Uittreksel uit de wet van 16 maart 1803 op het notarisambt
Art. 15. Renvooien of bijvoegingen mogen, behoudens de hierna bepaalde uitzondering, slechts op de kant van de akte geschreven worden; zij worden zowel door de notarissen als door de andere ondertekenaars getekend of geparafeerd, op straffe van nietigheid van die renvooien of bijvoegingen. Indien een renvooi wegens zijn omvang aan het slot van de akte moet geplaatst worden, moet het niet alleen getekend of geparafeerd worden, zoals de renvooien op de kant, maar ook nog uitdrukkelijk goedgekeurd door de partijen, op straffe van nietigheid van het renvooi.
Art. 16. Overschrijvingen, tussenregels en bijvoegingen in het lichaam van de akte zijn niet geoorloofd; de over- of tussengeschreven woorden alsmede de bijgevoegde woorden zijn nietig. Indien er woorden moeten worden doorgehaald, moet dit op zodanige wijze geschieden dat hun getal op de kant van dezelfde bladzijde of aan het slot van de akte kan vermeld worden en goedgekeurd gelijk de renvooien op de kant; alles op straffe van 50 frank geldboete ten laste van de notaris, van schadeloosstelling en zelfs van afzetting in geval van bedrog. (NOTA : lezen 1,25 euros als bedoeld in art. 3 W 2000-06-26/42)