Arbitragebeding heeft geen uitwerking in een onsplitsbaar geding met partijen die niet door arbitrage zijn gebonden.
De rechter bij wie een geding aanhangig is gemaakt waarop een arbitrageovereenkomst betrekking heeft, moet zich zonder rechtsmacht verklaren (art. 1682, § 1 Ger.W.), tenzij er sprake is van een onsplitsbaar geschil (art. 31 Ger.W.). In dat geval moet de rechter het geschil behandelen ten aanzien van alle verwerende partijen, zelfs ten aanzien van diegenen die zich met succes op het arbitragebeding zouden kunnen beroepen.
In geval van samenhang kan van de partijautonomie en van de bevoegdheidsovereenkomst worden afgeweken. Als de bevoegdheid van een rechtscollege om proceseconomische redenen bij wet geprorogeerd is, kan een bevoegdheidsovereenkomst in beginsel daaraan geen afbreuk doen.