralisering of vernietiging door de Proefbank voor vuurwapens

De bepalingen van de wet van 7/1/2018 treden op meerdere tijdstippen in werking. De nieuwe aangifteperiode, besproken in deze omzendbrief, zal op 1 maart 2018 in werking treden; de bepalingen inzake de laders op 1 januari 2019 (met uitzondering van het einde van de vrije verkoop van laders die reeds op 22 januari 2018 in werking trad); het verplicht attest is van toepassing vanaf 14 maart 2018.

Deze omzendbrief heeft tot doel een toelichting te geven bij deze nieuwe regelgeving, zowel voor de burger, als voor de overheden die ze moeten toepassen. Het betreft een interpretatie van de regels zonder normatieve werking.

1. Laders

1.1. Principe

De wet van 7/1/2018 heeft het begrip "lader" geïntroduceerd in de wapenwet. Een lader wordt gedefinieerd als een uitneembare patroonhouder voor een vuurwapen die voor de toevoer van patronen zorgt (2).

De lader is een afzonderlijk onderdeel of hulpstuk waarmee het wapen kan worden uitgerust. Magazijnen die intrinsiek deel uitmaken van het vuurwapen vallen dus niet onder de definitie.

Laders behoren evenwel niet tot de essentiële onderdelen van vuurwapens en worden bijgevolg niet aan de wettelijke proef onderworpen.

Laders zijn voortaan niet meer vrij verkrijgbaar. De verkoop ervan is vanaf 22 januari 2018 aan dezelfde regels onderworpen als de verkoop van munitie. Dit betekent dat de verkoop of de overdracht, zelfs kosteloos, van laders voor vergunningsplichtige vuurwapens is voorbehouden aan de houders van een vergunning tot het voorhanden hebben van die wapens (model 4) of een daarmee gelijkgesteld document (jachtverlof, sportschutterslicentie, getuigschrift van bijzondere wachter of buitenlandse EVP) tezamen met een model 9. (3)

Een particulier kan dus voortaan slechts laders voor vergunningsplichtige vuurwapens kopen voor het wapen waarvoor hem een vergunning tot voorhanden hebben is verleend (4) of dat hij voorhanden houdt op basis van een gelijkgesteld document én dat werd geregistreerd met een model 9. (5)

Ook het te koop aanbieden, verkopen of overdragen van laders op openbare markten, beurzen en andere plaatsen zonder vaste vestiging, is voortaan verboden. (6)

Alhoewel het verbod op de vrije verkoop van laders vrijwel meteen (vanaf 22 januari 2018) in werking trad, wordt het bezit van laders slechts vanaf 1 januari 2019 aan voorwaarden gekoppeld. Vanaf die dag mag een particulier slechts de laders voorhanden hebben die horen bij het vuurwapen waarvoor hem een vergunning tot voorhanden hebben is verleend (model 4) (7). De houder van een Europese vuurwapenpas mag de laders voorhanden hebben die horen bij de vuurwapens die daarop zijn vermeld (8).

Een jager, sportschutter of bijzondere wachter mag de laders voorhanden hebben die horen bij de vergunningsplichtige vuurwapens van het type dat hij voorhanden mag hebben. (9)

De particulier die reeds laders voorhanden heeft voor vuurwapens die hij op model 4 bezit, of voor vuurwapens van het type dat hij voorhanden mag hebben op grond van zijn sportschutterslicentie, jachtverlof, getuigschrift van bijzondere wachter of Europese vuurwapenpas, hoeft niets te ondernemen. Hij mag de laders - op grond van de wettige titel voor het overeenstemmende vuurwapen - verder in bezit hebben zonder ze te moeten aangeven.

De persoon die zijn vuurwapen voor 8 april 2016 liet neutraliseren, heeft de mogelijkheid om een lader die hij nog zou bezitten voor dit wapen, daarop te laten vastlassen. In zulks geval wordt de lader beschouwd als definitief onbruikbaar in de zin van artikel 3, § 2, 3° /1 van de wapenwet. (10) Hij mag deze verder bezitten zonder er aangifte van te moeten doen.

Indien men verkiest om de lader afzonderlijk (d.w.z. los van enig vuurwapen) voorhanden te hebben, dan dient men daarvoor een erkenning als verzamelaar van laders aan te vragen. (11)

Een dergelijke verzameling kan worden opgebouwd vanaf 1 lader met opgave van een thema.

De erkenning als verzamelaar van laders dient te worden aangevraagd voorafgaand aan de verwerving van een lader.

Zij die niet in het bezit zijn van één van voormelde documenten mogen vanaf 1 januari 2019 geen laders voor vergunningsplichtige vuurwapens meer voorhanden hebben.

1.2. Overgangsperiode

Aangezien laders niet langer vrij verkrijgbaar zijn, werden er overgangsmaatregelen voorzien.

Het verbod op de vrije verkoop of overdracht van laders is sinds 22 januari 2018 in werking, doch voor huidige bezitters van laders alsook voor erkende personen voorziet de wet van 7/1/2018 (artikel 45/1) in overgangsmaatregelen. Deze worden verder uitgewerkt in het KB van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens (12) (nieuwe artikelen 16/1 en 18/1, ingevoegd door het KB van 26/2/2018).

o overgangsmaatregelen voor particulieren (13)

De huidige bezitter van een lader die nog niet beschikt over een geldige bezitstitel (een model 4, een jachtverlof, een sportschutterslicentie of een getuigschrift van bijzondere wachter of desgevallend een erkende verzameling model 3) kan hiervan aangifte doen bij de lokale politie van zijn verblijfplaats. (14)

Deze aangifte kan gebeuren vanaf 1 maart 2018 en dient uiterlijk plaats te vinden op 31 december 2018. Elke aanvraag die het gevolg is van een laattijdige aangifte (dus ingediend na 31 december 2018) is onontvankelijk. (15) Bij twijfel kan de tijdigheid en bijgevolg ontvankelijkheid van de aangifte uitsluitend bewezen worden aan de hand van een gedateerd en door beide partijen (t.w. de bevoegde lokale politie en de particulier) ondertekend aangiftebewijs. (16)

De lader die het voorwerp uitmaakt van een onontvankelijke aanvraag ten gevolge van een te laat ingediende aangifte moet door de lokale politie van de verblijfplaats in beslag worden genomen. (17)

Bij de aangifte van de lader heeft de aangever volgende mogelijkheden: (18)

- een erkenning als verzamelaar (model 3) aanvragen (19). Deze aanvraag is kosteloos. Nadien is er een vijfjaarlijkse retributie van tweemaal 25 euro (te indexeren);

- een vergunning of gelijkwaardig document aanvragen voor een vuurwapen waarvoor de lader geschikt is (20) ;

- de lader laten neutraliseren door de Proefbank voor vuurwapens (21) ;

- de lader overdragen aan iemand die gemachtigd of erkend is het voorhanden te hebben (22) ;

- de lader afstaan met het oog op de vernietiging ervan (indien de afstand plaatsvindt in de periode tussen 1 maart 2018 en 31 december 2018 is de vernietiging van de lader kosteloos voor de aangever ervan) (23).

Zij die reeds over een vergunning beschikken voor een vuurwapen waarvoor de lader geschikt is, hoeven niks te doen. (24)

Zij die over een jachtverlof, een sportschutterslicentie of een getuigschrift van bijzondere wachter beschikken voor het type vuurwapen waarvoor de lader geschikt is, hoeven evenmin iets te doen. (25)

o overgangsmaatregelen voor erkende personen (26)

Zij die houder zijn van een erkenning als verzamelaar of museum ten laatste uitgereikt op 28 februari 2018 met een thema dat betrekking heeft op vuurwapens waarbij de laders horen, mogen hun activiteiten uitoefenen ten aanzien van die laders. (27)

Zij die houder zijn van een erkenning als wapenhandelaar of tussenpersoon van vuurwapens ten laatste uitgereikt op 28 februari 2018 mogen hun activiteiten uitoefenen ten aanzien van laders voor die vuurwapens waarvoor de erkenning werd verleend. (28)

Bij de eerstvolgende vijfjaarlijkse controle van deze erkenningen (ten laatste uitgereikt op 28 februari 2018) kan de gouverneur een nieuw getuigschrift van erkenning uitreiken dat tevens de laders vermeldt.

De gouverneur kan vanaf 1 maart 2018 erkenningen uitreiken die al dan niet uitsluitend betrekking hebben op activiteiten met laders. (29) De laders kunnen daartoe worden vermeld op de getuigschriften van erkenning modellen 2 en 3. Het model 2 werd met het oog daarop aangepast doordat het onderdeel "types van de bedoelde wapens en/of munitie" werd vervangen door "types van de bedoelde wapens en/of munitie en/of laders". (30)

Erkende personen die houder zijn van laders die niet horen bij de vuurwapens waarvoor de erkenning werd verleend, verzoeken de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats ten vroegste op 1 maart 2018 en ten laatste op 31 december 2018 om de erkenning uit te breiden naar de laders. (31) Deze uitbreiding van de erkenning wordt kosteloos afgeleverd. Hetzelfde geldt voor de aanvraag van een nieuwe erkenning voor zover deze uitsluitend betrekking heeft op laders. (32)

Erkenningsaanvragen die niet uitsluitend betrekking hebben op laders of die worden ingediend na de overgangsperiode (d.w.z. na 31 december 2018 (33) ) zijn onderworpen aan een retributie.

De retributie bij de afgifte - na de overgangsperiode - van erkenningen alsmede ter gelegenheid van de hernieuwing ervan, indien ze uitsluitend betrekking hebben op een verzameling van laders voor vergunningsplichtige vuurwapens, is dezelfde als deze voorzien voor munitie, t.w. een bedrag van tweemaal 25 euro, te indexeren. (34)

De retributie bij de afgifte van erkenningen alsmede de hernieuwing ervan indien ze betrekking hebben op een erkenning als wapenhandelaar of als tussenpersoon is dezelfde gebleven, ook al hebben ze uitsluitend betrekking op laders, t.w. een bedrag van tweemaal 300 euro, te indexeren.

2. Aangifteperiode 2018

2.1. Toelichting bij de aangifteperiode

De wet van 7/1/2018 voorziet ter uitvoering van het regeerakkoord van 9 oktober 2014 in een nieuwe aangifteperiode (nieuw artikel 45/1 van de wapenwet).

Ter zake werd het volgende gesteld: "De regering zal een nieuwe aangifteperiode organiseren voor diegenen die te goeder trouw vergeten zijn hun wapens voor 31 oktober 2008 aan te geven, voor zover die wapens al geregistreerd waren voor de inwerkingtreding van de wapenwet van 2006".

