Gelet op de ratio legis om de rechten van de zelfstandige op het onroerend goed dat tot hoofdverblijfplaats dient te vrijwaren tegen de gevolgen van het ondernemersrisico, neemt deze bescherming een einde wanneer het onroerend goed niet meer wordt bestemd als hoofdverblijfplaats, ook voor schulden die voordien zijn ontstaan.
Nr. C.14.0088.N
1. G. G.,
2. K. B.,
eisers,
tegen
BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12-14,
verweerder,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 19 juni 2013.
II. CASSATIEMIDDEL
De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
• Tijdschrift voor Belgisch Burgerlijk Recht [TBBR] REYNEBEAU, Maja; Noot onder cassatie. 2016, nr. 5, p. 269-276.
• Nieuw Juridisch Weekblad [NJW] COPPENS, Alain; Noot 'Einde onbeslagbaarheid woning bij verhuizing zelfstandige' 2015, nr. 315, p. 66-68.
• Rechtskundig Weekblad [RW] DE CLERCQ, Maarten; Noot 'Verval van de onbeslagbaarheid van de gezinswoning van de zelfstandige door een verhuis' 2015-16, nr. 26, p. 1022-1025.
• Tijdschrift voor Notarissen [T.Not.] BYTTEBIER, Jan; Noot 'De onbeslagbaarheid van de hoofdverblijfplaats van de zelfstandige is niet onbeperkt' 2015, nr. 2, p. 146-148.