Een minderjarige vader die niet gehuwd is met de moeder kan een kind erkennen (art. 328 §1 BW).
Ook de minderjarige moeder (kan) en dient met deze erkenning in te stemmen om de erkenning van de vader mogelijk te maken.
Tia Quireyns, De erkenning en de instemming met de erkenning door een minderjarige, T. Fam. 2016/7, 164
Inleiding
Beschouwing:
De toestemming vermeld in art. 329bis BW is geen toestemming in de juridische betekenis van het woord maar een instemming. Immers middels een toestemming ontstaan wederzijdse rechten en plichten. Middels een instemming wordt men geen contractpartij.
I. De afstamming langs vaders zijde door middel van erkenning
II. De erkenning door een minderjarige
III. De instemming met erkenning door een minderjarige
IV Besluit
uittreksel uit het burgerlijk wetboek:
HOOFDSTUK 3. - GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN NOPENS DE WIJZE WAAROP DE AFSTAMMING WORDT VASTGESTELD.
AFDELING 1. - HET TIJDSTIP VAN DE VERWEKKING.
Art. 326. <W 31-03-1987, art. 38> Het kind wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed te zijn verwekt in het tijdvak van de 300e tot en met de 180e dag voor de geboortedag en op het tijdstip dat voor hem het gunstigst is, gelet op het onderwerp van de vordering dat het heeft ingesteld of van het verweermiddel dat het heeft voorgedragen.