Om doeltreffend en niet-discriminerend te zijn, werd de nieuwe aangifteperiode niet beperkt tot wapens die al werden geregistreerd voor de inwerkingtreding van de wet van 2006, temeer omdat dit niet gold voor alle betrokken wapens (hetzij de huidige categorie van vergunningsplichtige wapens).

Degenen die hun situatie nog niet hebben geregulariseerd in het licht van de wapenwet krijgen zo de mogelijkheid om dat voor 31 december 2018 alsnog te doen.

Degenen die nalaten hun wapen aan te geven ten laatste op 31 december 2018 (einddatum van de aangifteperiode), kunnen daarentegen wel worden vervolgd.

Teneinde een zo groot mogelijk aantal wapens uit de illegaliteit te halen, wordt hen een ruime keuze geboden tussen verschillende opties. Tevens worden munitie en laders betrokken in de aangifteperiode. Doordat voormelde wetswijziging een einde stelde aan de vrije verkrijgbaarheid van laders dienden huidige bezitters van laders (35) immers voldoende de tijd te krijgen om zich in regel te stellen met de nieuwe wetgeving.

De amnestie werkt door op administratief vlak. Het feit dat het wapen, dat het voorwerp uitmaakt van de aangifte, illegaal voorhanden werd gehouden, mag niet de enige reden zijn voor de gouverneur om de vergunningen of het recht tot het voorhanden houden van wapens die reeds wettig in het bezit waren, in te trekken. Dat geldt uiteraard niet indien de vrijstelling van strafvervolging niet van toepassing is op de betrokkene (zie volgende titel).

Indien de vrijstelling van strafvervolging van toepassing is, het wapen niet staat geseind en er geen bijzondere omstandigheden zijn die hiertoe nopen, maakt de politiedienst geen PV op en overhandigt ze aan de aangever enkel een van de aangiftebewijzen waarvan hieronder sprake.

De procedure voor de nieuwe aangifteperiode wordt bepaald door het nieuwe artikel 45/1 van de wapenwet en door het nieuwe artikel 16/1 van het KB van 29/12/2006 en wordt hierna uiteengezet.

2.2. Wie?

Eenieder die zonder de vereiste vergunning of erkenning (of een gelijkwaardig document zoals een sportschutterslicentie, een jachtverlof,...) een vergunningsplichtig wapen, een lader of munitie voorhanden heeft, moet daarvan uiterlijk op 31 december 2018 aangifte doen via de lokale politie bevoegd voor zijn verblijfplaats. (36)

De persoon die deze aangifte doet, is in deze twee gevallen vrijgesteld van enige vervolging wegens illegaal wapenbezit (eigen aan het begrip regularisatie): (37)

- indien het illegaal wapenbezit tot op het moment van de aangifte geen aanleiding heeft gegeven tot een specifiek proces-verbaal of een specifieke onderzoeksdaad (bv. huiszoeking) door een politiedienst of een gerechtelijke overheid; of

- indien het wapen op zijn naam was geregistreerd in het Centraal Wapenregister (38) voor de inwerkingtreding van de wapenwet van 8 juni 2006 (d.i. vóór 9 juni 2006), ongeacht of het illegaal wapenbezit op het moment van de aangifte al aanleiding heeft gegeven tot een PV of een onderzoeksdaad.

Dit betekent dat er geen vervolging voor illegaal wapenbezit mogelijk is indien het vergunningsplichtig wapen reeds in het CWR werd geregistreerd op naam van de aangever zelfs indien er een PV werd opgesteld. Ook de verdachte van een onderzoek inzake illegaal bezit van een vergunningsplichtig wapen krijgt hierdoor vrijstelling van vervolging, indien het wapen op zijn naam werd geregistreerd in het CWR voor 9 juni 2006. Om van de regularisatie te kunnen genieten, dient hij evenwel aangifte te doen van het wapen voor 31 december 2018.

Vervolging voor illegaal wapenbezit is evenmin mogelijk indien het vergunningsplichtig wapen - dat voor 31 december 2018 wordt aangegeven - voorheen nog niet op naam van de aangever werd geregistreerd in het CWR, tenzij dit gegeven reeds eerder aanleiding heeft gegeven tot een PV of een specifieke onderzoeksdaad.

Met "specifiek" PV of "specifieke" onderzoeksdaad wordt bedoeld: een PV of onderzoeksdaad dat het vuurwapen dat het voorwerp uitmaakt van de aangifte als voorwerp heeft.

2.3. Wat?

De aangifteperiode en de mogelijkheid van regularisatie betreft enkel vergunningsplichtige wapens, laders of munitie. (39)

Verboden wapens vallen niet binnen het bestek van het nieuwe artikel 45/1 van de wapenwet zodat de aangifte hiervan in het kader van de aangifteperiode geen vrijstelling van de vervolging impliceert.

De aangiftemogelijkheid werd wel verruimd naar laders en munitie.

Deze uitbreiding van de aangiftemogelijkheid was noodzakelijk teneinde de doelstelling van het regeerakkoord te maximaliseren en zodoende het bezit van laders en munitie zo veel mogelijk in kaart te brengen.

De aangiftemogelijkheid werd uitgebreid naar munitie omdat het voorhanden hebben ervan is voorbehouden aan houders van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen (artikel 11 van de wapenwet), aan houders van een jachtverlof, een sportschutterslicentie of een getuigschrift van bijzondere wachter wiens vuurwapen geregistreerd werd in het CWR op basis van een model 9 (artikel 12 van de wapenwet) of aan houders van een erkenning als verzamelaar model 3 (artikel 6 van de wapenwet). (40)

Voor laders geldt vanaf 1 januari 2019 dat zij hetzelfde regime zullen volgen als munitie, zoals toegelicht in het punt 1.2. van deze omzendbrief.

2.4. Wanneer? (41)

Nieuw artikel 45/1 van de wapenwet treedt in werking op 1 maart 2018. (42) Om ontvankelijk te zijn, moet de aangifte ten laatste op 31 december 2018 worden gedaan. (43)

Elke aanvraag van een erkenning, een vergunning of een registratie op model 9 naar aanleiding van een aangifte die plaatsvond na 31 december 2018 is onontvankelijk.

Het bewijs van de tijdigheid en bijgevolg ontvankelijkheid van de aangifte wordt uitsluitend geleverd door een gedateerd en door beide partijen (t.w. de aangever en de bevoegde lokale politie) of hun gemachtigden ondertekend aangiftebewijs. (44)

Het wapen, de lader of de munitie dat het voorwerp uitmaakt van een onontvankelijke aanvraag ten gevolge van een te laat ingediende aangifte moet door de lokale politie van de verblijfplaats in beslag worden genomen. (45)

2.5. Procedure

2.5.1. Algemene principes

De aangifte van vergunningsplichtige wapens, laders en/of munitie gebeurt steeds bij de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. (46)

De aangever neemt contact op met de lokale politie van zijn verblijfplaats. Na deze voorafgaande kennisgeving begeeft de aangever zich met het ongeladen, gedemonteerde en verpakte wapen of de lege en verpakte lader of de afzonderlijk van het wapen verpakte munitie naar de lokale politie bevoegd voor zijn verblijfplaats. (47) De voorafgaande kennisgeving is noodzakelijk opdat de aangever - in geval van een controle (bijvoorbeeld tijdens de voor de aangifte noodzakelijke verplaatsing met de wapens, de lader en/of de munitie) - kan bewijzen dat hij de intentie had aangifte te doen.

De lokale politie overhandigt aan de betrokkene een aangiftebewijs. Dit bewijs moet worden gedateerd en ondertekend door beide partijen (t.w. de aangever en de bevoegde lokale politie) of hun gemachtigden en vermeldt om welk wapen, welke lader of welke munitie het gaat alsook de keuze voor één van de mogelijkheid hierna besproken.

Het aangiftebewijs is het enige document waarmee de aangever kan aantonen dat hij tijdig het betrokken wapen, de munitie of de lader heeft aangegeven.

Het heeft de vorm- al naargelang het geval hierna besproken - van een model 6A of een model 10A. (48)

Bij de aangifte voert de lokale politie van de verblijfplaats een controle uit met betrekking tot het wapen en met betrekking tot de persoon:

- m.b.t. het wapen: er wordt nagegaan of het wapen staat geseind en of de reden van de seining nog actueel is. (49)

- m.b.t. de persoon: er wordt nagegaan of: (50)

• het gebrek aan de wettelijk vereiste vergunning tot op het moment van de aangifte geen aanleiding heeft gegeven tot een specifiek pv of een specifieke onderzoeksdaad door een politiedienst of een gerechtelijke overheid; en

• het wapen op naam van de aangever werd geregistreerd in het CWR vóór 9 juni 2006.

Indien de aangever voldoet aan minstens één van beide voorwaarden wordt hij vrijgesteld van strafvervolging voor het illegaal wapenbezit.

Aan de aangever wiens wapen staat geseind (en waarbij de reden van de seining nog steeds actueel is), wordt een aangiftebewijs formulier model nr. 10A afgeleverd waarop staat aangeduid dat het wapen in beslag wordt genomen omdat het staat geseind. (51)

De seining waarvan sprake is een seining waarbij het wapen als gezocht, gestolen of verloren wordt opgegeven (bv. het wapen staat als verloren geseind in het CWR of staat geseind in de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) omdat het bij een misdrijf werd gebruikt). De politiediensten zullen een onderzoek moeten voeren naar de omstandigheden van de seining. Stel dat iemand een wapen aangeeft dat hij heeft gestolen, zal hij uiteraard kunnen worden vervolgd voor diefstal. Geeft hij een wapen aan dat hij zelf als verloren heeft opgegeven, mag men aannemen dat de seining niet langer actueel is. Evenwel, in het geval de reden voor de seining uitsluitend het illegaal bezit is van het aangegeven wapen, kan dit geen hinderpaal vormen voor de afgifte van het aangiftebewijs aan de aangever indien het wapen in kwestie op zijn naam was ingeschreven in het CWR vóór 9 juni 2006.

