Quantcast
Channel: Advocatenkantoor Elfri De Neve - Goede raad is goud waard - Advocatenkantoor Elfri De Neve
Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409

De terugvordering van onrechtmatige staatssteun in België

$
0
0
Titel van het boek: 
Een praktijkgerichte terreinverkenning aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie
Publicatie
Auteur: 
Tina Coen
Auteur: 
Wout De Cock
Tijdschrift: 
Rechtskundig Weekblad
Uitgever: 
intersentia
Jaargang: 
2017-2018
Pagina: 
1362
Samenvatting

Art. 107, eerste lid VWEU bepaalt:

«Behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.»

De staatssteunregelen zijn momenteel een «hot topic». Toch bestaat er veel onduidelijkheid over de toepassing van deze complexe regelgeving. Een grote moeilijkheid is dat staatssteun verschillende vormen kan aannemen. Een bijkomend probleem is dat er nog steeds weinig transparantie is over de toekenning van steun.

Ondernemingen krijgen dan ook vaak onrechtmatige steun zonder dit te beseffen. Dit vormt uiteraard een groot risico. Onrechtmatig begunstigde ondernemingen zijn er in principe immers toe gehouden de onrechtmatige steun integraal terug te betalen, inclusief een onrechtmatigheidsrente. Gelet op het feit dat de terugvordering van staatssteun tot tien jaar na datum mogelijk blijft, kunnen de bedragen zeer hoog oplopen. Bovendien riskeren de begunstigde ondernemingen een bijkomende schadevergoeding te moeten betalen en kunnen zij ook in hun optreden worden beperkt. Voor een behoedzame onderneming is het bijgevolg belangrijk om een proactieve houding aan te nemen en te verifiëren of de overheidssteun die zij ontvangt voldoet aan de staatssteunregels.

Deze bijdrage gaat in op de terugvordering van onrechtmatige staatssteun in België. Na het schetsen van het Europeesrechtelijk kader, worden de nationaalrechtelijke rechtsgronden besproken die de terugvordering van staatssteun (theoretisch) mogelijk maken. Bij gebrek aan Europese regels bepaalt het Belgische recht immers hoe onrechtmatig toegekende staatssteun moet worden teruggevorderd. Hierbij zal worden aangetoond dat het huidige Belgische recht verschillende juridische onzekerheden en obstakels bevat met betrekking tot de terugvordering van staatssteun. Wij argumenteren dan ook dat de Belgische overheden baat zouden hebben bij een algemene terugvorderingsregeling

Inhoudstafel tekst: 

I. Inleiding

Het Europeesrechtelijk verbod voor lidstaten om staatssteun toe te kennen aan ondernemingen is gesteund op art. 107, eerste lid VWEU.

In deze bijdrage wordt verwezen naar het besluit van de Europese Commissie om de Belgische Excess Profit Rulings als onrechtmatige en onverenigbare staatssteun te kwalificeren.

Er wordt verwezen naar het Arco-dossier reeds eerder besproken in het RW en naar de vraag van de Commissie om de Belgische vrijstelling van vennootschapsbelasting voor havens af te schaffen.

De essentiële toetssteen in staatssteundossiers is de zoektocht naar de antwoorden op de vragen of een bepaalde steunmaatregel wel staatssteun is (in het Arco dossier wordt door de betrokkenen ontkend dat ze ooit staatssteun hebben ontvangen) en zo ja of deze staatssteun onverenigbaar is.

Het Europees recht blinkt uit in vaagheid over de wijze waarop steunverlenende lidstaat tot terugvordering moet overgaan en houdt het kortweg bij de verplichting van de lidstaat alle nodige maatregelen te moeten nemen om de steun terug te vorderen zoals dit in deze uitmuntende vaagheid werd ingeschreven in art. 16 van de Procedureverordening.

In tegenstelling tot België heeft Nederland sinds 21 februari 2018 een wettelijk kader middels haar Wet Terugvordering Staatssteun.

In deze bijdrage stelt de auteur de vraag hoe de terugvordering van staatssteun in België zou kunnen georganiseerd worden.

