Conform artikel 53 WCO is de deelname aan de stemming immers voorbehouden aan de schuldeisers in de opschorting op wier rechten het reorganisatieplan een weerslag heeft.
Het begrip 'weerslag' moet ruim worden geïnterpreteerd en dit omvat alle maatregelen waarin een reorganisatieplan kan voorzien zoals een opschortende termijn, een schuldvermindering of elke andere wijziging van de schuldvordering (A. VAN HOE en M.-A. VREVEN, "Knelpunten bij de gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord", RDCTBH 2011, 854).
Slechts wanneer het plan bepaalde schuldeisers dadelijk en volledig uitbetaalt volgens de normale voorwaarden, mogen deze niet deelnemen aan de stemming.
In casu is het hof van oordeel dat het betrokken reorganisatieplan een weerslag heeft op de rechten van NV KBC Bank als schuldeiser. Het plan stelt immers dat aan NV KBC Bank wordt gevraagd om 6 maanden grace period toe te staan vanaf de datum van de homologatie van het herstelplan, tijdens dewelke geen kapitalen moeten betaald worden, maar enkel interesten.
Na verloop van de 6 maanden grace period worden dan terug de gewone aflossingstermijnen gevolgd.
Deze grace period houdt een doordachte en noodzakelijke maatregel in die, in functie van de continuïteit van de onderneming en de voorstellen aan de andere schuldeisers in de opschorting, een toegeving uitmaakt in hoofde van NV KBC Bank. Deze laatste
stemde in met dit voorstelt zoals blijkt uit haar ja-stem ter zitting van 6 februari 2012.
Uit de stukken blijkt dat NV KBC Bank haar kredietverlening als één geheel beschouwt en haar schuldvordering ook steeds als één geheel naar voor heeft gebracht.
In het herstelplan wordt de volledige schuldvordering gewijzigd in haar modaliteiten.
NV KBC Bank is een buitengewone schuldeiser in de opschorting wiens individuele toezegging besloten ligt in het reorganisatieplan (art. 50 in fine WCO).
Ten onrechte heeft de eerste rechter dan, ook geoordeeld dat NV KBC Bank niet had mogen meestemmen voor haar volledige schuldvordering in het kader van het herstelplan van appellante.
samenvatting:
de feitelijke staat van faillissement verhindert niet het opstartenan een prcedure collectieve schuldenreling voorover de onderneming toch enige economische waarde heeft en een redelijke kans op overleven heeft in welke alternatieve vorm ook.
tekst van het vonnis
1.2. Feiten
Wanneer aangifte gedaan wordt van staking van betaling of wanneer een zaak wordt ingeleid met oog op faillietverklaring, kan de rechtbank haar beslissing opschorten gedurende een termijn van 15 dagen. Tijdens die termijn kan de onderner een gerechtelijke organisatie aanvragen, dan wel kan de ondernemer binnen deze termijn een schuldeiser of een derde aanduiden met interesse een deel van het bedrijf overt te nemen zodat een gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk toezicht kan geschieden.
zie KB 19 december 2010.