Aan de aangever die niet in aanmerking komt voor vrijstelling van strafvervolging wordt een aangiftebewijs formulier model nr. 10A afgeleverd waarop staat aangeduid dat het wapen, de munitie of de lader in beslag wordt genomen omdat de aangever niet voldoet aan artikel 45/1, § 4 van de wapenwet. De lokale politie van de verblijfplaats neemt in dat geval het wapen, de munitie of de lader in beslag en stelt daarvan een PV op. (52) Het parket zal hieraan het gepaste gevolg verlenen. Indien het parket de strafvervolging opstart, en zolang deze procedure loopt, kan de gouverneur geen erkenning of vergunning afleveren. Gaat het parket niet tot vervolging over en doet de betrokkene geen vrijwillige afstand van het wapen, de lader of de munitie, dan kan de regularisatieprocedure hervatten. De gouverneur dient in dit geval de eventuele aanvraag tot erkenning of vergunning ten gronde te beoordelen. Hij kan de aanvraag niet onontvankelijk verklaren wegens het loutere feit dat de vrijstelling van strafvervolging niet van toepassing is. Hij kan dit element wel in aanmerking nemen bij zijn beoordeling van het gevaar voor de openbare orde.

Indien beide controles gunstig zijn, d.w.z. de aangever komt in aanmerking voor de vrijstelling van de strafvervolging én het betrokken wapen staat niet geseind of de reden voor de seining is niet langer actueel, dan kan de aangever kiezen tussen vier regularisatiemogelijkheden.

Deze regularisatiemogelijkheden zijn de volgende:

o het wapen verder voorhanden houden en een vergunning tot het voorhanden hebben ervan met een wettige reden aanvragen (model 4), (bezit zonder munitie is enkel mogelijk in de gevallen bedoeld in artikelen 11/1 en 11/2, tweede en derde lid van de wapenwet), het wapen laten registreren op zijn naam middels een jachtverlof, een sportschutterslicentie of een getuigschrift van bijzondere wachter (model 9) of het wapen, de lader en/of de munitie opnemen in een erkenning als verzamelaar (model 3); (53)

o het wapen en/of de lader laten neutraliseren door de Proefbank voor vuurwapens waardoor het vrij verkrijgbaar wordt; (54)

o het wapen, de lader en/of de munitie overdragen (al dan niet kosteloos) aan iemand die gemachtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend; (55)

o het wapen, de lader en/of de munitie vrijwillig afstaan met het oog op de (voor de aangever kosteloze) vernietiging ervan. (56)

2.5.2. De aangifte m.h.o.o. de aanvraag van een vergunning (model 4), een registratie (model 9) of een erkenning (model 3) (57)

Mogelijkheid 1: jagers, sportschutters en bijzondere wachters - registratie op model 9 (58)

De lokale politie van de verblijfplaats registreert het wapen op naam van de aangever in het CWR, levert bij wijze van aangiftebewijs een model nr. 6A af en stuurt hiervan een kopie door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.

Indien de aangever jager, sportschutter of bijzondere wachter is (59) en het wapen in aanmerking komt voor de jacht of het sportschieten (60), wordt op het aangiftebewijs vermeld dat een registratie op basis van een model 9 wordt gevraagd. De aangever mag het wapen voorhanden houden in afwachting van de ontvangst van het model 9 vanwege de gouverneur.

Mogelijkheid 2: aanvraag van een bezitsvergunning model 4 (61)

De lokale politie van de verblijfplaats registreert het wapen op naam van de aangever in het CWR, levert bij wijze van aangiftebewijs een model nr. 6A af en stuurt hiervan een kopie door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.

Indien de aangever geen jager, sportschutter of bijzondere wachter is of het wapen komt niet in aanmerking voor de jacht of het sportschieten (62) dan kan hij een vergunning aanvragen tot het voorhanden hebben van het wapen (model 4). In zulks geval wordt dit aangeduid op het aangiftebewijs dat geldt als vergunningsaanvraag. De lokale politie stuurt het aangiftebewijs door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats.

De gouverneur behandelt de aanvraag van de vergunning volgens de gebruikelijke procedure, met dien verstande dat hij beschikt over een periode van vijf maanden (i.p.v. vier maanden) om te beslissen over de aanvraag. Het advies van de korpschef van de lokale politie moet in zulks geval worden verleend binnen een periode van vier maanden (i.p.v. drie maanden).

De lokale politie voert ter gelegenheid van de aangifte een controleonderzoek uit omtrent de moraliteit van de aanvrager. Tijdens dit onderzoek gaat de lokale politie meer bepaald na of:

- de aangever meerderjarig is;

- de aangever geen veroordelingen heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 5, § 4 van de wapenwet;

- er geen redenen van openbare orde bestaan, die zouden leiden tot de intrekking van de vergunning.

Indien het controleonderzoek gunstig is, mag de aangever het wapen (en de lader en de munitie die er bij horen) voorhanden houden in afwachting van de beslissing van de gouverneur inzake zijn vergunningsaanvraag. Het aangiftebewijs geldt als voorlopige vergunning.

Indien het controleonderzoek ongunstig is, moet de aangever het wapen (en de lader en de munitie die er bij horen) in bewaring geven bij de lokale politie of bij een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, vanaf de dag van de aangifte tot het verkrijgen van de gevraagde vergunning of tot de weigering ervan door de gouverneur.

Het aangiftebewijs vermeldt het resultaat van het controleonderzoek alsook de plaats waar het wapen (en de lader en de munitie die er bij horen) zal worden bewaard in afwachting van de beslissing van de gouverneur.

In geval de gouverneur de vergunningsaanvraag weigert, stelt hij de betrokkene hiervan per aangetekend schrijven in kennis. De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt dat de aangever het wapen (en de lader en de munitie die er bij horen) binnen drie maanden (te rekenen vanaf de dag waarop de aangever kennisnam van de weigeringsbeslissing) één van volgende bestemmingen moet geven:

- het op eigen kosten laten neutraliseren door de Proefbank voor vuurwapens;

- het overdragen aan een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben;

- het afstaan bij de lokale politie van de verblijfplaats.

Binnen acht dagen te rekenen vanaf de neutralisering, de overdracht of de afstand stelt de aangever de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats hiervan schriftelijk in kennis door middel van een formulier dat bij de kennisgeving van de weigeringsbeslissing werd gevoegd.

Indien de aangever het wapen (en de lader en de munitie die er bij horen) binnen de periode van drie maanden niet één van deze drie bestemmingen heeft gegeven of indien hij hiervan geen tijdige schriftelijke kennisgeving heeft gedaan, neemt de lokale politie van de verblijfplaats het wapen (en de lader en de munitie die er bij horen) in beslag. (63)

De aanvraag van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen gebeurt - met uitzondering van de hierboven uiteengezette bijzonderheden - grotendeels volgens de gebruikelijke procedure en met inachtneming van de bestaande wettige redenen. Deze wettige redenen worden limitatief opgesomd in artikel 11, § 3, 9° van de wapenwet.

De wet van 7/1/2018 voerde weliswaar een wettige reden toe in artikel 11, § 3, 9°, nl. reden g), het behouden van een wapen in een vermogen, onder de voorwaarden bedoeld in de artikelen 11/1 en 11/2, tweede en derde lid van de wapenwet. Het betreft echter een louter formele aanpassing aangezien zij in geen enkele afwijking voorziet op de voorwaarden waarnaar ze verwijst. Passief bezit blijft enkel en alleen mogelijk in de gevallen bedoeld in de artikelen 11/1 en 11/2, tweede en derde lid van de wapenwet.

Mogelijkheid 3: aanvraag/uitbreiding van een verzamelaarserkenning model 3 (64)

De lokale politie van de verblijfplaats registreert het wapen op naam van de aangever in het CWR, levert bij wijze van aangiftebewijs een model nr. 6A af en stuurt hiervan een kopie door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.

Indien de aanvrager het wapen, de munitie of de lader verder voorhanden wenst te houden op grond van een verzamelaarserkenning kan hij een aangifte doen m.h.o.o. het verkrijgen van zulke erkenning model 3.

De procedure is grotendeels dezelfde als deze besproken onder mogelijkheid 2, met dien verstande dat het een erkenning- en geen vergunningsprocedure betreft.

Indien de aangever reeds erkend verzamelaar is doch de erkenning wenst uit te breiden naar laders die horen bij vuurwapens waarop zijn thema geen betrekking kan hebben, kan hij hiervan aangifte doen m.h.o.o. het verkrijgen van zulke uitbreiding van de erkenning model 3.

De uitbreiding van een erkenning als verzamelaar dan wel de aanvraag van een nieuwe erkenning - in de mate dat deze uitbreiding of aanvraag uitsluitend betrekking heeft op laders - is gedurende de aangifteperiode (1/3/2018 - 31/12/2018) kosteloos.

Erkende verzamelaars die laders bezitten die horen bij de vuurwapens waarop het thema van de verzameling betrekking heeft, dienen geen aangifte te doen of uitbreiding te vragen.

2.5.3. De aanvraag/uitbreiding van een erkenning als wapenhandelaar of tussenpersoon model 2 (65)

Erkende wapenhandelaars of tussenpersonen die hun activiteiten wensen uit te breiden naar laders voor vuurwapens andere dan deze waarvoor de erkenning werd verleend of zij die een erkenning als wapenhandelaar of tussenpersoon wensen aan te vragen die al dan niet uitsluitend betrekking heeft op laders, kunnen daartoe vanaf 1 maart 2018 een aanvraag indienen bij de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats. De uitbreiding van een erkenning als wapenhandelaar of tussenpersoon dan wel de aanvraag van een nieuwe erkenning - in de mate dat deze uitbreiding of aanvraag uitsluitend betrekking heeft op laders - is gedurende de aangifteperiode (1/3/2018 - 31/12/2018) kosteloos.

Erkende wapenhandelaars of tussenpersonen die laders bezitten die horen bij de vuurwapens waarop hun erkenning betrekking heeft, dienen geen uitbreiding aan te vragen.

Zij die een nieuwe erkenning als wapenhandelaar of tussenpersoon aanvragen, ook al heeft deze uitsluitend betrekking op laders, zijn verplicht om te slagen voor het beroepsbekwaamheidsexamen. De uitbreiding van bestaande erkenningen naar laders (die niet horen bij de vuurwapens waarop de erkenning betrekking heeft) vereist daarentegen geen nieuw examen.

2.5.4. De aangifte m.h.o.o. de neutralisering van het wapen of de lader door de Proefbank voor vuurwapens (66)

De lokale politie van de verblijfplaats registreert het wapen op naam van de aangever in het CWR, levert bij wijze van aangiftebewijs een model nr. 6A af en stuurt hiervan een kopie door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.

Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat de aangever het wapen of de lader verder voorhanden wenst te houden nadat het geneutraliseerd werd door de Proefbank voor vuurwapens.

