Een tegensprekelijke procedure verliest haar aard niet omdat de rechtbank verklaart dat het om een procedure op eenzijdig verzoekschrift gaat; wanneer een vordering in het kader van een tegensprekelijke procedure wordt gewijzigd in een vordering die ook bij eenzijdig verzoekschrift kon worden ingesteld, behoudt de procedure haar tegensprekelijk karakter; de omstandigheid dat van het vonnis kennis wordt gegeven op grond van artikel 1030 Gerechtelijk Wetboek doet hieraan geen afbreuk en heeft niet tot gevolg dat het hoger beroep tegen dit vonnis bij toepassing van artikel 1031 Gerechtelijk Wetboek moet worden ingesteld binnen de maand vanaf die kennisgeving.
(Advocatenkantoor A.H. BVBA / M.M. - Rolnr.: C.16.0217.N)
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel van 22 februari 2016.
De zaak is bij beschikking van de eerste voorzitter van 16 november 2016 verwezen naar de 3de kamer.
Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Henri Vanderlinden heeft geconcludeerd.
Vanlersberghe, P., « De impact van de wijziging van de vordering op de tegensprekelijke aard van de procedure en het vertrekpunt van de termijn van hoger beroep », R.A.B.G., 2017/6, p. 462-467
Eric Brewaeys, onontvankelijk hoofdvorderingen leidt niet automatisch tot onontvankelijk van de tussen vordering, de Juristenkrant, 22 februari 2017 pagina zes.
De auteur bespreekt een arrest van het Hof van Cassatie van 25 maart 2016 met nummer C. 160109N.
Vorderingen die door de rechtbank onontvankelijk worden verklaard, impliceren niet dat tussen vorderingen in dezelfde procedure gesteld, eveneens onontvankelijk zouden zijn. Dit is niet alleen zo ten aanzien van tegenvorderingen, naar ook voor de uitgebreide vorderingen. Zo kan een eiseres in een procedure haar hoofdeis onontvankelijk verklaard zien waarbij de rechter toch uitspraak doen over de tegeneis en zo kan een verweerder erin slagen om een hoofdeis onontvankelijk te laten verklaren, zonder er hierbij in te slagen om de vordering door de eiser op uitbreiding gesteld op grond van artikel 807 van het gerechtelijk wetboek eveneens onontvankelijk te zien en horen verklaren.
De auteur besluit dat de oude stelling: “de greffer une branche vivante sur un arbre mort” niet meer van deze tijd is.