In rechtspraak en rechtsleer was rond de jaren tweeduizend enige onduidelijkheid over de vraag of een schenking kon worden herroepen wegens het wegvallen van de determinerende oorzaak, waarbij vooral gedacht werd aan verbroeken (liefdes)relaties, familieruzies. De aarzeling holde de essentie van de schenking, zijnde de onherroepelijkheiod van de schenking uit. Gegeven blijft gegeven.
De onherroepelijkheid van de schenking gaat terug naar de code Napoléon, waarbij een breuk gemaakt werd met het ancien regime waarbij middels herroepbare schenkingingen, begiftigden onder gezag, druk en grilligheid van de schenker stonden. Een toestand waarbij hierdoor het eigendomsrecht als absoluut recht werd uitgehold, nu herroepbare schenkingen, precaire eigendom opleveren en eigendomsgoeren met onzeker, onberkoopbaar statuut. De rechtzekerheid en de rechtstaat is eerder gediend met de onherroepbaarheid van de schenking.
In een speerpunt arrest van 12 december 2008, maakt het hof van cassatie komaf met deze discussie. Het bestaan van een oorzaak als voorwaarde voor de geldigheid van een overeenkomst moet worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling waarvan zij een geldigheidsvereiste is.
De latere verdwijning ervan heeft in de regel geen gevolgen voor de geldigheid van de rechtshandeling. Dit geldt des te meer voor voor schenkingen onder de levenden. Wie op het ogenblik van de schenking bereid was te schenken en hierna geschonken heeft kan op deze beslissing, ook al heeft hij hiervan spijt niet terugkomen. Gegeven bijft gegeven, gij zult het niet moeten wedergeven. Wanneer geliefden hun relatie beëindigen, wanneer vrienden ruzie krijgen, waneer ouders met hun kinderen ruzie maken, blijven alle eerdere schenkingen geldig omdat op het ogenblik van de schenking de schenking de wil tot schenking bestond en de geldigheid van de schenking enkel beoordeeld wordt op het ogenblik van de schenkin.
Het speerpunt arrest van 12 december 2008:
samenvatting:
Een schenking tussen echtgenoten kan altijd worden herroepen. Bij andere schenkingen is dat principieel niet mogelijk, behoudens hetgeen in deze bijdrage werd gesteld.
Als de begunstigde de voorwaarden van de schenking niet naleeft kan de schenking eveneens worden herroepen.
Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de begunstigde van een naakte eigendom van een goed de uitoefening van het vruchtgebruik onmogelijk maakt. Dit zou in het uitzonderlijke geval toepasselijk zijn indien de naakte eigenaar na een brand van de woning de verzekeringsgelden opstrijkt en het onroerend goed niet herbouwt.
In het kader van vermogensplanning heeft de theoprie van de herroepbaarheid van de schenking wegens het wegvallen van de determinderende oorzaak opgang te vonden. Toch stelt zich de vraag of deze theorie geen stille dood is gestorven na het Cassatiearrest van 12 december 2008. Hierna volgt de samenvatting en de tekst van dit cassatie arrest:
samenvatting:
Het bestaan van een oorzaak in de zin van de artt. 1108 en 1131 B.W. moet in beginsel worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling waarvan zij een geldigheidsvereiste is; de latere verdwijning ervan heeft in de regel geen gevolgen voor de geldigheid van de rechtshandeling; dit geldt ook voor schenkingen onder de levenden. Zie Cass., 24 sept. 2007, AR C.06.0107.F, A.C., 2007.
tekst van het arrest:
Nr. C.06.0332.N
V. R.,
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel, Louizalaan 523, waar de eiseres woonplaats kiest,
tegen
L. S.,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Central Plaza, Loksumstraat 25, waar de verweerder woonplaats kiest.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 9 februari 2006 gewezen door het Hof van Beroep te Gent.
Voorzitter Ivan Verougstraete heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.
Geschonden wettelijke bepalingen
- de artikelen 894, 953, 1108, 1131 en 1134 van het Burgerlijk Wetboek.
Aangevochten beslissingen
Het bestreden arrest, doordat het de vordering van de verweerder gegrond verklaart in zoverre gesteund op het verval van de oorzaak of beweegreden van de schenkingen.
