De eiser verwijt de appelrechters dat zij hun weigering om hem vrijstelling van straf of strafvermindering toe te kennen, als bepaald in artikel 65, tweede lid, Strafwetboek, niet duidelijk genoeg met redenen hebben omkleed.
Die bepaling legt de rechter de verplichting op om rekening te houden met de reeds bij eindbeslissing uitgesproken straffen wanneer de nog te berechten en de reeds berechte misdrijven de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet.
De bodemrechter beoordeelt in feite of die eenheid van opzet al dan niet aanwezig is, maar het staat aan het Hof om na te gaan of hij, op grond van zijn vaststellingen, haar al dan niet in aanmerking heeft kunnen nemen
Het arrest vermeldt dat de momenteel aan het hof van beroep voorgelegde feiten niet voortvloeien uit hetzelfde opzet maar het gevolg zijn van het feit dat de eiser in hetzelfde type misdadigheid is hervallen, ondanks de tussenkomst van het Gerecht.
Het voormelde artikel 65, tweede lid, verbiedt het rechtscollege waar de nieuwe feiten aanhangig zijn gemaakt niet om te overwegen dat die feiten, die ondanks een waarschuwing van het gerecht andermaal werden gepleegd, voortvloeien uit de wil om hetzelfde soort misdrijven te blijven plegen en niet uit het in dat artikel bedoelde enig opzet.
Nr. P.12.0178.F
D. B.,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Luik, correctionele kamer, van 22 december 2011.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
(...)
Tweede middel
Eerste onderdeel