De spoedeisendheid “zal worden vastgesteld wanneer de verzoeker het resultaat van [de] procedure [ten gronde] niet kan afwachten om zijn beslissing te verkrijgen, op straffe zich in een toestand te bevinden met onherroepelijke schadelijke gevolgen” (memorie van toelichting, Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2277/1, 13).
Gevolgen voor derden, zoals de verwerende partij, de aangestelde kandidaat of studenten, kunnen de spoedeisendheid bijgevolg niet aantonen.
Wie deelneemt aan een selectieprocedure, moet er rekening mee houden dat aan haar wordt voorbijgezien. Verzoekster ervaart dit als gezichtsverlies.
Een dergelijk moreel nadeel kan in beginsel geheel worden goedgemaakt door een vernietigingsarrest en vergt geen spoedeisende behandeling van de zaak in kort geding.
Met betrekking tot het gegeven dat verzoekster de uitwerking van de bestreden beslissing dient te ondergaan in een “beperkte professionele omgeving”, dient te worden opgemerkt dat die omstandigheid mogelijk het aangevoerde morele nadeel enigszins versterkt, maar niet in die mate dat een uitspraak over het beroep tot nietigverklaring verzoekster geen volledige genoegdoening meer zou kunnen verschaffen. Zij diende er immers rekening mee te houden dat de uitoefening van een functie van doctor-assistent aan de universiteit haar geen garantie biedt op een latere aanstelling als docent en dat, zoals hiervóór al is opgemerkt, een deelname aan de selectieprocedure nu eenmaal het risico inhield niet te worden gekozen.
Waar verzoekster dan in haar uiteenzetting een “bijzonder” moreel nadeel ter sprake brengt, dat zij daarin gelegen ziet dat zij “zichtbaar grotere aanspraken” voor de te begeven functie kan doen gelden dan de kandidaat die erin werd benoemd, laat zij het vervuld zijn van de voorwaarde van de spoedeisendheid afhangen van de ernst van het middel waarin zij die “zichtbaar grotere aanspraken” verduidelijkt. Nochtans zijn dit twee afzonderlijk te beoordelen schorsingsvoorwaarden.
De onwettigheden die tegen de bestreden beslissing worden aangevoerd zijn op zich geen reden om het bestaan van spoedeisendheid te aanvaarden.
(X. / Universiteit Gent)
I. Voorwerp van de vordering
1. De vordering, ingesteld op 20 augustus 2014, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de raad van bestuur van de Universiteit Gent van 4 juli 2014 tot aanstelling van Johan Brandtler als voltijds docent (Tenure Track) in het vakgebied Zweedse taalkunde en taalvaardigheid en de impliciete weigering om X. in deze betrekking aan te stellen.
Lust, P.-D.-S., « De spoedeisendheid in het administratief kort geding », R.A.B.G., 2016/12, p. 872-875