Het verantwoordt zijn beslissing met de overwegingen dat: "Wat het door de (verweerder) ingeroepen verval van de doorslaggevende oorzaak van de schenkingen betreft. Wanneer de doorslaggevende beweegreden van de schenking door een voorval buiten de wil van de schenker vervalt of verdwijnt, kan de (feiten-)rechter vaststellen dat die schenking vervallen is, als zij, volgens de bewoordingen zelf van die beschikking of volgens de uitleg van de wil van de schenker, onlosmakelijk is verbonden met de omstandigheden die eraan ten gronde lagen en die haar enige reden van bestaan uitmaken. De oorzaak van een rechtshandeling is de beslissende of doorslaggevende beweegreden ervan. Als oorzaak van een schenking fungeert steeds de wil om iemand (te deze de (eiseres)) kosteloos te bevoordelen, alsmede de doorslaggevende beweegreden van deze vrijgevigheid. De (verweerder) haalt aan dat deze determinerende beweegreden was gelegen in zijn (eerlijke) bedoeling om mits de door hem verleende, grote financiële hulp de relatie van de partijen te bestendigen naar een samenwoning toe van het gezin in de nieuwe woning, die daartoe eerst volledig werd aangepast en gerenoveerd.
2. f.1° Het is vooreerst aannemelijk dat de relatie tussen partijen zonder merkbare haperingen is verlopen, drie jaar lang heeft geduurd, waarbij de impact en het belang van de (verweerder) in zekere mate toenam. Zoals gezegd was de (verweerder), vijf jaar jonger dan de (eiseres), met de (eiseres), die veel meer levenservaring bezat, aan zijn eerste serieuze liefdesrelatie toe. De (eiseres) geeft de liefdesrelatie (sinds 1997) met de (verweerder) toe. Zij ontmoetten elkaar (minstens) elk weekend, bij voorkeur op zaterdag (avond). De (eiseres) ging duidelijk akkoord met de aankoop in 1999 van de dure woning te Knokke-Heist, want, alhoewel zij niet aantoont alleen, met hypotheeklening en/of hulp van haar ouders een dergelijke aankoop te kunnen financieren, heeft zij toch de authentieke aankoopakte laten verlijden (op haar naam) en ging zij een hypothecair krediet aan betreffende deze woning van nog geen vierde van de totale aankoopsom en de kosten (...). Vervolgens is de (eiseres) eveneens akkoord gegaan om verfraaïngs- en verbouwingswerken aan de woning te laten uitvoeren. Er werd daartoe een architect aangezocht en tijdens de werken werd de woning blijkbaar niet bewoond, wat wel meer gebeurt. Er wordt door partijen niet voorgehouden dat de woning tijdens de werken hoe dan ook bewoonbaar zou zijn geweest. De (verweerder) verkreeg bovendien, zoals reeds gezegd, volmacht op de rekening van de (eiseres). Er wordt zelfs niet beweerd, laat staan aangetoond, dat deze volmacht om een of andere reden alleen maar nodig was bij/voor de verbouwingswerken en de volmacht alleen in dat kader mocht worden aangewend. Het verlenen van een volmacht geeft in de regel trouwens duidelijk blijk van een dermate groot vertrouwen dat het gewoonlijk niet gebeurt, althans niet aangewezen is, tussen partners wier relatie op losse schroeven staat. Verder kreeg de (verweerder) een automatisch bedieningstoestel voor de garagepoort van de woning te Knokke-Heist (...) en kon hij dus op elk ogenblik binnen in de woning (tot wanneer de (eiseres) na de breuk tussen partijen de toegangscode veranderde - ook een sleutel geeft trouwens geen garantie wanneer één der partners de sloten wijzigt). Ook de fiets van de (verweerder) bevond zich reeds in de garage van deze woning (...). Verder zijn al de ereloonnota's van de architect gericht aan (de verweerder) en (de eiseres) en het overzicht eindafrekening van de architect vermeldt als bouwheer (de verweerder) en (de eiseres). Niet alle facturen van de verbouwing staan op naam van de (eiseres) alleen. Er zijn ook facturen op naam van de (verweerder). Zo zijn onder meer bepaalde facturen van Construct Glas betrekkelijk de woning in kwestie gericht zowel aan de (eiseres) als aan de (verweerder) (...). De (eiseres) heeft nooit geprotesteerd tegen het feit dat de (verweerder) mede werd vermeld/beschouwd als bouwheer en opdrachtgever der werken. De (verweerder) heeft tevens actief meegewerkt aan de ganse verhuis van de (eiseres) naar de woning te Knokke-Heist, omstreeks mei 2000, wanneer de verbouwingswerken beëindigd waren. De (eiseres) houdt thans voor dat de relatie met de (verweerder) in haar ogen soms moeilijk verliep, dat hun levensideeën en persoonlijkheid niet bij elkaar pasten, de (verweerder) opdringerig, bemoeiziek en agressief was en dat zij niet werd aanvaard door zijn moeder. De (eiseres) verschaft evenwel geen enkel nader detail hiervan (behoudens dan van de feiten die zij meende te kunnen aangrijpen om de relatie tussen de partijen ineens te beëindigen (...)). Er blijkt zeker niet dat de (eiseres) aan de (verweerder) tijdens de relatie, die toch drie jaar heeft geduurd, ooit klaar en duidelijk heeft gemaakt dat zij de bestendiging van deze relatie met de (verweerder) eigenlijk niet zag zitten, zoals zij thans voorhoudt. Ondertussen bleef zij ook diens giften en schenkingen zonder enig probleem aannemen. Enig verzet daartegen in hoofde van de (eiseres) blijkt niet.
