De onherroepelijheid van de schenking is een wezenskenmerk van de schenking. Samen met het vereiste van dadelijkheid vormen zij het koningspaar van de schenking.
Volgens artikel 894 van het Burgerlijk Wetboek is een schenking onder levenden een akte waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet, ten voordele van de begiftigde die ze aanneemt.
"Donner et retenir ne vaut"
"Gegeven is gegeven"
De opstellers van het gerechtelijk wetboek wilden hiermee oude feodale structuren doorbreken, waarbij de begiftgde gebonden bleef aan de grillen en de machtsgreep van de schenker. De begitigde heeft recht op gemoedsrust dat het geschonkele tot zijn vermogen blijft behoren. De onherroepelijkheid van de schenking gaat zelfs zover dat de schenking zelfs niet in gemeen akkoord kan ontbonden worden.
De schenking is niet alleen onherroepelijk, de schenker mag zich geen enkel middel voorbehouden om rechtstreeks of onrechtstreeks op de schenking terug te komen. De onherroepelijkheid van de schenking dient de rechtzekerheid. Bij gebreke aan de onherroepelijkheid van de schenking, zouden de geschonken goederen onvervreemdbaar zijn.