Door de geïntimeerde wordt de antedatering tegengesproken. Zij werpt bovendien op dat de vraag of er al dan niet sprake is van antedatering eigenlijk irrelevant is, daar de beslissing tot het instellen van de vennootschapsvordering ook achteraf kan genomen worden ais bekrachtiging van de effectieve formulering ervan in rechte.
Het hof volgt de stelling van de geïntimeerde dat een eerder ingestelde vennootschapsvordering achteraf geldig bekrachtigd kan worden.
a) Indien er bij de formulering van de vennootschapsvordering in rechte er nog geen voorafgaande beslissing is geweest vanwege de algemene vergadering daartoe, dan brengt de afwezigheid hiervan de vaststelling met zich mee dat een orgaan heeft gehandeld zonder hiertoe bevoegd te zijn.
De bekrachtiging ervan, met kennis van zaken, door het orgaan dat wél handelingsbevoegd is, brengt met zich mee dat de vennootschapsvordering die normaal als onontvankeijk zou moeten worden afgewezen, ontvankelijk wordt.
b) De vraag naar al dan niet ontvankelijkheid van de vennootschapsvordering indien er geen voorafgaande beslissing is geweest tot instellen ervan, is een vraag die volgens het vennootschapsrecht moet worden benaderd en niet volgens het gerechtelijk recht.
Aldus heeft de appellant het ten onrechte over het gebrek aan hoedanigheid (cfr art. 17 Ger.W.) ingeval er geen voorafgaande beslissing is geweest vanwege de algemene vergadering.
c) Het vennootschaprecht kent de bekrachtiging achteraf door het bevoegde orgaan van eenzijdige rechtshandelingen die oorspronkelijk onbevoegderwijze waren verricht.
Dergelijke bekrachtiging achteraf van de ingestelde vennootschapsvordering brengt met zich mee dat zij uiteindelijk als ontvankelijk moet worden beoordeeld.
Als de bekrachtiging pas na beoordeling; door de rechter zou geschieden, is de vennootschapsvordering uiteraard als zonder gevolgen te aanzien voor het aldus afgesloten rechtsgeding. Deze hypothese is evenwel in onderhavig geval niet aan de orde.
Als de datum zoals vermeld op de beslissing tot het instellen van de vennootschapsvordering onjuist zou zijn en de beslissing tot het instellen van de vennootschapsvordering zou dateren van nà het effectief instellen ervan, zou er sprake zijn van bekrachtiging. Hierboven is besloten dat bekrachtiging achteraf van de voordien ingestelde vennootschapsvordering geldig is.
Gezien deze benadering en dit besluit, is de valsheidvordering preliminair niet aan de orde, zodat de omslachtige valsheid procedure niet van doen is en bijgevolg niet moet worden gevolgd.
(V t. b.v.b.a. Kim V. R.)
[ ... ]
De vordering vanwege de appellant is gestoeld op de beweerd beledigende en buitengewoon schadelijke omstandigheden waarin hij is ontslagen geworden als zaakvoerder van de geïntimeerde.