Artikel 812 Ger.W. bepaalt:
“Tussenkomst kan geschieden voor alle gerechten, ongeacht de vorm van de rechtspleging, zonder dat echter reeds bevolen onderzoeksverrichtingen afbreuk mogen doen aan de rechten van de verdediging (…)”
Artikel 981 Ger.W. bepaalt:
“Het deskundigenonderzoek kan niet tegengeworpen worden aan de partij die gedwongen tussenkomt nadat de deskundige zijn voorlopig advies heeft verstuurd, tenzij zij van het middel van de niet-tegenwerpbaarheid afziet.
De derde die tussenkomt kan niet eisen dat reeds gedane werkzaamheden in zijn bijzijn worden overgedaan, tenzij hij aantoont daar belang bij te hebben.”
Deze bepalingen beogen de rechten van verdediging te vrijwaren van derden die in de loop van het geding, nadat een deskundig onderzoek werd bevolen, in gedwongen tussenkomst zouden worden gedagvaard.
Zij moeten zo worden gelezen dat, wanneer de dagvaarding tot gedwongen tussenkomst plaatsvindt na een besluit tot expertise, het criterium van de schending van de rechten van verdediging moet worden gehanteerd en getoetst aan de hand van de vraag of en in welke mate de deskundige al handelingen heeft verricht die een negatieve invloed kunnen hebben op de juridische toestand van de partij die in gedwongen tussenkomst wordt geroepen.
(R.B. BVBA / E. NV (vennootschap naar buitenlands recht))
VOLGT HET VONNIS:
Feiten en voorgaanden
(…)
Beoordeling
(…)
2.
E. beroept zich ten gronde op de artikelen 812 en 981 Ger.W., stellend dat zij niet meer in gedwongen tussenkomst kan worden gedagvaard na mededeling van het voorverslag van de gerechtsdeskundige en dat, indien dat toch zou gebeuren, de vordering in gedwongen tussenkomst onontvankelijk moet worden verklaard.
Artikel 812 Ger.W. bepaalt:
Vred. Westerlo 21 januari 2008, T. Vred., maart-april 2010, 100:
Wanneer een hoofdvordering reeds werd beslecht en het voorwerp uitmaakt van een hoger beroep is een dagvaarding in gedwongen tussenkomst onontvankelijk.