De rechter die, op grond van artikel 223, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, de plicht tot samenwoning der echtgenoten voorlopig opschort, kan voor de duur van die feitelijke scheiding ook een uitkering tot onderhoud of een inkomstendelegatie als daarmee gepaard gaande dringende voorlopige maatregel toekennen, zonder dat hij zich hoeft uit te spreken over de vraag wie van de echtgenoten met betrekking tot de feitelijke scheiding schuld treft.
Die maatregelen mogen ertoe niet leiden een feitelijke scheiding van de echtgenoten op bestendige wijze te organiseren;
Uit het enkele feit dat de rechter de bevolen maatregelen niet in de tijd beperkt, volgt niet noodzakelijk dat hij de feitelijke scheiding van de echtgenoten op bestendige wijze organiseert;
HET HOF,
Gelet op het bestreden vonnis, op 15 december 1992 in hoger beroep gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen;
Over het middel, gesteld als volgt : schending van artikelen 97 van de Grondwet, 221, 223, van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1976,
Zie noot onder dit arrest van F.A. in RW 1996-1997, 254