De wet voorziet in de invoering van een administratieve procedure tot invordering van onbetwiste geldschulden in artikelen 1394/20 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 1394/20
Elke onbetwiste schuld die een geldsom tot voorwerp heeft en die vaststaat en opeisbaar is op dag van de aanmaning bedoeld bij artikel 1394/21 kan, ongeacht het bedrag ervan, vermeerderd met de verhogingen waarin de wet voorziet en de invorderingskosten alsmede, in voorkomend geval en ten belope van ten hoogste 10 % van de hoofdsom van de schuld, alle interesten en strafbedingen, in naam en voor rekening van de schuldeiser op verzoek van de advocaat van de schuldeiser door een gerechtsdeurwaarder worden ingevorderd, met uitzondering van schulden van of ten aanzien van:
1° publieke overheden bedoeld in artikel 1412bis, § 1;
2° schuldeisers of schuldenaren die niet zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
3° handelingen die niet zijn verricht in het kader van de activiteiten van de onderneming;
4° een faillissement, een gerechtelijke reorganisatie, een collectieve schuldenregeling en andere vormen van wettelijke samenloop;
5° niet-contractuele verbintenissen, tenzij zij
a) het voorwerp uitmaken van een overeenkomst tussen de partijen of er een schuldbekentenis is,
of b) betrekking hebben op schulden uit hoofde van gemeenschappelijke eigendom van goederen.
Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 1394/20
Artikel 1394/27 van het Gerechtelijk Wetboek installeert een `Centraal register voor de invordering van onbetwiste geldschulden' (hierna `Centraal register') die een cruciale rol speelt in de procedure.
Door de oprichting van dit register zal de gerechtsdeurwaarder op een geïnformatiseerde manier zijn opdracht en mandaten uitoefenen. Om te kunnen controleren dat de gerechtsdeurwaarder daadwerkelijk binnen zijn bevoegdheden blijft, zullen alle handelingen die in het register worden gesteld worden gelogd, hetgeen opvolging en rapportering toelaat.
De toegang tot het Centraal Register is strikt geregeld. Zo zal d.m.v. e-ID en pincode de identiteit van de gebruiker worden vastgesteld en zal deze enkel toegang kunnen verkrijgen indien hij daarenboven over de nodige rechten beschikt. Naast de toegang is ook het gebruik streng beveiligd. De transmissie van data gebeurt met gebruik van cryptografie en digitale certificaten. Aldus biedt het register de noodzakelijke waarborgen op het vlak van authenticatie en autorisatie.
Tenslotte is er ook in de wet expliciet bepaald dat de gegevens die in het Centraal register werden opgenomen gedurende tien jaar bewaard worden.
Er wordt benadrukt dat de betrokken partijen wiens persoonsgegevens worden verwerkt een recht hebben op informatie, toegang, verbetering van de opgenomen gegevens, zoals dit wettelijk is voorzien.
Hierdoor is duidelijk dat het Centraal register op korte termijn kan worden opgezet met behulp van de recentste informaticatechnieken en de noodzakelijke waarborgen biedt inzake het correcte verloop van de procedure, de controlemogelijkheid hierop, de beveiliging en bewaring van de gegevens, de koppeling met gegevens van het rijksregister in een beveiligde omgeving.
De keuze van de wetgever om de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders bij het genoemde register een centrale rol toe te bedelen vloeit voort uit haar wettelijke bevoegdheden en de waarborgen die zij biedt, de door haar in het verleden opgebouwde relevante kennis, expertise en knowhow, onder meer naar aanleiding van de informatisering van het Centraal bestand van berichten (CBB).
De Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders is met betrekking tot het Centraal register de verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992. Wanneer er een wijziging gebeurt aan een uitvoerbaar verklaard proces-verbaal van niet-betwisting zorgt zij er ook voor dat alle betrokken partijen van deze wijziging en de reden hiervoor op de hoogte worden gebracht. Op deze manier kan worden tegemoet gekomen aan het advies van de Raad van State om de rechten van alle betrokkenen hieromtrent te garanderen.
Het besluit stelt de modellen vast van het antwoordformulier en van het proces-verbaal van niet-betwisting (artikel 1 en bijlagen 1 tot 2). Aan het advies van de Raad van State werd tegemoet gekomen en het model van antwoordformulier werd overeenkomstig aangepast. Verder worden de modaliteiten van uitvoerbaarverklaring en tenuitvoerlegging van bedoeld proces-verbaal bepaald (artikelen 2 en 3), alsook de verzending van de gegevens aan het Centraal register (artikelen 4 en
5) en de raadpleging van deze gegevens (artikel 7).
Tenslotte wordt de overdracht van de gegevens van het rijksregister vastgesteld (artikel 6). In antwoord op het advies van de Raad van State dient te worden vermeld dat de verbinding nuttig is om indien nodig een opzoeking hierin te doen om zekerheid te verkrijgen omtrent identiteitsgegevens, maar dat deze informatie niet wordt bewaard in het Centraal register.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, K. GEENS