2. f.2° De beëindiging van de relatie door de (eiseres) en het tijdstip ervan komen in haren hoofde nogal berekend over. De door de (eiseres) supra onder 2. f.1° voorgehouden spanningen, de handelingsgebreken en karakterfouten in hoofde van de (verweerder), worden door de (eiseres), zoals voorzegd, niet nader gedefinieerd noch aannemelijk gemaakt. De relatie bleef in de ogen van de (verweerder) goed verlopen. Er blijken, zoals gezegd, geen haperingen of strubbelingen. De (eiseres) toont niet aan dat de (verweerder) agressief was en aan haar goederen moedwillig beschadigingen aanbracht. Zelfs het door de (eiseres) overgelegd, zonder gevolg gerangschikt strafdossier met notitienummer BG 53.18.4264-00 levert daar het bewijs niet van. De (verweerder) nuanceert de voorstelling van zaken van de (eiseres) door erop te wijzen dat hij meehielp in de verhuis van de (eiseres) naar de nieuwe woning. Dat bij het versjouwen van een (zware) kast, deze omviel waardoor schade werd toegebracht aan een deurpaneel van deze kast, waarbij een liefdesbrief uit de kast viel ten gevolge waarvan de (verweerder) zich opwond en uitleg vroeg aan de (eiseres). Volgens de (eiseres) is de (verweerder) aldus gestoten op brieven/documenten van een oude relatie. De (eiseres) liet vervolgens de (verweerder) de ganse verhuizing afwerken. Op dat ogenblik waren ook de verbouwingswerken, met uitzondering van één ereloonnota van de architect, betaald en daarna stelde zij in mei 2000 ineens een einde aan de relatie met de (verweerder). De (verweerder) kreeg aldus niet eens meer de kans om op zijn beurt zijn intrek in de woning te Knokke-Heist te nemen. Volgens de (verweerder) heeft de (eiseres) hem alsdan ineens gedumpt omdat zij (financieel en materieel) genoeg van hem had kunnen verkrijgen en hem niet meer nodig had. In alle geval blijkt niet afdoende dat de beweerde fouten/gebreken van de (verweerder) een plotse beëindiging van de drie jaar durende relatie zouden hebben genoodzaakt in hoofde van de (eiseres).
2. f.3° Er zijn voldoende aanwijzingen dat de (verweerder) niet ‘zomaar' de (eiseres) wou helpen en bijstaan door haar quasi de volledige aankoopsom en kost van het verbouwen van de woning te schenken, zoals de (eiseres) wil voorhouden. Dat de (verweerder) niet ‘zomaar' wou schenken blijkt vooreerst uit het feit dat notaris Pierre Vander Stichele met standplaats te Moorsele, op verzoek van de (verweerder), aanvankelijk een ontwerpakte heeft opgesteld (...) tot aankoop van de kwestieuse woning in onverdeeldheid door beide partijen en waarin de volgende clausule is opgenomen: ‘De heer S. L. en Mevrouw R.V., beiden voornoemd, die terstond verklaren, en dit mede op uitdrukkelijk verzoek van de verkopers, deze aankoop te doen en te aanvaarden, samen voor de geheelheid en elk onverdeeld voor de helft, met uitdrukkelijk beding van aanwas van het vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende van hen beiden. Dit ten titel van ruilovereenkomst en kansovereenkomst onder de hierna bepaalde voorwaarden en zonder dat ingevolge de bedongen aanwas de rechthebbende iets zou verschuldigd zijn aan de erfgenamen van de eerstoverleden koper. De beide kopers ontzeggen zich het recht dit gekochte goed te vervreemden of met hypotheek te bezwaren, tenzij met toestemming van de mede-koper ...'. Evenmin kan uit het feit dat de (verweerder) vermogend was en graag zijn geld toonde niet zomaar afgeleid worden hetgeen de (eiseres) wil voorhouden. De (verweerder) stelt overigens dat hij het leeuwenaandeel van zijn middelen heeft aangesproken voor de aankoop en verbouwing van de woning te Knokke-Heist. Niet alleen zijn huis in Sint-Martens-Latem heeft hij verkocht maar ook zijn spaargelden heeft hij aangesproken (...). De (verweerder) mag dan wel vermogend zijn geweest, er zijn zeker onvoldoende aanwijzingen dat de (verweerder) dermate vermogend was dat hij het nauwelijks financieel zou voelen en het zich kon veroorloven de prijs van een dure woning te Knokke-Heist zomaar weg te geven.
