Wanneer de eiser zijn burgerlijke vordering uitdrukkelijk baseert op een misdrijf, wordt de verweerder geplaatst in dezelfde toestand als de verdachte in strafzaken, die niets moet bewijzen (art. 876 Ger.W.). In dat geval is art. 870 Ger.W. krachtens welke elke partij de bewijslast draagt van de door haar aangevoerde feiten niet van toepassing en evenmin art. 1315 BW krachtens welke bepaling hij die beweert bevrijd te zijn, de betaling moet bewijzen of het feit dat het tenietgaan van zijn verbintenis heeft teweeggebracht.
Ook de artt. 877 tot 882 Ger.W. betreffende de overlegging van stukken in burgerlijke geschillen zijn als zodanig niet van toepassing in strafzaken. Hieruit volgt dat het arbeidshof in huidige stand van het geding de sanctie van art. 882 Ger.W. niet (meer) kan opleggen.
W. t/ NV E.
I. Feiten en antecedenten
Rechtsleer:
• Pim Van Walleghem, Cassatie beperkt gevolgen schending vermoeden van onschuld, De Juristenkrant, 280, 18 december 2013, 3
• Revue de jurisrudence de Liège, Mons et Bruxelles [JLMB] KONING, François; Observations 'La présomption d'innocence et le devoir d'impartialité simples sujets de colloque?' 2014, n° 9, p. 394-404.
• Verdrag of internationale overeenkomst / 1950-11-04 / Artt. 6.1 en 6.2 / /
Strafonderzoek gesteund op informatie uit betrouwbare bron
Een strafvordering die voorafgegaan wordt door informatievergaring is slechts regelmatig voor zo ver de informatievergaring regelmatig is en bijvoorbeeld niet het voorwerp van verboden actieve politionele informatievergaring, dan wel pro actieve recherche.
Indien de informatie gesteund is op basis van een anonieme aangifte, dan wel infiltratie, observatie of pro actieve recherche dient er voldaan te worden aan zeer specifieke voorwaarden waarbij de verdediging het recht heeft om deze te onderzoeken.
Het louter stellen dat informatie die door het parket verzameld wordt, dan wel door de politionele diensten sowieso gebeurd volgens de regels van de wet is een zeer magere en onvoldoende motivering nu de praktijk reeds meermaals heeft aangetoond dat dit niet het geval is.
Overigens de controle op de informatievergaring moet mogelijk blijven in een rechtsstaat.
Wanneer derhalve een strafrechtelijke vordering gesteund is op een strafbundel dat aanvang neemt met de vaststelling dat het onderzoek gestart werd na informatie (uit betrouwbare bron) dan dient het Openbare Ministerie aan te tonen dat deze informatievergaring gebeurde op een correcte, wettelijke wijze zonder daarom de bronnen op zich vrij te geven.
Wanneer het Openbare Ministerie dit niet doet of hierin niet slaagt, kan de rechter niets anders dan de strafvordering onontvankelijk te verklaren wegens schending van de rechten van de verdediging.
Voor een toepassing zie Correctioneel Gent, 19de kamer, 25.04.2012 geciteerd door Luc Arnou in de Juristenkrant nr. 252 van 27.06.2012, ook informatie “uit betrouwbare bron” ontsnapt niet aan de rechterlijke controle.