 

II. Europees kader m.b.t. de terugvordering van onrechtmatige en onverenigbare staatssteun

A. Algemeen en begrippenkader

1° De terugvorderingsverplichting en het terugvorderingsbesluit

2° Het voordeel dat moet worden teruggevorderd

3° Verplichting tot onverwijlde terugvordering

B. Terugvordering overeenkomstig nationale procedures

C. Uitzonderingen op de terugvorderingsplicht

1° Verjaringstermijn

2° Algemeen rechtsbeginsel van EU-recht

3° Absolute onmogelijkheid

III. De gedwongen terugvordering naar Belgisch recht

A. Algemeen

B. Aanwezigheid van specifieke terugvorderingsprocedures

C. Gedwongen terugvordering op basis van het gemene recht

1° Geen zelfstandig vorderingsrecht

2° «Verwijdering» van de steunmaatregel uit de Belgische rechtsorde

a) Verwijdering van publiekrechtelijk vormgegeven steunmaatregelen

b) Verwijdering van privaatrechtelijk vormgegeven steunmaatregelen

3° Terugvordering op basis van eigendom, onverschuldigde betaling of vermogensverrijking zonder oorzaak

a) Verplichting tot teruggave van wat door de overheid werd gepresteerd

Bepaalde bronnen knopen aan bij de regels over de onverschuldigde betaling (art. 1235 BW), aangezien de juridische grondslag van de betalingsverplichting door de nietigverklaring retroactief uit het rechtsverkeer is verdwenen.

Andere auteurs en rechters geven de voorkeur aan het algemeen rechtsbeginsel van de actio de in rem verso, maar dit kan in principe slechts worden toegepast als er geen andere juridische grondslag voor de terugbetalingsverplichting kan worden geïdentificeerd.

Sommige auteurs lezen in de nietigverklaring als zodanig dan weer een autonome grondslag op basis waarvan de verleende prestaties over en weer moeten worden teruggegeven.

Die juridische onzekerheid maakt dat de Belgische overheid die tot terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun overgaat, bij gebrek aan autonome terugvorderingsregeling in woelige juridische wateren terechtkomt en zich goed moet bezinnen over de rechtsgrond(en) waarop zij haar materieelrechtelijke aanspraak wenst te baseren. Deze onzekerheid komt uiteraard de naleving van de onverwijlde terugvorderingsverplichting die op de overheid rust, niet ten goede.

b) Verplichting tot betaling van een rente

4°o Terugvordering op basis van gelegenheidswetgeving

5° Vereiste van een executoriale titel

D. Verweer door de begunstigde

1°o Juridische hinderpalen

2° De aansprakelijkheidsvordering als (niet-)toelaatbare tegeneis

3° Schuldvergelijking als toelaatbare tegeneis

IV. Enkele concluderende aanbevelingen: de invoering van een algemene terugvorderingsregeling

De auteur pleiten voor de invoering van een algemene terugvorderingsregel

Bij de uittekening van zo’n regeling zouden, volgende suggesties volgens de auteur zeker in overweging kunnen worden genomen:

– De invoering van een zelfstandige rechtsgrond, zowel voor de terugvordering van de onrechtmatig verleende staatssteun als voor de verplichte aanrekening van rente.

– De mogelijkheid tot reconversie op voorstel van de begunstigde

Bronvermeldingen

• Besl.Comm., nr. 2016/1699, 11 januari 2016 betreffende de staatssteunregeling inzake vrijstelling van overwinst, SA.37667 (2015/C, ex 2015/NN) door België ten uitvoer gelegd, Pb.L. 27 september 2016, afl. 260, 61-103.

• R. Houben, «De Belgische garantie voor erkende financiële coöperaties: einde verhaal», RW 2017-18, 3-9.

• Besl.Comm., nr. 2017/2181, 27 juli 2017 betreffende de door België ten uitvoer gelegde steunregeling nr. SA.38393 (2016/C, ex 2015/E), Belastingregeling havens in België, Pb.L. 14 december 2017, afl. 332, 1-23. (Tegen dit besluit werden inmiddels volgende beroepen ingesteld: zaak T-673/17, Port autonome du Centre et de l’Ouest e.a. t/ Commissie, Pb.C. 13 november 2017, afl. 382, 59-60);

• zaak T-674/17, Haven van Brussel en Brussels Hoofdstedelijk Gewest t/ Commissie, Pb.C. 13 november 2017, afl. 382, 60;

• zaak T-696/17, Havenbedrijf Antwerpen en Maatschappij van de Brugse Zeehaven t/ Commissie, Pb.C. 4 december 2017, afl. 412, 37-38.

• P. De Bandt en J. Dewispelaere, «Wat is staatssteun, wanneer is steun onrechtmatig en wie draagt de risico’s? Een praktijkgerichte terreinverkenning aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie», RW 2017-18, 43-60.