2. f.4° Vast staat dat de (verweerder) heeft gevraagd aan de (eiseres) om samen te wonen. Volgens beide partijen heeft de (verweerder) immers eerst aan de (eiseres) gevraagd om in Roeselare te gaan samenwonen, maar de (eiseres) is daar toen niet op ingegaan omdat, zo heeft de (verweerder) begrepen, de afstand te ver was (zij werkte aan de kust). De (verweerder) hield verder vast aan zijn intentie tot samenwonen en stelt dat het precies om het beletsel van deze grote afstand te ondervangen is dat vervolgens werd uitgekeken naar een woning die aan de kust was gelegen, wat uiteindelijk de woning te Knokke-Heist aan de (...) is geworden, waarmee de (eiseres) akkoord is gegaan. Volgens de (verweerder) is hij blijven schenkingen doen (deels indirect door betaling van verbouwingswerken/materialen) teneinde de relatie te bestendigen naar een samenwoning toe vermits in zijn ogen de relatie wel goed was en er zelfs vooruitgang in stak (cf supra punt 2. f.1°), terwijl de (eiseres) hem niet voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij onder geen enkel beding met hem wou samenwonen, evenmin als dat zij hem voldoende duidelijk heeft gemaakt dat zij hem eigenlijk niet de ‘ware' vond (cf supra punt 2. f.1°). De (eiseres) is ook eerder vaag in haar bewering dat zij de (verweerder) wel duidelijk zou hebben gemaakt dat samenwoning met hem uitgesloten was. Wanneer zij met hem niet wou samenwonen in Roeselare sluit dat immers niet uit dat samenwoning elders (dicht bij haar werk, aan de kust) wel mogelijk is. Ook sluit de aankoop op haar naam alleen op zich niet uit dat de (verweerder), nadat de woning na verbouwing terug bewoonbaar werd daar eveneens zijn intrek in zou kunnen nemen. Ook het feit dat hij voordien met de (eiseres) nog niet samenwoonde sluit op zich elke mogelijke samenwoning naar de toekomst toe niet uit. Volgens de (verweerder) heeft de (eiseres) hem nooit duidelijk op de hoogte gesteld van beletsels tegen het verder bestendigen en uitbouwen van hun relatie naar een samenwoning toe aan de kust en dit totdat zij hem ineens dumpte. De gedane giften/schenkingen kunnen aangenomen worden als voor de (verweerder) onlosmakelijk verbonden met de verdere bestendiging en uitbouw van de relatie naar een samenwoning toe in de woning te Knokke-Heist, aan welke betrachtingen de (eiseres) ineens, los van zijn wil en vermogen, een bruusk en nogal berekend einde heeft gesteld. Indien de (verweerder) de houding van de (eiseres) ten aanzien van hem beter had kunnen inschatten, wat hem door de hiervoor geschetste houding van de (eiseres) werd belet, dan had hij onvermijdelijk de geldkraan niet opengezet maar dicht gehouden. Voor de (verweerder) was het derhalve absoluut niet zo dat hij in de wetenschap van enig niet-akkoord van de (eiseres), in een voor hem merkbaar sputterende relatie (het was zijn eerste) per se geld wou pompen om haar te doen capituleren voor zijn betrachtingen en waarbij zijn giften ergens het midden zouden houden tussen volkomen belangeloos uitgevoerd en een kanscontract, waarbij hij bewust risico's nam en wou nemen, goed wetende dat de enige die verlies zou kunnen leiden hijzelf zou zijn. De (verweerder) kan aldus, in de concrete omstandigheden van de zaak, met reden voorhouden dat de voor hem determinerende beweegredenen van zijn begiftiging door toedoen van de (eiseres) en buiten zijn eigen wil en toedoen, zijn komen te vervallen. Hij is gerechtigd de door hem voor de aankoop geschonken fondsen, alsmede de kost van de bij indirecte schenking gefinancierde werken en kosten, terug te vorderen van de (eiseres)".
