Uit de artikelen 2.4, 3.4 en 9.3 van het Verdrag van Aarhus van 25 juni 1998 volgt dat België op zich de verplichting heeft genomen om verenigingen die de bevordering van de milieubescherming tot doel hebben de toegang tot de rechter te verzekeren ingeval zij met de bepalingen van het nationale milieurecht strijdig handelen en nalaten van privé-personen en overheidsinstanties willen betwisten voor zover zij daartoe voldoen aan de in het nationale recht vastgelegde criteria; die criteria mogen niet zodanig worden omschreven of uitgelegd dat zij de toegang van deze verenigingen in dergelijk geval onmogelijk maken; de rechter vermag de in het nationale recht neergelegde criteria uit te leggen in overeenstemming met de doelstellingen van artikel 9.3 Verdrag van Aarhus.
Volgens artikel 3 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering behoort de rechtsvordering tot herstel van schade aan hen die de schade hebben geleden; zij dienen te doen blijken van een rechtstreeks en persoonlijk belang; indien een dergelijke rechtsvordering wordt ingesteld door een rechtspersoon die zich krachtens zijn statuten tot doel heeft gesteld de milieubescherming te bevorderen en ertoe strekt het met de bepalingen van het nationale milieurecht strijdig geacht handelen en nalaten van privé-personen en overheidsinstanties te betwisten voldoet die rechtspersoon op het vlak van belang aan de ontvankelijkheidsvereiste voor het instellen van een rechtsvordering.
De werken voor de aanleg van een openluchtpiste voor paarden is, op grond van artikel 44, §1, 1°, eerste lid, Stedenbouwwet en artikel 42, §1, 1°, eerste lid, Stedenbouwdecreet 1996, vergunningsplichtig indien zij bestaan in het oprichten van een gebouw of een constructie of het plaatsen van een inrichting, zelfs uit niet duurzame materialen, die in de grond is ingebouwd of aan de grond is bevestigd of op de grond steun vindt ten behoeve van de stabiliteit, en bestemd is om ter plaatse te blijven staan, al kan zij ook uit elkaar genomen of verplaatst worden zie ook: Cass. 8 april 2003, AR P.02.0791.N, AC 2003, nr. 323.
De Aarhusdoctrine houdt in dat de nationale regels voor buitenlandse personen niet ongunstiger mogen zijn dan die voor binnenlandse (gelijkwaardigheidsbeginsel) en dat zij de uitoefening van de door het EU-recht verleende rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken (doeltreffendheidsbeginsel).
De vroegere zogeheten Eikendael-rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass. 19 november 1982, Arr.Cass. 1982-83, 372, conclusie advocaat-generaal E. Krings), die in essentie inhoudt dat de verdediging van een statutair belang geen persoonlijk procesbelang van een milieuvereniging uitmaakt, is inmiddels verlaten en heeft dus plaats moeten maken voor de Aarhusdoctrine, ook wel Aarhusrechtspraak geheten, weze het bevestigd in de mededeling 2017/C 275/01 van de Europese Commissie betreffende toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden.
Nr. P.12.1389.N
1. P P,
beklaagde,
2. P S L V,
beklaagde,
eisers,
tegen
1. GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR bevoegd voor het grondgebied van de provincie Vlaams Brabant, met kantoor te 3000 Leuven, Dirk Boutsgebouw, Diestsepoort 6 bus 93,
eiser tot herstel,
2. MILIEUSTEUNPUNT HULDENBERG vzw, met zetel te 3040 Hulden-berg, Kamstraat 42,
burgerlijke partij,
verweerders.
II. BESLISSING VAN HET HOF
• Hendrik Schoukens, Milieuverenigingen krijgen ruime toegang tot tot rechter, De Juristenkrant, 274, 25 september 2013, 4
• G. Van Hoorick, Recht op toegang tot de rechter in het milieurecht, RW 2017-2018, 442
• Verdrag van Aarhus van 25/06/1998, art. 2, 3-4 en 9.3.
• Cass. 11 juni 2013, TMR 2013, 392-397, noot P. Lefranc, «De Eikendael-doctrine moet wijken voor de Aarhusdoctrine»
Trefwoorden: Burgerlijke rechtsvordering - Burgerlijke partij - Rechtspersoon - Vereniging die de bevordering van de milieubescherming tot doel heeft - Ontvankelijkheid - Voorwaarde - In het nationale recht vastgelegde criteria - Uitlegging - Rechtstreeks en persoonlijk belang