In afwachting van de neutralisering ervan mag de aangever het wapen of de lader voorhanden houden.

Het aangiftebewijs vermeldt dat het wapen of de lader binnen drie maanden na aangifte ervan moet geneutraliseerd worden door de Proefbank voor vuurwapens. De Proefbank informeert de lokale politie van de verblijfplaats dat het wapen of de lader werd geneutraliseerd en registreert de neutralisering in het CWR. Indien het wapen of de lader binnen drie maanden na de aangifte ervan niet werd geneutraliseerd door de Proefbank voor vuurwapens, neemt de lokale politie van de verblijfplaats het wapen of de munitie in beslag.

2.5.5. De aangifte m.h.o.o. de overdracht van het wapen, de lader of de munitie ofwel aan een daartoe gemachtigd persoon, ofwel aan een erkend persoon (67)

De lokale politie van de verblijfplaats registreert het wapen op naam van de aangever in het CWR, levert bij wijze van aangiftebewijs een model nr. 6A af en stuurt hiervan een kopie door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.

Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat de overdracht van het wapen, de munitie of de lader wordt gevraagd.

In afwachting van de overdracht ervan mag de aangever het wapen, de munitie of de lader voorhanden houden.

Het aangiftebewijs vermeldt dat ofwel het wapen, de munitie of de lader binnen drie maanden na aangifte ervan moet worden overgedragen aan een persoon die gemachtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, ofwel binnen die termijn de overnemer de aanvraag tot het verkrijgen van de nodige erkenning of vergunning moet indienen.

Indien deze voorwaarden niet werden nageleefd (t.w. de overdracht vond niet of niet tijdig plaats of de overnemer diende geen of geen tijdige aanvraag in), neemt de lokale politie van de verblijfplaats het wapen, de munitie of de lader in beslag.

2.5.6. De aangifte m.h.o.o. de afstand van het wapen, de lader of de munitie (68)

De lokale politie van de verblijfplaats registreert het wapen op naam van de aangever in het CWR, levert bij wijze van aangiftebewijs een model nr. 10A af en stuurt hiervan een kopie door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.

Het aangiftebewijs vermeldt dat het wapen, de lader of de munitie werd afgestaan.

De afstand vindt plaats m.h.o.o. de vernietiging van het wapen, de munitie of de lader, dewelke kosteloos is voor de aangever.

Tijdens de regularisatieperiode zullen de vuurwapens en laders die bij de lokale politie zijn afgestaan, uitzonderlijk niet naar de Proefbank in Luik worden vervoerd met het oog op hun vernietiging. Deze wapens en laders zullen worden verzameld door de bestuurlijke directeurs-coördinator van de federale politie. Zij zullen vervolgens instaan voor het vervoer ervan naar een gespecialiseerde firma die de vernietiging uitvoert. Elke directeur-coördinator bepaalt de nadere modaliteiten hieromtrent voor zijn of haar respectievelijk ambtsgebied.

De lokale politie bij wie het wapen werd afgestaan, registreert de vernietiging ervan in het CWR na ontvangst van een bewijs van effectieve vernietiging.

Tijdens de regularisatieperiode is de wachttijd van 4 maanden tussen afgifte en vernietiging van het wapen, zoals bedoeld onder titel III.b. van omzendbrief nr. COL 8/2009 van 18 juni 2009 van het College van Procureurs-generaal bij de hoven van beroep, niet van toepassing.

2.6. Zeldzame en interessante exemplaren - bewaring om wetenschappelijke, didactische of historische redenen bij politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea

De directeur van de Proefbank voor vuurwapens kan of de politiediensten kunnen met toestemming van de Minister van Justitie beslissen om zeldzame en interessante vergunningsplichtige wapens, munitie of laders omwille van wetenschappelijke, didactische of historische redenen niet te vernietigen. Deze kunnen vervolgens worden bezorgd aan politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea die hierom verzoeken. (68)

Deze mogelijkheid bestaat ook buiten de aangifteperiode. (70)

2.7. Wapens, laders en munitie met een onbekende oorsprong en bestemming die zich bevinden bij de politiediensten

Tijdens de aangifteperiode (1 maart 2018 t.e.m. 31 december 2018) kunnen politiezones de wapens, laders en munitie afvoeren die zich al jaren op het commissariaat bevinden en waarvan niet meer duidelijk is aan wie ze toebehoren of in het kader van welke procedure ze daar werden gestockeerd. Een lijst met deze wapens, laders en munitie wordt bij proces-verbaal opgesteld en ondertekend door de korpschef en de bevoegde procureur des Konings. Nadien moeten deze wapens, laders en munitie worden vernietigd. Zeldzame en interessante wapens kunnen evenwel worden gered volgens de procedure beschreven onder titel 2.6.

2.8. Cijfermateriaal en statistieken

In het kader van de aangifteperiode dienen de gouverneurs cijfergegevens bij te houden over de ingeleverde wapens, munitie en laders. Op het einde van de aangifteperiode dienen ze hierover immers een statistisch verslag over te maken aan de minister van Justitie. De gegevens zijn cruciaal m.h.o.o. de evaluatie van de georganiseerde aangifteperiode. (71)

2.9. Richtlijnen voor de lokale politiediensten

Teneinde de aangifteperiode 2018 zo vlot mogelijk te laten verlopen en het vertrouwen van de burger te honoreren, is het belangrijk dat de lokale politiediensten ter zake een uniforme werkwijze hanteren. Een degelijke en traceerbare registratie van de afhandeling vanaf de aangifte van wapens, laders en munitie tot en met de definitieve bestemming ervan is onontbeerlijk.

Bij de invulling van de aangiftebewijzen moet de politieambtenaar bijzondere aandacht besteden aan een zo volledig mogelijke beschrijving van het wapen, de lader en de munitie, de identiteit van de aangever en de keuze van de regularisatiemogelijkheid. Het aangiftebewijs moet gedateerd zijn en ondertekend worden door zowel de aangever als de politieambtenaar. Desgevallend kan het nemen van een foto faciliterend werken wanneer de nodige expertise voor het correct classificeren van het wapen, de lader of de munitie ontbreekt. De wapens, laders en munitie moeten worden voorzien van een duurzaam label.

Bij de aangifte doet de politieambtenaar meteen de eerder beschreven noodzakelijke controles met betrekking tot de persoon van de aangever en met betrekking tot het wapen (seining). Tevens zorgt hij voor een correcte en snelle registratie in het CWR.

Wapens, laders of munitie die in bewaring worden genomen, moeten door de lokale politiedienst worden gecentraliseerd en geïnventariseerd. Bij voorkeur zorgt de verantwoordelijke voor de wapendienst bij de lokale politie hier voor.

De in bewaring genomen wapens, laders en munitie moeten duidelijk gescheiden van de in beslag genomen stukken of wapens, laders of munitie worden opgeslagen. De opslag gebeurt bij voorkeur in een veilige ruimte met beperkte toegang.

Een leidinggevende zorgt voor de interne opvolging en controle, zowel op aantallen, typering en nummering alsook bij de afvoer ter vernietiging.

Het personeel werkzaam bij de lokale politie dient instructies te krijgen omtrent de te volgen procedure, omtrent de veilige manipulatie van de ontvangen wapens (ontladen/ontwapenen) en omtrent de deontologische principes inzake neutraliteit en belangenneming.

Het verdient sterk aanbeveling om de verantwoordelijkheid voor de wapendienst bij de lokale politie niet te leggen in handen van een politieman die tevens actief wapenliefhebber is. Verder kan een politieman niet aan elke controle ontsnappen en dient hij zich te onthouden van handelingen waarbij zijn neutraliteit in vraag kan worden gesteld.

Tenslotte waken de lokale politiediensten en de provinciale wapendiensten over een solide taakafbakening.

3. Verplicht attest m.h.o.o. neutralisering of vernietiging door de Proefbank voor vuurwapens (72)

Alvorens de Proefbank voor vuurwapens mag overgaan tot de neutralisering of vernietiging van vuurwapens of laders moet de legale oorsprong ervan worden nagegaan alsook de traceerbaarheid worden gegarandeerd.

Ten dien eind moet de verzoeker een attest voorleggen aan de Proefbank voor vuurwapens, dat werd opgesteld door de lokale politie van zijn verblijfplaats. Dit attest vermeldt dat het wapen niet staat geseind in het CWR of de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) of dat de reden voor de seining niet langer actueel is en dat het wapen of de lader door de verzoeker rechtmatig voorhanden werd gehouden zodat tot neutralisering of vernietiging mag worden overgegaan.

Het betreft een gedateerd attest dat voorzien wordt van een handtekening alsook een stempel van de bevoegde lokale politiedienst. (73)

Indien de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt het attest afgeleverd door een bevoegde politiedienst van het land van de verblijfplaats. In dat geval gaat de Proefbank voor vuurwapens slechts over tot de neutralisering of vernietiging van het wapen of de lader op vertoon van dit buitenlands attest en na controle dat het wapen niet staat geseind in het CWR.

Het attest mag in voorkomend geval worden vervangen door een formulier model 6A of 10A alsook door een formulier model 10. (74)

De Proefbank voor vuurwapens brengt de bevoegde politiedienst op de hoogte van de neutralisering van het wapen en registreert dit vervolgens in het CWR.

Ook de vernietiging wordt door de Proefbank voor vuurwapens geregistreerd in het CWR.

Het attest moet voorkomen dat malafide personen zich bij de Proefbank voor vuurwapens aanbieden teneinde gezochte vuurwapens clandestien doch op enigszins "legale" wijze te doen verdwijnen.

Brussel, 28 februari 2018.

De Minister van Justitie,

K. GEENS

De Minister van Binnenlandse Zaken,

J. JAMBON

_______

Nota's

(1) Voortaan afgekort als "KB van 26/2/2018".

(2) Artikel 2, 27° van de wapenwet.

(3) Artikel 22, § 1, eerste lid van de wapenwet.

(4) Hij mag ook laders kopen die horen bij zijn vergunde vuurwapens, zelfs indien de vergunning niet geldig is voor het verkrijgen van munitie.

(5) Met uitzondering van het geval waarbij het wapen en de erbij horende lader tezamen worden aangekocht en er dus nog geen registratie op model 9 kon gebeuren.

(6) Artikel 19, 5° van de wapenwet.

(7) Artikel 22, § 1, vijfde lid van de wapenwet.

(8) Artikel 12, eerste lid, 3° van de wapenwet.

(9) Artikel 22, § 1, zesde lid van de wapenwet.

