Volgens het arrest nr. 48/97 van 14 juli 1997 (R.W. 1997-98, 974) kan aan een proces-verbaal opgesteld door een persoonlijk betrokken verbalisant geen bijzondere bewijswaarde worden gehecht.
Wegens de bijzondere bewijswaarde die art. 62 Wegverkeerswet aan een door een bevoegd persoon opgesteld proces-verbaal geeft, is de hoedanigheid van neutrale waarnemer van de opsteller van dat proces-verbaal essentieel. Zoals Vandeplas (o.c., nr. 4) terecht opmerkt, bestaat er een gevaar dat de betrokkenheid van de verbalisant de objectiviteit van het proces-verbaal schaadt.
Om van betrokkenheid te spreken, is niet vereist dat de verbalisant door de feiten die hij vaststelt een persoonlijk nadeel lijdt. Het besproken arrest van het Arbitragehof maakt gewag van een verbalisant die persoonlijk betrokken is bij de feiten. De Correctionele Rechtbank te Brugge aanvaardde ingevolge bovenstaand arrest de morele betrokkenheid om de verbalisant als een bij het vastgestelde misdrijf betrokken persoon te beschouwen (Corr. Brugge, 24 november 1997, R.W. 1997-98, 987).
De rechtsleer ziet in de «betrokken» verbalisant de opsteller van een proces-verbaal die niet louter als neutrale waarnemer optreedt, maar zelf gemoeid is in de overtreding die hij optekent, de verbalisant die zelf een actieve rol speelt in de vastgestelde feiten (A. Vandeplas, «Over de betrokkenheid van de verbalisant», noot onder bovengeciteerd vonnis, R.W. 1997-98, p. 987, nr. 3).
Rechtspraak:
• Pol. Gent 18 januari 2002, RW 2004-2005, 514, met noot van C. De Roy Het proces-verbaal tot bewijs van het tegendeel en de persoonlijke betrokkenheid van de verbalisant
O.M. t/ W.
De beklaagde wordt vervolgd voor overtreding van art. 25.1.2o, van het Wegverkeersreglement.
De feiten werden vastgesteld door een aangestelde van de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn.
Op de vraag of hij de overtreding erkende, antwoordde de beklaagde op het hem toegezonden formulier «neen».
Hof van Cassatie, 2e Kamer – 16 september 2014, RW 2015-2016, 64
Samenvatting:
De bijzondere bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel die de wet hecht aan het krachtens art. 62 Wegverkeerswet opgestelde proces-verbaal, geldt alleen voor de persoonlijk door de opsteller binnen de perken van zijn bevoegdheidsopdracht gedane zintuiglijke vaststellingen betreffende de bestanddelen van het misdrijf en de ermee verbonden omstandigheden, met inbegrip van de vermelding dat een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder werd gezonden en van de datum waarop dit gebeurde.
Tekst arrest:
AR nr. P.13.1871.N
BVBA G. t/ Openbaar ministerie
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis in hoger beroep van de Correctionele Rechtbank te Mechelen van 11 oktober 2013.
...
II. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Middel
1. Het middel voert schending aan van art. 62, eerste lid Wegverkeerswet: het vonnis kent bijzondere bewijswaarde toe aan de vermelding door de politie in een proces-verbaal, dat een afschrift van een ander proces-verbaal samen met een bijgevoegd antwoordformulier verstuurd werd, terwijl de bijzondere bewijswaarde alleen geldt voor de vaststelling van de overtreding; op het ogenblik van de beweerde toezending was er nog geen sprake van de overtreding die aan de eiseres wordt verweten, namelijk het verzuim het antwoordformulier terug te sturen en de bestuurder te identificeren; deze overtreding kan pas worden vastgesteld na ontvangst van de documenten; de vermelding van toezending heeft geen betrekking op de vaststelling van enige overtreding, laat staan op die welke aan de eiseres wordt verweten.
2. Art. 62, eerste lid Wegverkeerswet bepaalt: “De overheidspersonen die door de Koning worden aangewezen om toezicht te houden op de naleving van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, stellen de overtredingen vast door processen-verbaal die bewijskracht hebben zolang het tegendeel niet is bewezen.”
Het achtste lid van dat artikel bepaalt: “Een afschrift van die processen-verbaal wordt aan de overtreders gezonden binnen een termijn van veertien dagen, te rekenen van de datum van vaststelling van de misdrijven”.
3. De bijzondere bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel die de wet hecht aan het krachtens art. 62 Wegverkeerswet opgestelde proces-verbaal, geldt alleen voor de persoonlijk door de opsteller binnen de perken van zijn bevoegdheidsopdracht gedane zintuiglijke vaststellingen betreffende de bestanddelen van het misdrijf en de ermee verbonden omstandigheden, met inbegrip van de vermelding dat een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder werd gezonden en van de datum waarop dit gebeurde.
In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting faalt het naar recht.
4. Bij de beoordeling of een beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan de door art. 67ter Wegverkeerswet bedoelde misdrijven, hebben ook de door een verbalisant gedane vaststellingen met betrekking tot de overtreding op de Wegverkeerswet en de uitvoeringsbesluiten ervan begaan door een motorvoertuig ingeschreven op naam van een rechtspersoon, bijzondere bewijswaarde. De omstandigheid dat deze overtreding zich in de tijd noodzakelijk vóór de door art. 67ter Wegverkeerswet bedoelde misdrijven voltrekt, doet daaraan geen afbreuk.
In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het evenzeer naar recht.
...