• Verord.Raad nr. 2015/1589, 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Pb.L. 24 september 2015, afl. 248, 9-29 (hierna «Procedureverordening»).

• Wet van 21 februari 2018 «houdende regels voor de terugvordering van staatssteun» (Wet terugvordering staatssteun), https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/34753/stb-2018-75.html.

• J. Vande Lanotte, G. Goedertier, Y. Haeck, J. Goosses en T. De Pelsmaeker, Belgisch publiekrecht, Brugge, die Keure, 2015, 752-753.

• HvJ 21 november 1991, nr. C-354/90, ECLI:EU:C:1991:440, overw. 11.

• Bekendm.Commissie, «Naar een doelmatige tenuitvoerlegging van beschikkingen van de Commissie waarbij lidstaten wordt gelast onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen», Pb.C. 15 november 2007, afl. 272, 4–17 (hierna: «Bekendm. terugvordering»).

• HvJ 14 februari 1990, nr. C-301/87, ECLI:EU:C:1990:67,

• HvJ 21 november 1991, nr. C-354/90, ECLI:EU:C:1991:440, overw. 13-14;

• HvJ 11 juli 1996, nr. C-39/94, ECLI:EU:C:1996:285, overw. 38-39;

• HvJ 8 december 2011, nr. C-275/10, ECLI:EU:C:2011:814, overw. 27-28).

• E. Righini, «Godot is Here: Recovery as an Effective State Remedy» in R. Iglesias et al., EC State Aid Law: Liber Amicorum Francisco Santaolalla Gadea, Den Haag, Kluwer Law International, 2008, 267.

• HvJ 21 maart 1990, nr. C-142/87, ECLI:EU:C:1990:125, overw. 66;

• HvJ 14 september 1994, nrs. C-278/92, C-279/92 en C-280/92, ECLI:EU:C:1994:325, overw. 75;

• HvJ 17 juni 1999, nr. C-75/97, ECLI:EU:C:1999:311, overw. 68;

• HvJ 27 juni 2000, nr. C-404/87, ECLI:EU:C:2000:345, overw. 54;

• HvJ 15 december 2005, nr. C-148/04, ECLI:EU:C:2005:774, overw. 113;

• HvJ 14 februari 2008, nr. C-419/06, ECLI:EU:C:2008:89, overw. 55;

• HvJ 11 maart 2010, nr. C-1/09, ECLI:EU:C:2010:136, overw. 54.

• HvJ 12 februari 2008, nr. C-199/06, ECLI:EU:C:2007:304, overw. 33),

• HvJ 17 juni 1999, nr. C-75/97, ECLI:EU:C:1999:311, overw. 65;

• HvJ 24 september 2002, zaken nrs. C-74/00 en C-75/00, ECLI:EU:C:2002:524, overw. 181;

• Ger.EU 29 september 2000, nr. T-55/99, ECLI:EU:T:2000:223, overw. 164;

• Ger.EU 12 december 2014, nr. T-487/11, ECLI:EU:T:2014:1077, overw. 132.

• HvJ 4 april 1995, nr. C-348/93, ECLI:EU:C:1995:95, overw. 27;

• HvJ 8 december 2011, nr. C-275/10, ECLI:EU:C:2011:814, overw. 33-34;

• HvJ 11 december 2012, nr. C-610/10, ECLI:EU:C:2012:781, overw. 105.

• HvJ 14 september 1994, zaken nrs. C-278/92, C-279/92 en C-280/92, ECLI:EU:C:1994:325, overw. 75;

• HvJ 4 april 1995, nr. C-350/93, ECLI:EU:C:1995:96, overw. 22;

• HvJ 15 december 2005, nr. C-148/04, ECLI:EU:C:2005:774, overw. 113;

• HvJ 8 december 2011, nr. C-275/10, ECLI:EU:C:2011:814, overw. 33-34;

• HvJ 19 maart 2015, nr. C-672/13, ECLI:EU:C:2015:185, overw. 70.

• Ger.EU 8 juni 1995, nr. T-459/93, ECLI:EU:T:1995:100, overw. 97-100.

• T. Bruyninckx, Procedureel EU-Staatssteunrecht, Gent, Larcier, 2016, 72.

• Ger.EU 30 januari 2002, T-35/99, ECLI:EU:T:2002:19, overw. 107.

• Ger.EU 8 juni 1995, nr. T-459/93, ECLI:EU:T:1995:100, overw. 97-100.

