Artikel 6.1 EVRM houdt in dat de beklaagde in het kader van de uitoefening van zijn recht van verdediging de rechter kan vragen dat bijkomende onderzoekshandelingen zouden worden uitgevoerd, zoals de aanstelling van een deskundige, en artikel 6.3.d EVRM bepaalt dat eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, het recht heeft voor de rechter de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en het ondervragen van getuigen à décharge te doen geschieden op dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge; die rechten zijn niet absoluut en het staat aan de rechter om op grond van het geheel van de gegevens van de zaak onaantastbaar te oordelen over de noodzaak, de raadzaamheid en de gepastheid van de gevraagde onderzoekshandelingen zoals getuigenverhoren of deskundigenonderzoeken; de rechter kan oordelen dat die onderzoekshandelingen niet noodzakelijk zijn voor de waarheidsvinding maar wanneer een partij hierover omstandig heeft geconcludeerd, moet hij evenwel preciseren waarom de gevraagde onderzoekshandelingen niet dienstig zijn om de waarheid aan het licht te brengen en zich een oordeel te vormen.
AR nr. P.14.1488.N
E.Ö. t/ A.-M.V.
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep te Brussel, correctionele kamer, van 9 september 2014.
...
II. Beslissing van het Hof
Beoordeling
...
Eerste middel
Tweede onderdeel
Wendy Michiels, Barbara Huylebroek, Arrest Grondwettelijk Hof legt wettelijk hiaat bloot bij regeling van rechtspleging