De in art. 62 Sw. bedoelde strafuitsluitende verschoningsgrond is vreemd aan de witwasmisdrijven bepaald in art. 505, eerste lid, 2o, 3o en 4o Sw. Die misdrijven houden immers geen verband met diefstallen of andere door art. 462 Sw. bedoelde misdrijven, maar zijn zelfstandige misdrijven die niet vereisen dat de strafrechter het precieze misdrijf kent waaruit de illegale vermogensvoordelen voortspruiten, op voorwaarde dat hij op grond van feitelijke gegevens elke legale oorsprong daarvan
Nr. P.14.0447.N
I
PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE GENT,
eiser,
tegen
1. A L,
beklaagde,
2. A V A,
beklaagde,
verweerders,
Rechtspraak
• Cass. 6 november 2007, RW 2007-08, 1716, noten C. Idomon, B. Weyts en A. Van Oevelen; Cass. 27 april 2010, T.Strafr. 2010, 281, noot D. Libotte;
• Cass. 17 december 2013, Arr.Cass. 2013, p. 2791, nr. 690.
Rechtsleer:
• F. Van Volsem, “Witwassen: de sancties”, T.Strafr. 2011, (400), p. 404-420, nrs. 28-123.
• CONTRA Cass. 10 september 2014, AR nr. P.14.0475.F OOK OP DEZE SITE. www.elfri.be/node/12053