De rechter dient de dubbele strafbaarstelling van de ten laste gelegde feiten, waarvoor de uitlevering wordt gevraagd, te onderzoeken los van de beoordeling van de schuld van de verdachte en hij dient aldus enkel te onderzoeken of de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd ook in België strafbaar zijn (1). (1) Cass. 11 april 2000, AR P. 00.0407.N, AC 2000, nr. 246.
Het onderzoeksgerecht mag de bewering dat het gevaar bestaat dat de verzoekende staat bij uitlevering de betrokkene zal vervolgen voor andere feiten dan waarvoor de uitlevering wordt verleend, verwerpen met de vaststelling dat niet aannemelijk is dat de verzoekende staat het specialiteitsbeginsel niet zal respecteren en dit ongeacht de mogelijkheid om een aanvullend en opnieuw te beoordelen uitleveringsverzoek aan België te richten.
Arrest
Nr. P.16.1117.N
O G,
persoon van wie de uitlevering wordt gevraagd, aangehouden,
eiser,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwer-pen, kamer van inbeschuldigingstelling, van 4 november 2016.
De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, vijf middelen aan.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste middel
Rechtspraak:
• Cass. 20 augustus 2013, T.Strafr. 2014, 59, noot J.V.G.
Rechtsleer:
• S. Dewulf, Handboek uitleveringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2013, p. 55, nr. 102 en p. 74 e.v., nrs. 129 e.v.;
• H. Sanders, Handboek overleveringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, 170 en 217 e.v.