Grieven
Behoudens in het geval waarin de wet aanneemt dat de handeling op zichzelf kan bestaan en van haar oorzaak kan worden gescheiden, is de geldigheid van een rechtshandeling, ongeacht of ze eenzijdig of wederkerig is, onderworpen aan het bestaan van een oorzaak in de zin van de artikelen 1108 en 1131 van het Burgerlijk Wetboek. Het bestaan van de oorzaak moet worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de handeling waarvan zij een geldigheidsvereiste is en de latere verdwijning ervan heeft in de regel geen gevolgen voor de geldigheid van de handeling.
Krachtens artikel 894 van het Burgerlijk Wetboek is een schenking onder de levenden een akte waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet, ten voordele van de begiftigde, die ze aanneemt. Krachtens artikel 953 van het Burgerlijk Wetboek kan een schenking onder de levenden niet worden herroepen dan wegens niet-vervulling van de voorwaarden waaronder zij gedaan is, wegens ondankbaarheid en wegens geboorte van kinderen. De schenking onder de levenden is aldus een rechtshandeling die, eenmaal geldig tot stand gekomen, én volmaakt én, in de regel, onherroepelijk is. De oorzaak van de schenking onder de levenden, in de zin van de doorslaggevende beweegreden die de schenker voor ogen heeft gehad, moet op het ogenblik van de totstandkoming van de handeling bestaan. De verdwijning van de oorzaak na de totstandkoming van de akte kan de schenking onder de levenden niet doen vervallen.
In casu heeft het hof van beroep, na te hebben vastgesteld dat de door de verweerder gedane schenkingen een oorzaak hadden op het ogenblik dat ze tot stand zijn gekomen, deze als vervallen beschouwd op grond dat de oorzaak ervan verdwenen was ten gevolge van de latere beëindiging van de relatie door de eiseres. Het bestreden arrest verantwoordt derhalve zijn beslissing niet naar recht (schending van alle in het middel aangewezen bepalingen).
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Grond van niet-ontvankelijkheid
1. De verweerder voert vooreerst aan dat er voor het appelgerecht geen betwisting bestond over de wettigheid van het in het middel opgeworpen principe dat de verdwijning van de oorzaak de schenking onder de levenden kan doen vervallen.
2. Voor de appelrechters waren alle mogelijkheden van verval van de schenking in het debat en werd in het bijzonder nagegaan door de beide partijen welke feiten konden leiden tot een verval van de schenking, terwijl de partijen ook niet eenduidig hebben uitgesloten dat het verval van de schenking het gevolg niet kon zijn van het wegvallen van de oorzaak.
Het middel is niet nieuw.
3. Voor het overige is de grond van niet-ontvankelijkheid die een substitutie van motieven voorstelt, gebaseerd op de omstandigheid dat de feitenrechter de valsheid van de oorzaak zou hebben vastgesteld, onlosmakelijk verbonden met de grond van de zaak.
Ten gronde
4. Het bestaan van een oorzaak in de zin van de artikelen 1108 en 1131 van het Burgerlijk Wetboek moet in beginsel worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling waarvan zij een geldigheidsvereiste is. De latere verdwijning ervan heeft in de regel geen gevolgen voor de geldigheid van de rechtshandeling. Dit geldt ook voor schenkingen onder de levenden.
Schenkingen kunnen daarenboven slechts worden herroepen dan in de omstandigheden geviseerd bij artikel 953 van het Burgerlijk Wetboek.
5. De oorzaak van een schenking onder de levenden ligt niet uitsluitend in het begiftigingsoogmerk van de schenker maar in de doorslaggevende beweegreden die hem ertoe gebracht heeft de gift of de schenking te doen.
Het loutere feit dat latere voorvallen niet sporen met de hoofdzakelijke beweegreden die de schenker had aangezet de schenking te doen, tast op zich de geldigheid van de schenking niet aan, onverminderd de mogelijkheid een geldige schenking te herroepen wegens niet-vervullen van een voorwaarde of wegens ondankbaarheid.
6. De appelrechters oordelen in feite dat de voor de verweerder doorslaggevende beweegredenen van zijn begiftiging door toedoen van de eiseres en buiten zijn eigen toedoen zijn komen vervallen en beslist aldus louter op grond van gebeurtenissen die zich na de schenking hebben voorgedaan dat de schenking ongeldig was.
Het middel is gegrond.
Dictum
Het Hof
Vernietigt het bestreden arrest behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van de gedeeltelijk vernietigde beslissing.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Antwerpen.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer in openbare terechtzitting van 12 december 2008 .