De rechter die, wegens de omstandigheden van de zaak, in toepassing van artikel 23, vierde lid, Taalwet Gerechtszaken verklaart dat hij niet kan ingaan op het verzoek van een of meer beklaagden om de zaak naar een gerecht van dezelfde rang te verwijzen, beoordeelt die omstandigheden in feite en derhalve onaantastbaar; het Hof gaat alleen na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen (1). (1) Cass. 3 maart 1999, AR P.99.0148.F, AC, 1999, nr. 128.
Nr. P.11.0563.N
P. D.,
beklaagde,
eiser,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank te Brugge van 16 februari 2011.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Tweede onderdeel