Quantcast
Channel: Advocatenkantoor Elfri De Neve - Goede raad is goud waard - Advocatenkantoor Elfri De Neve
Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409

Voorafgaande kennisgeving inzake BTW-fraude moet elke onderzoeksdaad vooraf gaan

$
0
0
Plaats van uitspraak: Brussel
Instantie: Hof van beroep
Datum van de uitspraak: 
don, 19/05/2011

De beginselen van behoorlijk bestuur reiken niet zover dat zij de administratie zouden verplichten de belastingplichtige te wijzen op zijn zwijgrecht, nu zelfs in eigenlijke strafzaken de vervolgende instantie dergelijke verplichting niet heeft.

Artikel 84ter WBTW verplicht de administratie om de belastingplichtige, indien zij voornemens is de verjaringstermijn van vijf jaar toe te passen, op straffe van nietigheid van de rechtzetting, voorafgaandelijk schriftelijk en nauwkeurig kennis te geven van de vermoedens van belastingontduiking die lastens hem voor de betreffende periode bestaan.

In conclusie stelt geïntimeerde dat “het dwangbevel (werd) betekend binnen de zeven jaar volgend op het jaar waarin de overtredingen werden begaan” (syntheseconclusie, p. 15) en dat “gelet op het feit dat de vordering van de administratie voldoet aan artikel 81bis, § 1, 2° en 3° (het hof verstaat: art. 81bis, § 1 WBTW), is de zevenjarige verjaring van toepassing. Er bestond nl. een rechtsvordering die aantoont dat belastbare handelingen niet werden aangegeven - cf. het dossier van het arbeidsauditoraat not. nr. (…) - en de administratie beschikte over bewijskrachtige gegevens (zie het desbetreffend pv). Derhalve kon op de datum dat het dwangbevel betekend werd de vordering niet verjaard zijn” (syntheseconclusie, p. 16).

Appellant betwist terecht de toepasselijkheid van de verjaringstermijn van zeven jaar, nu het gerechtsdossier niet de gegevens bevat waarop werd belast. Geïntimeerde erkent zulks overigens in conclusie: “het vaststellen van fraude staat volledig los van het vaststellen van het belastbare bedrag. Uit het gerechtsdossier blijkt de fraude. In tegenstelling tot wat appellant beweert is het daarbij niet nodig dat het exacte bedrag van de niet aangegeven inkomsten ook uit het gerechtsdossier blijkt” (synthese­conclusie, p. 12) en “de gegevens die deel uitmaken van het gerechtsdossier zijn nooit als zekere en vaststaande feiten beschouwd maar wel degelijk geverifieerd aan de hand van de door appellant meegedeelde stukken, zijnde de bankrekeninguittreksels” (syntheseconclusie, p. 9).

De zevenjarige verjaringstermijn vereist immers dat de belastbare handelingen of onterechte aftrekken door de rechtsvordering zelf worden aangetoond.

Het feit dat de administratie na inzage van het gerechtsdossier nog een onderzoek uitvoerde alvorens de rechtzetting te kunnen uitvoeren, wijst erop dat het gerechtsdossier op zich geen belastbare handelingen of onterechte belastingaftrekken aantoont.

Appellant meent dat “artikel 81bis WBTW zo (moet) worden geïnterpreteerd dat wanneer in 2003 fraude ontdekt wordt, de administratie het recht heeft twee jaar verder dan de normale termijn van drie jaar in het verleden te belasten. In 2002 kon aldus niet alleen 2000, 2001 en 2002 belast worden (driejarige termijn ), maar ook 1998 en 1999 (vijfjarige termijn). Deze bepalingen geven de administratie echter niet het recht in 2003 de termijn met betrekking tot 2000 en 2001 te verlengen naar de toekomst toe tot eind 2005”.

Hierboven werd reeds geoordeeld dat de vordering tot voldoening van de BTW m.b.t. de jaren 2000 en 2001 verjaard is.

Publicatie
tijdschrift: 
RABG
Uitgever: 
Larcier
Jaargang: 
3013/19
Pagina: 
1360-1365
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

(J.-M.M. / De Belgische Staat, Fod Financiën, administratie van de bijzondere belastinginspectie)

Procedure
Gelet op de procedurestukken, inzonderheid het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven van 13 juni 2008, waarvan geen betekeningsakte wordt voorgelegd, en waartegen hoger beroep werd aangetekend bij verzoekschrift op de griffie van het hof neergelegd op 2 juli 2008.

Noot: 

Motte, J., « Voorafgaande kennisgeving inzake BTW-fraude moet volgens het hof van beroep te Brussel elke onderzoeksdaad vooraf gaan », R.A.B.G., 2013/19, p. 1360-1365

 

Gerelateerd

lees verder


Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409