• Cass. 07:06:2015, Juridat
Samenvatting
De bestuurder in de zin van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, is de persoon die het motorrijtuig bestuurt op het tijdstip van het ongeval, namelijk diegene die op dat tijdstip het meesterschap erover heeft
Tekst arrest
De bestuurder die uit het voertuig werd geworpen
Cass. 19/06/2015, RABG 2016/2, 120
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
De cassatieberoepen zijn gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven van 20 december 2013.
Raadsheer Geert Jocqué heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiseres in de zaak C.14.0403.N voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
De eiseres in de zaak C.14.0474.N voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
A. Voeging
1. De cassatieberoepen in de zaken gekend onder algemeen rolnrs. C.l4.0403.N en C.14.0474.N zijn gericht tegen hetzelfde vonnis. Zij dienen gevoegd te worden.
B. In de zaak C.14.0403.N
Tweede onderdeel
2. Krachtens artikel 29bis, § 1, eerste lid WAM wordt, bij een verkeersongeval waarbij een of meer motorrijtuigen betrokken zijn, op de plaatsen bedoeld in artikel 2, § 1, met uitzondering van de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorrijtuigen, alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden hoofdelijk vergoed door de verzekeraars die de aansprakelijkheid van de eigenaar, de bestuurder of de houder van de motorrijtuigen overeenkomstig deze wet dekken.
Artikel 29bis, § 2 WAM bepaalt dat de bestuurder van een voertuig en zijn rechthebbenden zich niet kunnen beroepen op de bepalingen van dit artikel, tenzij de bestuurder optreedt als rechthebbende van een slachtoffer dat geen bestuurder was en op voorwaarde dat hij de schade niet opzettelijk heeft veroorzaakt.
3. De bestuurder, in de zin van voormeld artikel 29bis, is de persoon die het motorrijtuig bestuurt op het ogenblik van het ongeval, dat wil zeggen de persoon die, op dat ogenblik, het meesterschap over dat motorrijtuig heeft via mechanische middelen waardoor hij het voertuig in een bepaalde richting kan sturen en die zodoende het vermogen van de motor beheerst. De omstandigheid alleen dat een bestuurder van zijn voertuig wordt geworpen en de grond, een hindernis of een ander voertuig raakt tijdens het ongeval zelf, ontneemt hem niet de hoedanigheid van bestuurder. Hij verliest die hoedanigheid pas wanneer hij, na van het voertuig te zijn geworpen, getroffen wordt door een verkeersongeval dat niet met het eerste ongeval samenvalt.
4. De appelrechters oordelen dat:
de verweerster bestuurster was van haar motorvoertuig en de controle erover uitoefende op het ogenblik van de aanrijding met het voertuig W.;
de verweerster geen bestuurster van haar motorvoertuig meer was op het ogenblik van de aanrijding met de bus;
niet kan betwist worden dat er sprake was van twee fases in het ongevalsgebeuren die op elkaar aansluiten;
er een kort tijdsverloop was tussen de aanrijding met het voertuig W. en de bus.
5. De appelrechters die op deze gronden oordelen dat de verweerster op het ogenblik van de aanrijding met de bus de controle over haar bromfiets had verloren en bijgevolg het statuut van zwakke weggebruiker had verworven, verantwoorden niet naar recht hun beslissing dat de eiseres gehouden is tot vergoeding van de verweerster op grond van artikel 29bis WAM.
Het onderdeel is gegrond.
C. In de zaak C.14.0474.N
Middel in zijn geheel
6. De appelrechters oordelen vooreerst dat het niet duidelijk is waar de eiseres reed in de aanloop van het ongeval, eerst op het fietspad of van meet af aan op de rijbaan.
Zij oordelen vervolgens niet-bekritiseerd dat indien de eiseres eerst op het fietspad reed, de verzekerde van de verweerster wel degelijk om veiligheidsredenen is gestopt teneinde de eiseres doorgang te verlenen en hem geen inbreuk op artikel 10.2 wegverkeersreglement kan worden verweten.
Die redenen dragen de beslissing van het bestreden vonnis dat in hoofde van de verzekerde van de verweerster geen inbreuk op het wegverkeersreglement kan worden aangenomen.
7. Het middel dat in zijn beide onderdelen de appelrechters verwijt dat zij niet wettig vaststellen dat de verzekerde van de verweerster ook geen inbreuk op artikel 10.2 wegverkeersreglement heeft begaan in de veronderstelling dat de eiseres van meet af aan op de rijbaan reed, komt op tegen overtollige redenen.
Het middel kan niet tot cassatie leiden en is mitsdien, bij gebrek aan belang, niet ontvankelijk.
Dictum
Het Hof,
Voegt de zaken C.14.0403.N en C.14.0474.N.
In de zaak C.14.0403.N:
Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het uitspraak doet over de vordering van de verweerster tegen de eiseres op grond van artikel 29bis WAM en over de kosten.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel, rechtszitting houdend in hoger beroep.
In de zaak C.l4.0474.N:
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 854,02 EUR.