• Ger.EU 30 januari 2002, T-35/99, ECLI:EU:T:2002:19, overw. 107 en 108.

• HvJ 12 oktober 2000, nr. C-480/98, ECLI:EU:C:2000:559, overw. 25;

• HvJ 18 oktober 2007, nr. C-441/06, ECLI:EU:C:2007:616, overw. 29;

• HvJ 8 december 2011, nr. C-81/10 P, ECLI:EU:C:2011:811, overw. 102;

• HvJ 13 februari 2014, nr. C-69/13, ECLI:EU:C:2014:71, overw. 21;

• HvJ 6 mei 2015, nr. C-674/13, ECLI:EU:C:2015:302, overw. 40.

• HvJ 13 februari 2014, nr. C-69/13, ECLI:EU:C:2014:71, overw. 21.

• HvJ 12 mei 2005, nr. C-415/03, ECLI:EU:C:2005:287, overw. 39-41.

• HvJ 13 februari 2014, nr. C-69/13, ECLI:EU:C:2014:71, overw. 39.

• Ger.EU 12 september 2007, nr. T-196/02, ECLI:EU:T:2007:252, overw. 50.

• Conclusie advocaat-generaal Wahl voor HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:90, overw. 34.

• HvJ 17 januari 2018, nr. C-363/16, ECLI:EU:C:2018:12, overw. 40;

• conclusie advocaat-generaal Wahl voor HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:90, overw. 34-36.

• HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:2193, overw. 46-47 en 51-52.

• HvJ 17 januari 2018, nr. C-363/16, ECLI:EU:C:2018:12, overw. 40-41, met verwijzing naar conclusie advocaat-generaal Sharpston voor dit arrest, ECLI:EU:C:2017:746, overw. 59-61.

• HvJ (Besch.) 21 januari 2014, nr. C-574/13 P, EU:C:2014:36, overw. 22;

• HvJ 13 februari 2014, nr. C-69/13, ECLI:EU:C:2014:71, overw. 23;

• HvJ 6 mei 2015, nr. C-674/13, ECLI:EU:C:2015:302, overw. 38.

• HvJ 12 mei 2005, nr. C-415/03, ECLI:EU:C:2005:287, overw. 9;

• HvJ 5 oktober 2006, nr. C-232/05, ECLI:EU:C:2006:651, overw. 9.

• HvJ 9 juli 2009, nr. C-369/07, ECLI:EU:C:2009:428, overw. 67.

• HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:2193, overw. 39.

• Conclusie advocaat-generaal Sharpston voor HvJ 13 november 2008, nr. C-214/07, ECLI:EU:C:2008:343, overw. 76.

•HvJ 12 december 2002, nr. C-209/00, ECLI:EU:C:2002:747, overw. 58-60).

• HvJ 5 oktober 2006, nr. C-232/05, ECLI:EU:C:2006:651, overw. 49.

• HvJ 12 december 2002, nr. C-209/00, ECLI:EU:C:2002:747, overw. 58-60.

• HvJ 2 februari 1989, nr. C-94/87, ECLI:EU:C:1989:46, overw. 12;

• HvJ 13 juni 2002, nr. C-382/99, ECLI:EU:C:2002:363, overw. 90;

• HvJ 13 februari 2014, nr. C-69/13, ECLI:EU:C:2014:71, overw. 34.

• L. Flynn en H. Gilliams, «Judicial Protection» in L. Hancher, T. Ottervanger en P.J. Slot, EU State aids, Londen, Sweet & Maxwell, 2016, hoofdstuk 31, 59-60.

• HvJ 20 mei 2010, nr. C-210/09, ECLI:EU:C:2010:294, overw. 26-29.

• HvJ 11 november 2015, nr. C-505/14, ECLI:EU:C:2015:742, overw. 32.

• HvJ 21 mei 1987, nr. C-249/85, ECLI:EU:C:1987:245, overw. 17;

• HvJ 5 oktober 2005, nr. C-232/05, EU:C:2006:651, overw. 53;

• HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:2193, overw. 53.

• HvJ 5 oktober 2005, nr. C-232/05, EU:C:2006:651, overw. 53;

• HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:2193, overw. 53.

• L. Flynn en H. Gilliams, o.c., in L. Hancher, T. Ottervanger en P.J. Slot, EU State aids, hoofdstuk 31, 59-60.

