Dat de afstand van het natrekkingsrecht door de vruchtgebruikers resulteert in een opstalrecht, is een gevolg van het numerus clausus-beginsel inzake zakelijke rechten. Hierdoor ontstaat een gesplitste eigendomsverhouding tussen de grond enerzijds en de opstallen anderzijds.
Door afstand van natrekking is er sprake van een rechtstreeks bij titel gevestigd zelfstandig zakelijk opstalrecht en niet van een accessoir opstalrecht. Het opstalrecht is dan ook geen accessorium van een andere zakelijke of persoonlijke rechtsverhouding, zoals geïntimeerden ten onrechte betogen.
Hiervan is er immers enkel sprake indien het opstalrecht kadert in de toekenning van een ander zakelijk of persoonlijk recht, zoals een erfpacht, een erfdienstbaarheid, een huur/pacht, een concessie, e.d.m. Indien dan constructies worden opgericht binnen deze rechtsverhouding, kaderen de opstallen in een accessoir opstalrecht.
Een zelfstandig opstalrecht komt overigens niet alleen tot stand ingevolge een opstalcontract dat dit recht expliciet vestigt, maar ook onrechtstreeks door een afstand van het recht op natrekking (vgl. H. Vandenberghe en T. Viaene, “Actuele ontwikkelingen inzake erfpacht en opstal”, TBO 2006, (34), p. 44, nr. 36). Dit houdt o.a. ook in dat het opstalrecht in eerste instantie wordt beheerst door de Opstalwet.
G.N. t/ J.R., J.J. en B.M.
...
4. Beoordeling: ten gronde
4.1. Principaal hoger beroep
De eis in vereffening en verdeling – Is er sprake van een “onverdeeldheid”?
4.1.1. Opdat een vereffening en verdeling zou kunnen bevolen worden, moet er sprake zijn van een onverdeeldheid.
Een onverdeeldheid impliceert rechten van gelijke aard op hetzelfde ogenblik en dit op een zelfde goed of boedel.
Vincent Sagaert, Concubanten bouwen op de eigen grond van één van hen: de stilzwijgende afstand van natrekking als zakenrechtelijk beschermingsmechanisme, noot onder voormeld arrest in het RW 2015-2016, 187.
• E. Dirix, “Vermogensrechtelijke aspecten van het concubinaat” in P. Senaeve (ed.), Concubinaat, Leuven, Acco, 1992, 209-226;
• J. Fonteyn, “La renonciation à accession au sein du couple – Une question de temps”, Rev.not.b. 2013, 82-101;
• I. Samoy, “Investeren in andermans woning bij feitelijke samenwoning” in W. Pintens, J. Du Mongh en Ch. Declerck (eds.), Patrimonium 2008, Antwerpen, Intersentia, 2008, 273-285).
• F. Baudoncq en V. Guffens, “Bouwen op andermans grond in het specifiek geval van concubinaat”, T.Not. 2003, 318-346;
• S. Bouly, “Zakenrechtelijke en vermogensrechtelijke aspecten van bouwen op de grond van een partner”, TBBR 2011, 44-52;
• S. Becqué-Ickowitz, “La construction sur le terrain d’un époux séparé de biens financée par des sommes indivises”, Rev.trim.dr. civ. 2008, 589 e.v.
• V. Sagaert, Goederenrecht in Beginselen van Belgisch Privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2014, nrs. 333 en 982