De door artikel 204 Wetboek van Strafvordering voorgeschreven verplichting om de grieven nauwkeurig te omschrijven, houdt niet in dat de appellant ook zou moeten uiteenzetten waarom een bekritiseerde beslissing zou moeten worden hervormd.
(R.J.L.M. - Rolnr.: P.17.0087.N)
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, van 27 december 2016.
De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
Raadsheer Filip Van Volsem heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Luc Decreus heeft geconcludeerd.
Motivering van het hoger beroep in strafzaken.
Een hoger beroep in strafzaken dient gemotiveerd.
Krachtens artikel 210 van het wetboek van strafvordering wordt de beklaagde in hoger beroep gehoord over de nauwkeurig bepaalde grieven die tegen het beroep een vonnis worden ingebracht.
De enkele verwijzing naar een in eerste aanleg gevoerd verweer dat door het beroep een vonnis is beantwoord, vormt geen nauwkeurig bepaalde grief in de zin van artikel 210 van het wetboek van strafvordering.
Wanneer een dergelijk slordig verweer tegen het beroep een vonnis wordt geformuleerd, kan de rechter in hoger beroep louter vaststellen dat de eerste rechter dit verweer reeds omstandig heeft beantwoord zonder zelf verder te oordelen.
Het loutere hernemen van eerdere conclusies voor het Hof van Beroep volstaat dus niet.
Zie Cassatie 02.09.2014, RABG 2015/1, pagina 19 met noot Audrey De Sloovere, RABG 2015/1, pagina 21.
Rechtspraak Cassatie 19.10.2010; Cass. 25.11.2003 en Cass. 07.12.1993.