• HvJ 8 december 2011, nr. C-81/10 P, ECLI:EU:C:2011:811, overw. 82.

• HvJ 6 oktober 2005, nr. C-276/03 P, ECLI:EU:C:2005:590, overw. 30-35.

• M. Rzotkiewicz, «The General Principles of EU Law and Their Role in the Review of State aid», EStAL 2013, 464-477.

• Ger.EU 29 maart 2007, nr. T-360/00, ECLI:EU:T:2007:99, overw. 37;

• Ger.EU 22 oktober 2008, zaken nrs. T-309/04, T-317/04, T-329/04 and T-336/04, ECLI:EU:T:2008:457, overw. 84.

• Ger.EU 6 maart 2003, zaken nrs. T-228/99 en T-233/99, ECLI:EU:T:2003:57, overw. 185.

• Ger.EU 12 september 2007, nr. T-68/03, ECLI:EU:T:2007:253, overw. 104.

• HvJ 15 juni 1987, nr. C-142/87, ECLI:EU:C:1987:281, overw. 65-66;

• HvJ 14 september 1994, zaken nrs. C-278/92, C-279/92, C-280/92, ECLI:EU:C:1994:325, overw. 75;

• HvJ 17 juni 1999, nr. C-75/97, ECLI:EU:C:1999:311, overw. 68;

• HvJ 29 april 2004, nr. C-372/97, ECLI:EU:C:2004:234, overw. 103;

• HvJ 15 december 2005, nr. C-148/04, ECLI:EU:C:2005:774, overw. 113;

• HvJ 14 februari 2008, nr. C-419/06, ECLI:EU:C:2008:89, overw. 55;

• HvJ 11 maart 2010, nr. C-1/09, ECLI:EU:C:2010:136, overw. 54.

• HvJ 18 juli 2007, nr. C-119/05, overw. 63,

•: HvJ 11 november 2015, nr. C-505/14, ECLI:EU:C:2015:742, overw. 38-39

• Ger.EU 5 juni 2001, nr. T-6/99, ECLI:EU:T:2001:145, overw. 189.

• HvJ 12 februari 2008, nr. C-199/06, ECLI:EU:C:2008:79, overw. 68;

• HvJ 11 maart 2010, nr. C-1/09, ECLI:EU:C:2010:136, overw. 45.

• HvJ 24 november 1987, nr. C-223/85, ECLI:EU:C:1987:502, overw. 17.

• K. Bacon, European Union Law of State aid, Oxford, Oxford University Press, 2013, 483;

• C. Quigley, European State Aid Law and Policy, Oxford, Hart Publishing, 2015, 583.

• Ger.EU 24 januari 2004, nr. T-109/01, ECLI:EU:T:2004:4, overw. 147-148).

• A. De Vos, «De rol van het Europese en het Belgische vertrouwensbeginsel bij terugvordering van Europese subsidies en staatssteun», RW 2012-13, 129-135.

• HvJ 14 januari 1997, nr. C-169/95, ECLI:EU:C:1997:10, overw. 51;

• HvJ 20 maart 1997, nr. C-24/95, ECLI:EU:C:1997:163, overw. 25;

• HvJ 28 januari 2003, nr. C-334/99, ECLI:EU:C:2003:55, overw. 42;

• HvJ 23 februari 2006, zaken nrs. C-346/03 en C-529/03, ECLI:EU:C:2006:130, overw. 64.

• HvJ 20 maart 1997, nr. C-24/95, ECLI:EU:C:1997:163, overw. 41.

• HvJ 20 maart 1997, nr. C-24/95, ECLI:EU:C:1997:163, overw. 25.

• HvJ 22 december 2010, nr. C-507/08, ECLI:EU:C:2010:802, overw. 61-65.

• Conclusie advocaat-generaal Sharpston voor HvJ 13 november 2008, nr. C-214/07, ECLI:EU:C:2008:343, overw. 52.

• HvJ 21 maart 1991, nr. C-303/88, ECLI:EU:C:1991:136, overw. 60.

• HvJ 29 januari 1998, nr. C-280/95, ECLI:EU:C:1998:28, overw. 16-17;

• HvJ 5 juli 2015, nr. C-63/14, ECLI:EU:C:2015:458, overw. 52-56.

• HvJ 20 september 1990, nr. C-5/89, ECLI:EU:C:1990:320, overw. 18-19.

• HvJ 20 maart 1997, nr. C-24/95, ECLI:EU:C:1997:163, overw. 38;

• HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:2193, overw. 55.

