Overmacht die de ontvankelijkheid verantwoordt van een laattijdig ingesteld hoger beroep, kan alleen voortvloeien uit een omstandigheid buiten de wil van de appellant en die door hem onmogelijk kon worden voorzien of vermeden. De fouten of nalatigheden van de lasthebber binden de lastgever wanneer zij worden begaan binnen de perken van de
lastgeving en leveren aldus voor de lastgever geen vreemde oorzaak, toeval of overmacht op.
...
De beklaagde PE werd bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, 28e kamer (G28w), rechtsprekende in correctionele zaken, van 16 september 2015 op tegenspraak veroordeeld.
Op 19 november 2015 tekende de beklaagde PE hoger beroep aan tegen dit vonnis van 16 september 2016.
Noot
Poststaking en overmacht
De niet-tijdige neerlegging van een verzoekschrift door een poststaking maakt geen overmacht uit.
In de regel vertrouwt een advocaat een verzoekschrift tot het instellen van hoger beroep toe aan de postdiensten zodat dit tijdig bij de rechter in hoger beroep, lees de griffie zou toekomen.
Vraag is nu in hoeverre een tekortkoming van de post door ondermeer een poststaking overmacht uitmaakt in hoofde van de advocaat waardoor zijn aansprakelijkheid kan worden bevrijd.
Met toepassing van artikel 1056 Ger.W. dient een verzoekschrift in hoger beroep te worden ingediend op de griffie binnen de maand na de betekening van de bestreden beslissing.
De termijn van 1 maand is de vervaltermijn.
Van een normaal voorzichtige advocaat mag worden verwacht dat hij het nodige doet om zijn verzoekschrift in hoger beroep binnen de vervaltermijn neer te leggen.
Het betreft hier een resultaatsverbintenis van de advocaat.
De advocaat beschikt over verschillende mogelijkheden om een verzoekschrift in hoger beroep neer te leggen.
Volgens de al oude regel wordt een verzoekschrift door de advocaat persoonlijk ter griffie neergelegd.
Maar sinds lang wordt toegelaten dat een verzoekschrift ook per post aan de griffie wordt toegezonden en ook de nieuwe elektronische methodes vinden stilaan hun ingang.
Indien een advocaat kiest voor het laten neerleggen van een verzoekschrift via de post, dan had de advocaat voor het verstrijken van de vervaltermijn zich moeten vergewissen dat het procedurestuk wel degelijk tijdig was ingediend.
In een goede advocatenpraktijk wordt de uiterste vervaltermijn van een beroepstermijn genoteerd en wordt er op de middag van deze uiterste termijn gebeld naar de griffie om te vragen of een stuk dat per post werd toegestuurd daadwerkelijk is aangekomen.
Bij gebreke hieraan kan de advocaat dan nog tot 16u alle nodige en nuttige maatregelen nemen om het verzoekschrift alsnog tijdig te gaan neerleggen.
Wanneer een advocaat deze controlemaatregel niet uitvoert, kan dit aanzien worden als een vorm van laksheid en als een tekortkoming van zijn professionele verplichtingen.
Aldus kan een advocaat zich ten onrechte op overmacht beroepen wegens een poststaking of een tekortkoming van een derde confrater die hij gelast heeft om een verzoekschrift neer te leggen.
Ook wanneer een advocaat een andere advocaat gelast om loco hem een verzoekschrift neer te leggen, dan nog zal de advocaat voor het verstrijken van de termijn een telefonisch contact hebben met de opdrachthoudende advocaat teneinde bevestiging te bekomen van de neerlegging of een contact met de griffie hebben om bevestiging te bekomen zodat hij in ontkennend geval nog over voldoende tijd beschikt om op zijn eigen verantwoordelijkheid desnoods in persoon of op een andere wijze het verzoekschrift tijdig neer te leggen.
Overmacht kan enkel voortvloeien uit een gebeurtenis buiten de wil van de betrokkene, die door deze niet kon worden voorzien, noch vermeden.
Een poststaking kan niet worden beschouwd als een geval van overmacht.
De wet vereist niet dat een advocaat wanneer hij hoger beroep instelt, hij een verzoekschrift zoals bijvoorbeeld bedoeld in artikel 1056, 2de Ger.W., de indiening zelf verricht. Maar wanneer een advocaat kiest voor een andere wijze dan doet de advocaat dit op eigen risico en kan hij geen overmacht meer aanvoeren als hij er niet zelf heeft op toegezien dat de indiening werkelijk heeft plaats gevonden.
Een advocaat dient er rekening mee te houden dat er bij de post een fout kan gebeuren of dat er een lokale of nationale poststaking plots optreedt, of in het algemeen dat er vertraging optreedt bij de postbedeling wat in ons land nu niet zo uitzonderlijk is, waardoor een advocaat in alle omstandigheden de nodige maatregelen moet nemen opdat een procedurestuk waaraan een vervaltermijn verbonden is, tijdig wordt neergelegd en hierbij ook tijdig de nodige verificaties leest.
Voor een concreet toepassingsgeval zie Hof van Beroep te Brussel, 11.06.2013, RW 2013-2014, kolom 630.
zie ook: Cassatie, 24/09/2012, RW 2014-2015, conclusie van procureur-generaal J.-F. Leclercq (Pas. 2012, nr. 483)
"Er bestaat geen algemeen rechtsbeginsel volgens welk “overmacht de fout uitschakelt en het verval belet van de uitoefening van een recht die de wet afhankelijk stelt van een bepaalde termijn”.
Wanneer overmacht zich voordoet in de loop van een vervaltermijn, wordt die termijn slechts verlengd met de tijd die nodig is om te handelen en niet met die welke overeenstemt met de duur van de verhindering."
zie ook: Cass. 27 maart 1919, Pas. 1919, I, 112; Cass. 12 maart 1923, Pas. 1923, I, 233.