(10) Artikel 4 van het KB van 26/2/2018.

(11) Artikel 6, § 1 van de wapenwet.

(12) Voortaan afgekort als: "KB van 29/12/2006".

(13) Artikel 45/1, § 1 van de wapenwet en artikel 16/1 van het KB van 29/12/2006.

(14) Artikel 16/1, § 1 van het KB van 29/12/2006.

(15) Artikel 45/1, § 1, tweede lid van de wapenwet.

(16) Artikel 16/1, § 9, tweede lid van het KB van 29/12/2006.

(17) Artikel 16/1, § 9, derde lid van het KB van 29/12/2006.

(18) Artikel 45/1, § 1 van de wapenwet.

(19) Artikel 16/1, § 5 van het KB van 29/12/2006.

(20) Artikel 16/1, § 5 van het KB van 29/12/2006.

(21) Artikel 16/1, § 6 van het KB van 29/12/2006. Indien de lader wordt vastgelast aan een voor 8 april 2016 geneutraliseerd wapen dient de lader niet te worden aangegeven.

(22) Artikel 16/1, § 7 van het KB van 29/12/2006.

(23) Artikel 16/1, § 8 van het KB van 29/12/2006.

(24) Artikel 22, § 1, vijfde lid van de wapenwet.

(25) Artikel 22, § 1, zesde lid van de wapenwet.

(26) Artikel 18/1 van het KB van 29/12/2006.

(27) Artikel 18/1, § 2 van het KB van 29/12/2006.

(28) Artikel 18/1, § 2 van het KB van 29/12/2006.

(29) Artikel 16/1, § 5, eerste lid en artikel 18/1, § 1 van het KB van 29/12/2006.

(30) Artikel 18/1, § 1 van het KB 29/12/2006 en artikel 8 van het KB van 26/2/2018.

(31) Artikel 18/1, § 3 van het KB van 29/12/2006.

(32) Artikel 30 van de wet van 7/01/2018 en artikel 18/1, § 4 van het KB van 29/12/2006.

(33) Indien het gaat om laders die reeds voorhanden worden gehouden, gaat het om een laattijdige en dus onontvankelijke aanvraag.

(34) Artikel 50, 5° van de wapenwet.

(35) D.w.z. houders van een vergunning model 4, van een jachtverlof, een sportschutterslicentie of een getuigschrift van bijzondere wachter.

(36) Artikel 45/1, § 1 van de wapenwet.

(37) Artikel 45/1, § 4 van de wapenwet.

(38) Voortaan afgekort als: "CWR".

(39) Artikel 45/1, § 1 van de wapenwet.

(40) Artikel 21, § 1, derde lid en artikel 6, § 1 van de wapenwet.

(41) Artikel 16/1, § 9 van het KB van 29/12/2006.

(42) Artikelen 27 en 31 van de wet van 7/1/2018.

(43) Artikel 45/1, § 1, tweede lid van de wapenwet.

(44) Artikel 16/1, § 9, tweede lid van het KB van 29/12/2006.

(45) Artikel 16/1, § 9, derde lid van het KB van 29/12/2006.

(46) Artikel 16/1, § 1 van het KB van 29/12/2006.

(47) Artikel 16/1, § 1, tweede lid van het KB van 29/12/2006.

(48) Artikel 16/1, § 2 van het KB van 29/12/2006.

(49) Artikel 16/1, § 3 van het KB van 29/12/2006.

(50) Artikel 16/1, § 4 van het KB van 29/12/2006.

(51) Artikel 16/1, § 3 van het KB van 29/12/2006.

(52) Artikel 16/1, § 4 van het KB van 29/12/2006.

(53) Artikel 16/1, § 5 van het KB van 29/12/2006.

(54) Artikel 16/1, § 6 van het KB van 29/12/2006.

(55) Artikel 16/1, § 7 van het KB van 29/12/2006.

(56) Artikel 16/1, § 8 van het KB van 29/12/2006.

(57) Artikel 16/1, § 5 van het KB van 29/12/2006.

(58) Artikel 16/1, § 5, derde lid van het KB van 29/12/2006.

(59) Lees: houder van een jachtverlof, een sportschutterslicentie of een getuigschrift van bijzondere wachter.

(60) Lees: een lang wapen daar toegelaten waar het jachtverlof geldig is, dan wel een vuurwapen ontworpen voor het sportschieten en opgenomen in de lijst van het MB van 15/03/2007.

(61) Artikel 16/1, § 5, vierde tot negende lid van het KB van 29/12/2006.

(62) Het betreft m.a.w. geen lang wapen daar toegelaten waar het jachtverlof geldig is, dan wel geen vuurwapen ontworpen voor het sportschieten en opgenomen in de lijst van het MB van 15/03/2007.

(63) Artikel 16/1, § 5, laatste lid van het KB van 29/12/2006.

(64) Artikel 16/1, § 5, vierde tot negende lid en artikel 18/1 van het KB van 29/12/2006. Cf. tevens artikel 30 van de wet van 7/1/2018.

(65) Artikel 16/1, § 5, eerste lid en artikel 18/1 van het KB van 29/12/2016. Cf. tevens artikel 30 van de wet van 7/1/2018.

(66) Artikel 16/1, § 6 van het KB van 29/12/2006.

(67) Artikel 16/1, § 7 van het KB van 29/12/2006.

(68) Artikel 16/1, § 8 van het KB van 29/12/2006.

(69) Artikel 16/1, § 10 van het KB van 29/12/2006.

(70) Artikel 3, laatste lid van het KB van 29/12/2006.

(71) Cf. Artikel 16/1, § 11 van het KB van 29/12/2006.

(72) Cf. Artikel 2, § 4 van het KB 20/9/91 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, en artikel 4 van het KB van 29/12/2006.

(73) Het model van dit attest werd opgenomen als bijlage bij volgende KB's: bijlage 3 bij het KB van 20/9/91 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, en bijlage 1 bij het KB van 29/12/2006.

(74) Cf. Artikel 16/1, §§ 6 en 8 van het KB van 29/12/2006.

 

 

 

Gerelateerd

Fraus omnia corrumpit is als algemeen rechtsbeginsel niet van toepassing op de strafvordering.

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
woe, 18/12/2013
A.R.: 
S.14.0097.F

Het algemeen rechtsbeginsel Fraus omnia corrumpit is niet van toepassing op de strafvordering.

Het middel voert de miskenning aan van het algemeen rechtsbeginsel Fraus omnia corrumpit, op grond dat het arrest bedrieglijk stelt dat poliomyelitis ongeneeslijk is.

Dat beginsel is evenwel niet toepasselijk op de strafvordering.
 

Publicatie
tijdschrift: 
juridat

Nr. P.13.0708.F

1. J. D.,

2. N. C.,

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Bergen, correctionele kamer, van 25 maart 2013.

De eisers voeren in een memorie die aan dit arrest is gehecht, zeven middelen aan.

Advocaat-generaal Raymond Loop heeft op 16 oktober 2013 een conclusie neergelegd op de griffie.

Op de rechtszitting van 23 oktober 2013 heeft raadsheer Benoît Dejemeppe verslag uitgebracht en heeft de voornoemde advocaat-generaal geconcludeerd.

Noot: 

Cassatie 6 november 2007, Juridat

Samenvatting

Het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit verbiedt bedrog of oneerlijkheid aan te wenden om schade te berokkenen of winst te behalen.

Dit beginsel sluit uit dat de dader van een opzettelijk misdrijf, dat zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid in het gedrang brengt, aanspraak kan maken
op een vermindering van de aan de getroffene van dat misdrijf verschuldigde vergoedingen, wegens de onvoorzichtigheden of nalatigheden die deze zou
hebben begaan.

Daartoe is vereist dat de handeling werd gesteld met de bedoeling schade te berokkenen.

Wanneer het misdrijf witwassen een gemeenschappelijk fout is met het misdrijf oplichting dat schade berokkent aan de eigenaar van de witgewassen
gelden, pleegt de dader het feit met het oogmerk de gelden buiten het bereik van de eigenaar van de witgewassen gelden te houden.

Aldus pleegt de dader het misdrijf met de bedoeling te schaden.

Hieruit volgt dat de appelrechters niet bijzonder hoefden vast te stellen dat de eiser de bewezen verklaarde telastlegging gepleegd heeft met de bedoeling
schade te berokkenen.

Tekst arrest:

zie deze link

Gerelateerd

lees verder

Sancties in het burgerlijk procesrecht

$
0
0
Publicatie
Auteur: 
Kris Wagner
Uitgever: 
KUL
Jaargang: 
2006
Samenvatting
Gerelateerd
Bibliotheek
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Willekeurige vrijheidsberoving

$
0
0

Wederrechtelijke vrijheidsberoving is het vasthouden door opsluiting, of door het beperken va de bewegingsruimte van het lichaam, door mechanische middelen zoals touwen, koorden, boeien, dan wel door bedreiging met geweld of in het algemeen de dreiging met ernstig kwaad op de eigen persoon dan wel op een derde indien er wordt weggelopen.

De vrijheidsbeperking kan ook bestaan in het ontnemen va identiteitspapieren, paspoort, maar ook medicatie.

Naast wederrechtelijke vrijheidsberoving bestaat de rechtmatige vrijheidsberoving uit het ontnemen van de vrijheid op basis van de wet of een rechterlijke beslissing, dan wel een op wet gesteunde belissing van de overheid voor de maximale duur en onder de strikte voorwaarden door de wet bepaald.

Ook de burgemeester kan in het belang van de veiligheid maatregelen nemen die de vrijheid va personen beperken. Zo kan een burgemeester bij vriesweer daklozen verplichten de straat te verlaten om opgevangen te worden in opvangcentra en desnoods zeer tijdelijk is een huis van arrest. Meer zelfs een burgemeester die onder deze dwang niet zou handelen, waardoor daklozen (in vrijheid) zouden doodvriezen zou kunnen vervolgd worden voor schuldig verzuim. 

Tenslotte kan een geneesheer in het belang van de patiënt zelf of van derden in het kader van een behandeling en binnen de finaliteit ervan de bewegingsvrijheid van een patiënt beperken.

Dit vasthouden is bijvoorbeeld letterlijk vasthouden, of 

Uittreksel uit strafwetboek:

Art. 147.Ieder openbaar officier of ambtenaar, ieder drager of agent van het openbaar gezag of van de openbare macht, die wederrechtelijk en willekeurig een of meer personen aanhoudt of doet aanhouden, gevangen houdt of doet houden, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar.

