Rekening houdend met het beoogde doel van de regelgeving en met de budgettaire mogelijkheden van het Gemeenschappelijk Waarborgfonds, dat wordt gefinancierd met bijdragen van de verzekeringsmaatschappijen, is het niet onredelijk dat de wetgever het optreden van het Fonds beperkt.
De verzekeraars worden niet geconfronteerd met de budgettaire beperkingen die verantwoorden dat het Gemeenschappelijk Waarborgfonds enkel de schade vergoedt die voortvloeit uit lichamelijke letsels.
Het financiële risico ten gevolge van de schade die voortvloeit uit een ongeval waarbij het niet mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt, verschilt voor die verzekeraars niet wezenlijk van het financiële risico van de schade die voortvloeit uit een ongeval waarbij het wel mogelijk is vast te stellen welk voertuig het ongeval heeft veroorzaakt. In beide gevallen gaat het om een risico dat door de verzekeringspremies dient te worden gedekt.
Daarom is het verantwoord dat die verzekeraars de door de benadeelde geleden materiële schade dienen te vergoeden.
Een wettelijke bepaling die op zichzelf beschouwd verantwoord is, wordt niet discriminerend doordat zij, vanwege een inherent risico op collusie, tot gevolg heeft dat de personen die het voorschrift naleven worden benadeeld ten aanzien van de personen die het overtreden. De rechter zal bij vaststelling van fraude en collusie daaraan de gepaste gevolgen verbinden.
Voor motorrijtuigen in de zin van de WAM geldt een verzekeringsplicht. De wetgever mocht van oordeel zijn dat het verplichte karakter van de verzekering verantwoord is in het licht van het bijzondere risico op lichamelijke letsels, voortvloeiend uit de aanwezigheid van motorrijtuigen in het verkeer, risico dat minder groot is bij de aanwezigheid van fietsen in het verkeer.
Het is inherent aan het facultatieve karakter van een verzekering dat de benadeelde zich in dat geval niet steeds tot een verzekeraar zal kunnen wenden. Uit het verplichte karakter van een verzekering volgt dan weer dat de benadeelde in beginsel wel de mogelijkheid heeft zich tot een verzekeraar te wenden.
Zelfs wanneer de benadeelde zich in voorkomend geval niet tot een verzekeraar kan wenden, kan hij de persoon die verantwoordelijk is voor de schade aanspreken tot vergoeding van die schade.
(S.L. / NV A.B. - Rolnrs.: 5932, 5957 en 5958)
(Advocaten: Mr. R. Verlinden en Mr. A. Verlinden, Mr. M. Grégoire, Mr. L. Schuermans)
In zake: de prejudiciële vragen over artikel 19bis-11, § 2 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gesteld door de politierechtbank te Leuven en door de politierechtbank te Antwerpen.
Het Grondwettelijk Hof,
(…)
wijst na beraad het volgende arrest:
• Tuyttens, I., « Uitgebreide toepassing kettingbotsingsregeling artikel 19bis-11, § 2 WAM: vergoeding voor materiële schade voor elk type weggebruiker ondanks haar fraudegevoelige karakter », R.A.B.G., 2016/5, p. 380-384
• Vereecken en S. Heirbrant, Verkeersongevallen. Actuele stand van zaken na ruim tien jaar artikel 19bis-11, § 2 WAM bij verkeersongevallen met verscheidene betrokken voertuigen en ongekende aansprakelijkheid, Herentals, Knops Publishing, 2015, 54-59.
• S. Vereecken, “Verschillende interpretaties omtrent het noodzakelijk aantal voertuigen betrokken bij een verkeersongeval bedoeld onder artikel 19bis-11, § 2 WAM”, VAV 2011, afl. 3, 172-178.
• J. Legrand, “ L'article 19bis-11, § 2 de la loi du 21 novembre 1989 relative à l'assurance obligatoire de la responsabilité en matière de véhicules automoteurs (loi R.C. auto) ”, T.Verz. 2011, afl. 2, 164-167.
• A. Randao Alface, “Accident de la route impliquant plusieurs véhicules. L'article 19bis-11, § 2 de la loi du 21 novembre 1989: d'incertitudes en certitudes… et vice versa”, Rec.jur.ass. 2011, 337-346.