Bezwaren van schuld zijn omstandigheden die de raadkamer doen besluiten dat er voldoende objectiveerbare aanwijzingen van schuld bestaan die een bepaalde graad van ernst vertonen om een verwijzing naar het vonnisgerecht te verantwoorden, zonder dat deze op zich reeds een bewijs dienen uit te maken.
• De raadkamer dient de buitenvervolgingstelling uit te spreken wanneer de feiten niet strafbaar zijn of er «generlei bezwaar» bestaat (art. 128 Sv.).
• De kamer van inbeschuldigingstelling dient te besluiten tot niet-vervolging wanneer er tegen de inverdenkinggestelde «geen voldoende bezwaren bestaan» (art. 229 Sv.).
Concreet behelst dit dat de onderzoeksgerechten dienen te onderzoeken of het gerechtelijk onderzoek voldoende bezwaar oplevert om de zaak aanhangig te maken bij het bevoegde strafgerecht ten gronde (R. Declercq, Beginselen van strafrechtspleging, Mechelen, Kluwer, 2014, 429 en 447).
Wanneer de raadkamer buiten vervolging heeft gesteld, is bij het instellen van hoger beroep voor de KI vereist dat de kamer van inbeschuldigingstelling indien zij de beslissing van de raadkamer wil hervormen met eenparigheid van stemmen van de drie raadsheren van de kamer van inbeschuldigingstelling, conform art. 211bis Sv. te oordelen dat er wel bezwaren zijn (Cass. 31 oktober 2006, Arr.Cass. 2006, nr. 532).
De wet definieert niet wat de term «bezwaar» betekent. Het begrip dient in concreto telkenmale ingevuld door de onderzoeksgerechten die geval per geval aan de hand van de concrete elementen va het strafdossier, hun percepties, hun veronderstellingen en hypotheses dienen te oordelen op onaantastbare wijze of de gegevens in het strafdossier regelmatig zijn en toereikende bezwaren bevatten.
Wanneer de onderzoeksgerechten tot buitenvervolgingstelling dient het onderzoeksgerecht wel de voornaamste redenen aan te geven voor zijn standpunt van onvoldoende bezwaar, zelfs als de burgerlijke partij daarover geen conclusie heeft ingediend (Cass. 12 september 2012, T. Strafr. 2013, 304, noot B. Maes en E. Wellekens; Cass. 10 december 2013, NC 2014, 145; Cass. 1 april 2014, Arr.Cass. 2014, 865, P13.1319N. Zie ook: R. Declercq, o.c., 352).
Volgens sommige rechtsleer wordt aangenomen dat een bezwaar een strengere interpretatie inhoudt dan «ernstige aanwijzingen van schuld», omdat ook buitenvervolgingstelling mogelijk is van een aangehouden beklaagde, maar minder verregaand is dan een bewijs van schuld, dat enkel op een openbare terechtzitting moet worden geleverd (R. Declercq, Onderzoeksgerechten in APR, Antwerpen, Kluwer, 1993, 58).
Voorwaarde om tot verwijzing over te gaan blijft dat de bezwaren «voldoende ernstig blijken». Aldus mag de raadkamer niet beslissen tot verwijzing om op de overweging van twijfel de verdachte toch maar te verwijzen naar het vonnisgerecht (M. Franchimont, A. Jacobs en A. Masset, o.c., 610; R. Verstraeten, Handboek strafvordering, Antwerpen, Maklu, 2012, 684; M.A. Beernaert, H.D. Bosly en D. Vandermeersch, Droit de la procédure pénale, Brugge, die Keure, 2014, 844, F. Deruyck, o.c., 174).
Het bestaan van één bewijselement à charge (gegeven andere bewijzen à décharge) of een gering bezwaar, zoals een indirect bewijs of een hypothetisch motief mag niet automatissch resluteren in een verwijzing.
Onderzoeksgerechten dienen alle gegevens in het dossier tegenover elkaar af te wegen en hun beslissing niet te steunen op losse elementen (R. Declercq, Onderzoeksgerechten in APR, 57-58) .
Dienen derhalve te resulteren in een belissing tot buitenvervlogingstelling door de raadkamer
• Een dossier dat duidelijk te licht weegt
• Bezwaren die duidelijk te licht zijn;
• Redelijke twijfel dat een veroordeling weinig waarschijnlijk lijkt
Het kan niet dat bij tijdsgebrek door de raadkamer of door het ingewikkeld karakter van de zaak, de raadkamer verwijst met als impliciete opdracht aan de correctionele rechtbank het dossier verder uit te spitten. Automatische verwijzing, zonder echte toetsing van gegevens, kan niet de bedoeling zijn (M. De Swaef, «De wet van 20 juli 1990 en de rechtsmiddelen bij de regeling van de rechtspleging door de onderzoeksgerechten» in Om deze redenen. Liber amicorum Armand Vandeplas, Gent, Mys & Breesch, 1994, 177).
Sommige raadkamers geven hebben bij zommigen de perceptie gegeven dat alles wat er binnenkomt verwezen wordt, waarbij kortweg in een boutade wordt gesteld "zelfs de vliegen worden verwezen door de raadkamer".
AR nr. P.16.0436.N (voor de volledige tekst van het arrest klik hier)
N.B. e.a. t/ R.G. e.a.
I. Rechtspleging voor het Hof
De cassatieberoepen zijn gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, van 7 maart 2016.
...
II. Beslissing van het Hof
Beoordeling
...
Eerste middel van de eiser II
Beoordeling van bezwaren en volledigheid van het onderzoek op het einde van het gerechtelijk onderzoek, B. De Smet, RW 2017-2018,101
Een [openbaar] strafproces berokkent op zich reeds de verdachte [in de regel] zeer zware schade toe. Deze stress gaat gepaard met hoge proceskosten, angsten, familiale conflicten, onzekere vooruitzichten. Verdachten worden aldus door het gerechtelijk onderzoek meerdere jaren gegijzeld, jaren die ze vaak aanzien als gestolen jaren. Niet voor niets wordt door magistraten en politiemensen in de wandelgangen gefluisterd dat het strafonderzoek op zich, vaak de zwaarste straf is.
Tijdens het gerechtelijk onderzoek en tijdens de verloop van het het proces wordt de verdachte in het merendeel van de gevallen dooor derden aanzien als schuldig. Soms wordt dit dan nog eens versterkt door de media.
Familieleden, vrienden, werkgever, collega's, ja zelfs kinderen en partners gaan zich vragen stellen of haken af. Een vrijspraak neemt zeker niet elke smet van diens blazoen wegn..
De onderzoeksgerechten (raadkamer en kamer van inbeschuldigingstelling) moeten daarom een openbaar proces verhinderen wanneer er geen redelijk vooruitzicht is dat de vervolging uitmondt in een veroordeling (F. Helie, Traité de l’instruction criminelle, Brussel, Bruylant, 1863, II, 464; E. Vliebergh, Beginselen van strafrechtspleging, Leuven, 1921, 156; C.J. Vanhoudt, Strafvordering, I, Gent, Story-Scientia, 1974, 102; M. Franchimont, A. Jacobs en A. Masset, Manuel de procédure pénale, Brussel, Larcier, 2012, 586; F. Deruyck, Overzicht van het Belgisch strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2014, 168; C. Van den Wyngaert, B. De Smet en S. Vandromme, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2014, 984).
De raadkamer dient de buitenvervolgingstelling uit te spreken wanneer de feiten niet strafbaar zijn of er «generlei bezwaar» bestaat (art. 128 Sv.).