De gevangenisstraf is zes maanden tot drie jaar, indien de wederrechtelijke en willekeurige vrijheidsberoving langer dan tien dagen duurt.

Franse term: 
détention arbitraire, détention illégale
Gerelateerd

lees verder

Gedwongen tussenkomst in beroep nadat een deskundigenonderzoek werd bevolen is niet onontvankelijk

$
0
0
Plaats van uitspraak: Antwerpen
Instantie: Hof van beroep
Datum van de uitspraak: 
maa, 23/05/2016

Uit de in hun onderlinge samenhang gelezen artt. 812 en 981 Ger.W. blijkt dat de eis in gedwongen tussenkomst nadat een deskundigenonderzoek werd bevolen, niet onontvankelijk is.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1112
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

BVBA De B. t/ NV C., BVBA M.D. en CVBA A.D.

1. Feitenrelaas

BVBA De B. (appellante, hierna «De B.» genoemd) heeft in 2008-2009 renovatiewerken laten uitvoeren aan haar pand, gelegen in (...). Hierbij zijn BVBA M.D. (tweede geïntimeerde, «M.D.» genoemd en CVBA A.D. (derde geïntimeerde, hierna «A.D.» genoemd) als architecten opgetreden.

De aannemingswerken voor de ventilatie werden aan NV C. (eerste geïntimeerde, hierna «C.» genoemd) toevertrouwd.

2. Voorafgaande rechtspleging

Noot: 

Een vrijwillige tussenkomst tot het verkrijgen van een veroordeling kan niet voor de eerste maal in hoger beroep plaatsvinden en is bijgevolg niet ontvankelijk zie

• Rechtbank eerste aanleg Turnhout 10/11/2014, RW 2015-2016, 233:

E.V. e.a. t/ J.D.V. e.a.

1. Feiten en procedurele antecedenten

...

Wijlen H.B. was 87 jaar oud en verbleef in het woonzorgcentrum (...).

De aanleggers in derdenverzet zijn zusters, neven en nichten van wijlen H.B.

Eerste geïntimeerde is de zoon van een vooroverleden zus van wijlen H.B. Tweede geïntimeerde is de echtgenote van eerste geïntimeerde.

De vrijwillig tussenkomende partij is een zus van wijlen H.B.

Eerste en tweede geïntimeerden vroegen voor de Vrederechter te Westerlo de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder over wijlen H.B.

De Vrederechter heeft wijlen H.B. bezocht in het verzorgingstehuis en vervolgens mr. N.V. aangesteld als voorlopige bewindvoerder.

De appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Zij tekenden eveneens derdenverzet aan tegen kwestieuze beschikking.

Bij vonnis van de Vrederechter te Westerlo van 12 november 2012 werd de zaak verzonden naar deze rechtbank.

Bij tussenvonnis van deze rechtbank, deze kamer van 14 januari 2013 werd het hoger beroep van aanleggers in derdenverzet onontvankelijk verklaard en werd het derdenverzet ontvankelijk verklaard.

Inmiddels is wijlen H.R. overleden op 19 januari 2013.

Met een verzoekschrift, neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 22 oktober 2013, is mevrouw M.B. vrijwillig tussengekomen in de procedure.

Aanleggers in derdenverzet vorderen, het vonnis van 14 januari 2013 verder uitwerkend:

– voor recht vast te stellen dat ingevolge het overlijden van H.B. op 19 januari 2013 het voorlopig bewind van rechtswege een einde genomen heeft krachtens art. 488bis, d), derde lid BW;

– bijgevolg de beschikking van de Vrederechter te Westerlo van 6 september 2012 teniet te doen;

– te zeggen voor recht dat de vrijwillige tussenkomst van M.B. ontoelaatbaar, onontvankelijk minstens ongegrond dient te worden verklaard.

Eerste en tweede geïntimeerden alsook de vrijwillig tussenkomende partij vorderen in hun laatste conclusies:

– te zeggen voor recht dat de vordering bij derdenverzet van appellanten / eisende partijen op derdenverzet uitgedoofd is ingevolge het overlijden van de beschermde persoon H.B.

– bijgevolg de vordering op derdenverzet van appellanten/eisende partijen op derdenverzet hetzij onontvankelijk hetzij ongegrond te verklaren;

– de beschikking van de Vrederechter te Westerlo van 6 september 2012 integraal te bevestigen.

2. In rechte

M.b.t. de ontvankelijkheid

Over de ontvankelijkheid van het hoger beroep werd reeds gestatueerd in het tussenvonnis van deze rechtbanken deze kamer van 14 januari 2014.

Thans dient nog beslist te worden over de ontvankelijkheid van de vrijwillige tussenkomst bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 22 oktober 2013.

De vrijwillig tussenkomende partij vraagt in haar laatste conclusies om aanleggers op derdenverzet te veroordelen tot de kosten van het geding; haar tussenkomst is dus een agressieve vrijwillige tussenkomst.

Tussenkomsten tot het verkrijgen van een veroordeling kunnen niet voor de eerste maal plaatsvinden in hoger beroep (art. 812, tweede lid Ger.W.). Dit verbod is een wettelijke bevestiging van het beginsel van de dubbele aanleg (K. Broeckx, Het recht op hoger beroep en het beginsel van de dubbele aanleg in het civiele geding, Antwerpen, Maklu, 1995, p. 313, nr. 693). De vrijwillige tussenkomst dient dan ook onontvankelijk te worden verklaard.

Ten gronde

Wijlen H.B. is overleden op 19 januari 2013. Derhalve neemt het voorlopig bewind over H.B. van rechtswege een einde ingevolge het vroegere art. 488bis, d), derde lid in fine BW, dat in de huidige procedure nog van toepassing is.

Deze rechtbank kan dus alleen maar vaststellen dat aan het voorlopig bewind van rechtswege een einde is gekomen en kan zich niet uitspreken over de aanstelling van het voorlopig bewind op zich.

De vraag tot opheffing van dit voorlopig bewind moet dus niet meer ten gronde beoordeeld worden.

...

Het derdenverzet is door het overlijden van wijlen H.B. uitgedoofd, nu de ratio van het beschermingsstatuut is komen te vervallen.

Gerelateerd

lees verder

Verkoop notariskosten inbegrepen onvoldoende omschrijving onbepaalbare prijs – ongeldige overeenkomst

$
0
0
Plaats van uitspraak: Brussel
Instantie: Hof van beroep
Datum van de uitspraak: 
woe, 25/11/2015

Een prijsbepaling bij de verkoop voor een totale prijs notariskosten inbegrepen», wijkt af van de algemene regel in art. 1593 BW volgens welk de bijkomende kosten van de koop ten laste komen van de koper. Weliswaar kunnen de partijen anders bedingen.

Wanneer, de prijs evenwel wordt bepaald «notariskosten inbegrepen», maar de kosten zelf worden niet aangegeven, weet de verkoper niet welke de verkoopprijs is die hij zal ontvangen.

Nog daargelaten de vraag of het begrip «notariskosten» steeds aldus moet worden begrepen dat het kosten betreft verbonden aan het verlenen van zijn ambt, dan wel dat ze ook de registratierechten inhouden, moet worden opgemerkt dat deze rechten kunnen variëren al naargelang de fiscaal relevante omstandigheden waarin de koper zich bevindt. 

Bij ontstentenis van het precieze detail van wat de «notariskosten» inhouden, is de bedongen prijs niet bepaalbaar. Een prijs «grosso modo» is geen bepaalde prijs.

Bij ontstentenis van een bepaalde en bepaalbare prijs, is de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand kwam.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1114

R.A. t/ V.-S. J.

...

II. De voorafgaande rechtspleging en de vordering voor het hof

5. Appellant liet op 4 april 2007 de inleidende dagvaarding betekenen waarbij hij de veroordeling vordert van de oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde, om onverwijld een overeenkomst uit te voeren betreffende een appartement, dat gelegen is (...) te 2020 Antwerpen, onder verbeurte van een dwangsom van 200 euro per dag.

Gerelateerd

lees verder

Partijstatuten strekken de partijleden tot wet

$
0
0
Plaats van uitspraak: Brussel
Instantie: Rechtbank van Eerste Aanleg
Datum van de uitspraak: 
maa, 06/11/2017

De verhouding tussen partijleden is zuiver contractueel en wordt geregeld door de partijstatuten.

Door hun lidmaatschap aanvaarden partijleden dat zij zich onderwerpen aan het tuchtrecht van de vereniging waarbij zij aansluiten.

De rechtbank kan onderzoeken of de contractuele bepalingen (of de statuten) die tussen partijen werden overeengekomen, werden nageleefd. Daarnaast kan de rechtbank ook nagaan of er bij het nemen van de beslissing misbruik van bevoegdheid werd gemaakt. Dit betekent niets anders dan dat de rechter nagaat of de overeenkomst te goeder trouw werd uitgevoerd dan wel of er sprake is van misbruik van recht bij het nemen van de beslissing (art. 1134, derde lid BW).

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1115
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

S.L. en N.V. t/ vzw N-VA. en feitelijke vereniging N-VA

...

1. Feitelijke en procedurele voorgaanden

1. De feiten in dit dossier werden reeds uiteengezet in het tussenvonnis van 7 november 2016.

Het past hier te herhalen dat:

– eisers lid waren van de N-VA en bestuurslid van de afdeling Boortmeerbeek (hierna aangeduid als de «Afdeling»);

– eisers bij beslissing van 14 februari 2015 in hun lidmaatschap van de N-VA werden geschorst door de partijraad;

Gerelateerd

lees verder

Bevoegdheid rechtbank van Koophandel voor onrechtmatige daad ondernemer als een handeling verricht in de verwezenlijking van het economisch doel

$
0
0
Plaats van uitspraak: West-Vlaanderen
Instantie: Arrondissementsrechtbank
Datum van de uitspraak: 
maa, 20/02/2017

Een onopzettelijke daad van een aannemer bij de uitvoering van werken, waardoor hij schade veroorzaakt aan een andere onderneming, kan ten aanzien van de betrokken aannemer worden beschouwd als een handeling die verricht is in de verwezenlijking van het economisch doel dat hij nastreeft.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1117
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

BVBA T. t/ NV S.

...

2. Feiten en gegevens van de vorderingen

De vordering, zoals gesteld in de dagvaarding van 12 november 2015, strekt tot veroordeling van verwerende partij om aan eisende partij een bedrag te betalen van 1.481,89 euro, vermeerderd met de intresten uit hoofde van kabelbeschadiging naar aanleiding van graafwerken, uitgevoerd door verwerende partij.

