Het Hof zegt voor recht :
Artikel 325/7, § 1, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de daarin bepaalde vervaltermijn voor de vrouw die het meemoederschap opeist, kan aanvangen vooraleer de betwiste erkenning plaatsvindt.
Het Grondwettelijk Hof,
I. Onderwerp van de prejudiciėle vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 24 maart 2016 in zake B.W. tegen A.N., S.S. en Mr. Delphine Huys, in haar hoedanigheid van voogd ad hoc over M.N., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 april 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, familierechtbank, de volgende prejudiciėle vraag gesteld :
Gerd Verschelden, Het vertrekpunt van de vervaltermijn waarbinnen de beweerde meemoeder een meemoederlijke erkenning kan betwisten, T. Fam. 2017/6, 165 met tabellen.