Blijkens de bewoordingen van de dagvaarding is de vordering gebaseerd op de artt. 1382 en 1384, derde lid BW.

Gerelateerd

lees verder

Afschaffing verlengde minderjarigheid

$
0
0

Op 1 juni 2014 werd het statuut  van de verlengde minderjarigheid en de bijstand door een gerechtelijk raadsman opgeheven en geïntegreerd in een algemeen beschermingsstatuut, met het voorlopig bewind als basis.

Dit 'voorlopig bewind' laat de vrederechter toe om een bescherming op maat te moduleren waarbij in de eerste plaats naar de mogelijkheden van de betrokkene wordt gekeken.

De rechter beslist voor welke beslissingen de te beschermen persoon bescherming en begeleiding nodig heeft van een bewindvoeder. Hierbij wordt aandacht geschonken aan het onderscheid tussen handelingen die de persoon raken en handelingen die betrekking hebben op het beheer van goederen. De bewindvoerder kan maar moet niet dezelfde persoon zijn voor beide soort handelingen. Er kan dus eenbewindvoerder zijn voor de persoonsgebonden zaken en een andere voor de handelingen met betrekking tot het vermogen.

De aanstelling van een vertrouwenspersoon is mogelijk maar niet verplicht 

De figuur van de toeziende voogd afgeschaft.

De oude en inmiddels afgeschafte regeling met betrekking tot de verlengde minderjarigheid voorzag dat als iemand met een beperking achttien jaar werd en kon beslist worden om de minderjarigheid te verlengen. Door deze verlengde minderjarigheid werden deze mensen volledig handelingsonbekwaam en konden deze dus ook niet trouwen.

Deze regeling werd vervangen door de nieuwe alomvattende regeling van het voorlopig bewind bij wet van 1 juni 2014.

De vrederehter benoemt de bewindvoerder op vraag van de ouders, of dichte familieleden of verzorgenden.

Gerelateerd

lees verder

Hoger beroep vonnis vrederechter inzake alimentatie bevoegdheid Hof van beroep

$
0
0

Hoger beroep tegen vonnis van vrederechter tot betaling van onderhoudsgelden voor kinderen dienen gebracht voor het Hof van beroep en niet voor de rechtbank van eerste aanleg

Hogere beroepen ingesteld tegen vonnissen vanaf 1 september 2014 uitgesproken door de vrederechter inzake de onderhoudsplicht van ouders ten aanzien van hun kinderen, dienen gebracht te worden voor het hof van beroep. Deze materie behoort immers vanaf 1 september 2014 tot de bevoegdheid van de familierechtbank, en hogere beroepen tegen vonnissen van de familierechtbank moeten worden ingesteld voor het hof van beroep (zie A. Beckers en P. Senaeve, “het overgangsrecht van de wet van 30 juli 2013” in tijdschrift voor familierecht 2014/6, nummer 21).

Gerelateerd

lees verder


e-Deposit-platform

$
0
0

De FOD Justitie heeft een e-deposit service ter beschikking gesteld aan de burger en de advocaat.

Middels deze webtoepassing kan zowel de advocaat als de burger dossierstukken elektronisch neerleggen bij de een aantal rechtbanken zoals de hoven van beroep en de rechtbanken van koophandel (de lijst wordt voortdurend uitgebreid) tegen ontvangstbevestiging.

De toepassing is toegankelijk voor iedere burger en iedere advocaat mits gebruik van een eID (elektronische identiteitskaart)

Dit initiatief staat los van de beruchte DPA systeem.

Het opladen gebeurt op de e-deposit website, die betrouwbaarheid garandeert door authenticatie op basis van uw elektronische identiteitskaart (eID), net zoals dit het geval is via Tax on Web. Het opladen van documenten kan 24 op 24 en 7 dagen op 7 (zie hiertoe het gewijzigde art. 52 Ger.W.).

De burger of advocaat is niet langer afhankelijk van een postbode of een faxtoestel, en laadt de documenten elektronisch op, tegen een elektronisch rechtsgeldig ontvangstbewijs, dat een overzicht biedt van de door u opgeladen documenten en het rechtsplegingsdossier waaraan de documenten werden toegevoegd.

Toch kommer en kwel? - Erger een echte Belgenmop

QRVA 54113 07-04-2017

Sinds 2 februari 2017 is ook het koninklijk besluit van 21 november 2016 betreffende de modaliteiten van aflevering van de uittreksels uit het strafregister aan particulieren in werking getreden.

Vraag nr. 1783 van mevrouw de Carina Van Cauter, volksvertegenwoordiger van 13 maart 2017 (N.) aan de minister van Justitie:

De werking van het e-Deposit-platform (MV 16820).

Nuttige tips: 
 

Vereisten

 

Een up-to-date versie van Java installeren (klik hier om de nieuwste versie te downloaden)
De e-ID software installeren (
klik hier om de nieuwste versie te downloaden)
Indien nodig, uw browser configureren:
  • Voor Firefox, de bijhorende e-ID module installeren (klik hier voor meer informatie)
  • Voor Chrome, de instellingen configureren (klik hier voor meer informatie)
U heeft de volgende zaken nodig:
Gerelateerd

lees verder

Schuldvergelijking en overdracht schuldvordering

$
0
0
Instantie: Hof van Cassatie
Datum van de uitspraak: 
vri, 16/09/2016
A.R.: 
C.15.0227.N

Krachtens art. 1289 BW heeft, wanneer twee personen elkaars schuldenaar zijn, tussen hen schuldvergelijking plaats, waardoor de twee schulden tenietgaan.

Art. 1295, eerste lid BW, zoals van toepassing vóór de wijziging bij wet van 6 juli 1994, bepaalt dat de schuldenaar die zuiver en eenvoudig heeft toegestemd in de overdracht van zijn rechten, door een schuldeiser aan een derde gedaan, zich tegen de overnemer niet meer kan beroepen op de schuldvergelijking die hij, vóór deze toestemming, aan de overdrager had kunnen tegenwerpen.

Krachtens het tweede lid van deze bepaling verhindert de overdracht waarin de schuldenaar niet heeft toegestemd, maar die hem is betekend, de schuldvergelijking slechts wat de schuldvorderingen betreft die na deze betekening tot stand zijn gekomen.

Schuldvergelijking blijft in elk geval mogelijk voor samenhangende schuldvorderingen.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
Intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1136
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

AR nr. C.15.0227.N

Vlaams Gewest en NV Waterwegen en Zeekanaal t/ NV A.B.E.

I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen de arresten van het Hof van Beroep te Gent van 20 september 2013 en 5 september 2014.

...

III. Beslissing van het Hof

Beoordeling

Eerste middel

1. Krachtens art. 1289 BW heeft, wanneer twee personen elkaars schuldenaar zijn, tussen hen schuldvergelijking plaats, waardoor de twee schulden tenietgaan.

Noot: 
TPR 1989:
1657Compensatie en concursus creditorum - klik hier - 
Dirix E. en Kortmann S.C.J.J.

Overige rechtspraak:

• Cass. 24 juni 2010, Arr.Cass. 2010, 1932, conclusie advocaat-generaal D. Thijs;

• Cass. 4 februari 2011, RW 2011-12, 488, noot R. Houben.

 

Gerelateerd

lees verder

Boekhouder is steeds aansprakelijk voor zijn fouten in de boekhouding

$
0
0
Plaats van uitspraak: Oostende
Instantie: Rechtbank van Koophandel
Datum van de uitspraak: 
don, 06/10/2016

Om erkend te worden en te blijven als boekhouder of als boekhouder-fiscalist, moet deze instaan, voor de uitvoering van de professionele opdrachten die hij vervult en zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkheid verzekeren door een verzekeringsovereenkomst goedgekeurd door de Nationale Raad van het Beroepsinstituut

Het is een boekhouder verboden, zich aan deze aansprakelijkheid te onttrekken, zelfs gedeeltelijk, door een bijzondere overeenkomst in geval van een fout gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.

Telkens als een boekhoudopdracht wordt gegeven aan een door het instituut erkende rechtspersoon, moet die onder haar vennoten, zaakvoerders of bestuurders een door het instituut erkende vertegenwoordiger-natuurlijke persoon aanduiden die instaat voor de uitvoering van de opdracht in naam en voor rekening van deze vennootschap.

Voor die vertegenwoordiger gelden dezelfde voorwaarden en dezelfde tuchtrechtelijke aansprakelijkheid als wanneer hij die opdracht in eigen naam en voor eigen rekening zou vervullen.

Een exoneratiebeding in een overeenkomst met een boekhouder zou dus theoretisch de boekhouder kunnen vrijstellen van aansprakelijkheid in geval van nalatigheid, hetgeen zelfs niet in strijd zou zijn met art. 50, § 1 van de wet van 22 april 1999. Dit artikel verbiedt immers enkel de vrijstelling van aansprakelijkheid in geval van een fout gepleegd met bedrieglijk opzet. 

Maar bij een beoordeling van de rechtsgeldigheid vaneen exoneratieclausule rijst de vraag rijst evenwel of deze clausule ook geldig is in het kader van het gemene recht.

Een contractspartij kan zich exonereren voor haar eigen zware fout.

In die omstandigheden moet er geoordeeld worden dat een contractspartij zich a fortiori principieel kan exonereren voor haar nalatigheid.

Dit is evenwel anders indien het exoneratiebeding aan de overeenkomst iedere zin of betekenis ontneemt omdat het betrekking heeft op een verbintenis die een wezenlijke prestatie van de overeenkomst vormt.

Indien een dergelijk beding toegelaten zou zijn, zou een erkend boekhouder bijvoorbeeld bij het indienen van een belastingaangifte kunnen aanvoeren dat hij door de enkele indiening van de aangifte zijn verplichtingen is nagekomen, maar dat hij voor eventuele fouten die te wijten zijn aan zijn nalatigheid, geen enkele aansprakelijkheid kan dragen. Dit gaat niet op en zou ieder vertrouwen van de klanten in erkende beroepsbeoefenaren ontnemen.

Een boekhouder moet bij het opstellen van een exoneratiebeding erover moet waken dat die beperking geen zuivere en eenvoudige vrijstelling van aansprakelijkheid wordt 

Niets belet dat de aansprakelijkheid beperkt wordt tot het bedrag dat gedekt is door de beroepsaansprakelijkheidsverzekering of tot een plafond gelijk aan x maal het ereloon of tot een forfaitair bedrag.

Weliswaar kan de verplichting van de boekhouder aanzien worden als "slechts" een inspanningsverbintenis om het cijfermateriaal zo goed mogelijk te verwerken.

Dit behelst en laat de rechtbank toe of de boekhoudr zich van dze inspanningsverbintenis heeft gekweten zoals van een normaal en zorgvuldig boekhouder mag worden verwacht.

Het foutief ingeven van gegevens voldoet niet aan de inspanningsverbintenis van de boekhouder die beroepsfouten uitmaken aan de zijde de boekkhouder en dus een contractuele wanprestatie zijn.

De boekhouder die de belastingsaangifte ingedient, neemt hiermee en hierdoor de juridische verantwoordelijkheid op zich om deze zo correct mogelijk in te vullen.

Indien een boekhouder hierbij zijn opdracht wenst te beperken tot het louter materiële werk van het ingeven van cijfers die zouden opgesteld zijn door de vorige boekhouder van de klant, dan zal de boekhouder hier uitdrukkelijk op moeten wijzen. 

De aansprakelijkheid van de boekhouder verdwijnt niet doordat een algemene vergadering van de klant de door de boekhouder opgestelde jaarrekening heeft goedgekeurd. Hieruit kunnen enkel bepaalde gevolgen afgeleid worden voor o.m. de wijze waarop de aandeelhouders de winst hebben willen bestemmen.

De aandeelhouders mogen er evenwel van uitgaan dat de boekhouder van de vennootschap de boekhoudkundige gegevens op een correcte wijze verwerkt heeft. Er anders over oordelen zou betekenen dat zij vooraleer de jaarrekening goed te keuren, deze eerst nog eens zouden moeten laten nazien door een andere boekhouder ...

De vergelijking kan worden gemaakt met een advocaat die zijn ontwerp van conclusie ter goedkeuring voorlegt aan zijn cliënt. Door de goedkeuring van het ontwerp bevestigt de cliënt dat de feitelijke uiteenzetting in deze conclusie correct is. Het blijft evenwel de taak van de advocaat als specialist om alle nuttige juridische argumenten in te roepen die de stelling van zijn cliënt kunnen ondersteunen.

Publicatie
tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1151
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

BVBA L.V. t/ BVBA F.B.D.-C.

...

2. Relevante feitelijke gegevens en standpunt van de partijen

2.1. L. zet uiteen dat zij een beroep deed op D. voor het leveren van boekhoudkundige prestaties en in het bijzonder voor de aangifte van de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2014.

Volgens L. heeft D. de aangifte voor het aanslagjaar 2014 ingediend, waarna er op 12 december 2014 een aanslagbiljet volgde op grond waarvan zij een bedrag verschuldigd was van 27.410,03 euro aan belastingen.

Gerelateerd

"Het is de burger die zich toevertrouwt aan de advocaat en niet omgekeerd".

R. Verstraeten

R. Verstraeten, “Beroepsgeheim en verdediging” in Liber Amicorum Jean-Pierre Debandt, Brussel, Bruylant, 2004, 267-272, vn. 12:

R. Verstraeten, Handboek Strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2007, nr. 1805, p. 876:

“Een persoon die als ontvanger deelneemt aan een telefoongesprek, pleegt geen inbreuk op het recht tot respect voor het privéleven vermits hij als ontvanger bij het opnemen van het gesprek geen inbreuk kan plegen op zijn eigen privacy en evenmin de privacy schendt van de oproeper daar deze juist vrijwillig de boodschap meedeelt aan de ontvanger en laatstgenoemde zodoende uit eigen beweging betrekt in zijn privé- of gezinsleven.”

• R. Decorte, “Opnemen eigen telefoongesprekken verdeelt rechters”, Juristenkrant 2000, afl. 19, 5.

• S. Boulart, “De opname van eigen telefoongesprekken: mét of zonder toestemming van de betrokkenen”, RW 2002-03, (1601) 1602.

lees verder

Gemeentelijke roden

$
0
0

Gemeentelijke roden zijn landbouwgronden eigendom van de gemeente, die niet onderworpen zijn aan de pachtwet.

Gemeenten kunnen eigenaar zijn van landbouwgronden. In heel wat gemeenten werden deze verpacht aan landbouwers, volgens een pachtreglement opgesteld door de gemeente.  Het Hof van Cassatie stelt evenwel in haar arrest van 16/05/1974 (PASICRISIE BELGE  1974(I,P.954-961) en ARRESTEN VAN HET HOF VAN CASSATIE null 1974(P.1032-1035) dat de deze gronden moeten aanzien worden als gemeentelijke roden. Dit zijn gronden, eigendom van de gemeente, die volgens rechtspraak van het Hof van Cassatie een specifiek statuut hebben en niet onderworpen zijn aan de pachtwet.

Vigerende lokale pachtreglementen zijn aldus in strijd met de rechtspraak van het Hof van Cassatie en worden dan ook door de gemeenten hervormd worden, althans mag dit verwacht of geëist worden van de gemeenten.

 

De individuele verdeling onder de inwoners van de gemeente, met name door toewijzing bij openbaar aanbod van gemeentelijke roden die deel uitmaken van hetprivaatdomein van de gemeente, vallen onder de toepassing van het administratiefrecht, en niet van de Pachtwet.

Gemeentelijke roden maken deel uit van het privé domein van de gemeente.

Gemeentelijke roden zijn gemeentegoederen in de zin van artikel 542 van het Burgerlijk Wetboek.

Nog dit: 


Gerelateerd

lees verder

Ontslag wegens kanker is strijdig met discriminatiewet

$
0
0
Plaats van uitspraak: Brussel
Instantie: Arbeidshof
Datum van de uitspraak: 
din, 20/02/2018
A.R.: 
2016/ AB/959

De blijvende gevolgen van kanker dienen door een werkgever aanzien als een handicap waartoe hij verplicht is aanpassingen te doen zodat een kankerpatiënt de tewerkstelling kan verder zetten.

Een ontslag gegeven aan een werknemer die ingevolge kanker een beperking heeft opgelopen met vermelding op de C4 "gebrek aan geschikt werk", resulteert in een recht op schadevergoeding, te dezen 12.500 euro.

Het weigeren om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van personen met een handicap wordt als verboden discriminatie wordt beschouwd.

De handicap en de huidige of toekomstige gezondheidstoestand van een individu zijn beschermde criteria, die op grond van art. 5 van toepassing zijn in de arbeidsbetrekkingen.

Deze bescherming geldt ondermeer bij de ontslagregelingen in de private sector. 

Discriminatie kan direct of indirect zijn. In geval van handicap mag men redelijke aanpassingen verwachten.

Op grond van art. 14 van de antidiscriminatiewet wordt o.m. onder discriminatie verstaan: een weigering om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van een persoon met een handicap.

Redelijke aanpassingen zijn: passende maatregelen die in een concrete situatie en naargelang de behoefte worden getroffen om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang te hebben tot, deel te nemen aan en vooruit te komen in de aangelegenheden waarop deze wet van toepassing is, tenzij deze maatregelen een onevenredige belasting vormen voor de persoon die deze maatregelen moet treffen {art. 4, 12" antidiscriminatiewet).

Passende doeltreffende en praktische maatregelen die gericht zijn op aanpassing van de werkplek aan de behoeften van de werknemer met een handicap, zijn bijvoorbeeld aanpassing van gebouwen, uitrusting, arbeidsritme, en taakverdeling, of voorzien in opleidings-en integratiemiddelen.

Het begrip handicap kan gedefinieerd worden als "een beperking die met name het gevolg is van (langdurige) lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen.

Het begrip "handicap" verschilt van het begrip "ziekte", waardoor een eenvoudige gelijkstelling van de twee begrippen uitgesloten is. Dit neemt niet weg dat een ziekte een handicap kan uitmaken, wanneer men te maken heeft met een gezondheidstoestand die voortvloeit uit een door een arts gediagnosticeerde geneeslijke of ongeneeslijke ziekte en wanneer deze ziekte leidt tot een beperking die onder meer het gevolg is van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkenen kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsteven deel te nemen, en die beperking langdurig is.

Een beperking kan slechts als een 'handicap' worden opgevat indien het waarschijnlijk is dat zij van lange duur is.

Art. 36bis §1 van dit KB (thans art. I. 4-36 van de Codex Welzijn op het werk) legt aan de werkgever de plicht op om alle werknemers te informeren die al dan niet onderworpen zijn aan het verplicht gezondheidstoezicht, over hun recht te genieten van een bezoek voorafgaand aan de werkhervatting in geval van arbeidsongeschiktheid, met het oog op een eventuele aanpassing van hun werkpost.

Discriminatie op basis van handicap ook plaats vinden zonder vraag tot progressieve werkhervatting,

Discriminatie vereist geen opzet.

De aansprakelijkheid van degene die discrimineert, is in geen enkel opzicht afhankelijk is van het bewijs van schuld of van de afwezigheid van enige rechtvaardigingsgrond.

Bij het beoordelen van het discriminatoir karakter van een handeling speelt het intentioneel element van de persoon die de handeling stelt, geen enkele rol.

Er kan dus sprake zijn van een discriminatie zonder dat de de persoon die de discriminatie stelt, te dezen de werkgever, de intentie tot discrimineren had.

Het antwoord op de vraag of de aanpassingen die kunnen verwacht worden door de werkgever al dan niet redelijk zijn, kan gevonden worden in een analyse van de jaarrekeningen va de werkgever. Wanneer blijkt dat deze winstgevend was, kan geoordeeld dat de geen sprake kan zijn van een onredelijke belasting van de werkgever voor het doen van aanpassingen voor zijn werkgever en het ontslag dan ook niet gerechtvaardigd kan worden door budgettaire of afdoende economische overwegingen.
 

Publicatie
tijdschrift: 
(nog) niet gepubliceerd

H. wonende te ( ... ), appellante,

tegen

M( ... ) NV,met maatschappelijke zetel te ( ... ), geïntimeerde,

mede in zake

INTERFEDERAAL CENTRUM VOOR GELIJKE KANSEN EN BESTRIJDING VAN DISCRIMINATIE EN RACISME, met maatschappelijke zetel te 1000 BRUSSEL, Koningsstraat 138, vrijwillig tussenkomende partij,

Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel het volgend arrest uit:

Gelet op […]

 

Noot: 

Is dit arrest wel zo progressief als het eruit ziet? Opent dit arrest geen deur voor de werkgever om mist betaling van 12.500 euro, desnoods na procedure "verlost" te zijn van zijn werknemer (ex)-kankerpatiënt?

Gerelateerd

lees verder

Viewing all 3409 articles
Browse latest View live