• HvJ 18 juli 2007, nr. C-119/05, ECLI:EU:C:2007:434, overw. 63;

• HvJ 22 december 2010, nr. C-507/08, ECLI:EU:C:2010:802, overw. 65.

• HvJ 6 mei 2015, nr. C-674/13, ECLI:EU:C:2015:302, overw.

• T. Joris, «België en de Europese gemeenschappen: geen goede partners wat onrechtmatige steun aan ondernemingen betreft», RW 1991-92, 439.

• HvJ 29 april 2004, nr. C-278/00, ECLI:EU:C:2004:239, overw. 111-113.

• Ger.EU 7 oktober 2010, nr. T-452/08, ECLI:EU:T:2010:427, overw. 32-40;

• Ger.EU 19 mei 2015, nr. T-397/12, ECLI:EU:T:2015:291, overw. 36.

• HvJ 17 juni 1999, nr. C-75/97, ECLI:EU:C:1999:311, overw. 90.

• HvJ 27 juni 2000, nr. C-404/87, ECLI:EU:C:2000:345, overw. 53.

• HvJ 15 januari 1986, nr. C-52/84, ECLI:EU:C:1986:3, overw. 89.

• HvJ 11 december 2012, nr. C-610/10, ECLI:EU:C:2012:781, overw. 71;

• HvJ 10 oktober 2013, nr. C-353/12, ECLI:EU:C:2013:651, overw. 33;

• HvJ 12 februari 2015, nr. C-37/14, ECLI:EU:C:2015:90, overw. 84.

• HvJ 11 maart 2010, nr. C-1/09, ECLI:EU:C:2010:136, overw. 55.

• HvJ 13 februari 2014, nr. C-69/13, ECLI:EU:C:2014:71, overw. 29-31;

• HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:2193, overw. 56.

103 HvJ 2 februari 1989, nr. C-94/87, ECLI:EU:C:1989:46, overw. 9-10.

• Hoofdstuk vijf van Titel vier van de Programmawet van 25 december 2016, BS 29 december 2016.

• Memorie van toelichting bij het ontwerp van programmawet, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 2208/001, p. 60.

• HvJ 13 februari 2014, nr. C-69/13, ECLI:EU:C:2014:71, overw. 23 en overw. 31.

• RvS 27 juni 2011, nr. 214.193, Antwerpen Haircosmetics t/ het Vlaamse Gewest en het Agentschap Economie.

• Decr.W. 2 februari 2017 «relatif au développement des parcs d’activités économiques», BS 28 maart 2017.

• Art. 40 B.Vl.Reg. 16 november 2012 «tot toekenning van steun aan ondernemingen voor strategische ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest», BS 3 januari 2013.

• Art. 12 B.Vl.Reg. 3 juli 2015 «tot toekenning van steun aan de vzw Voka-Project Services voor de uitvoering van het project Brayo 3.0», BS 3 september 2015.

• art. 67 Ord.Br. 13 december 2007 «betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie», BS 10 januari 2008).

• art. 35 Ord.Br. 23 juni 2017 «betreffende de tewerkstellingssteun in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest», BS 14 juli 2017.

• RvS 3 oktober 2017, nr. 239.284, Publipart t/ Belgische Staat;

• RvS 27 juni 2011, nr. 214.193, Antwerpen Haircosmetics t/ het Vlaamse Gewest en het Agentschap Economie.

• L. Ghazarian, «Recovery of state aid. The obligations of member states, national courts and national authorities in state aid recovery and recent developments in the case-law of the court of justice of the European Union», EStAL 2016, 234.

• Parl.St. Br.R. 2014-15, nr. A-177/1, www.weblex.irisnet.be, 4.

• H. Gilliams, «Terugvordering van onrechtmatige overheidssteun naar Belgisch recht» (noot onder Cass. 18 juni 1992), TRV 1993, 236

• J. Derenne, C. Kaczmarek en T. Joris, «Belgium» in J. Derenne, C. Kaczmarek en A. Muller-Rappard (eds.), Enforcement of Eu State Aid Law at National Level 2010: Reports from the 27 Member States, Brussel, Lexxion, 2010, 41, 43 en 45;

• B. De Waard, A. De Moor-Van Vught, A. Beers, J. De Poorter en G. Van Slooten (NL.), Terugvordering van staatssteun. Een rechtsvergelijkend onderzoek, 15 september 2015, 87. Te raadplegen op www.wodc.nl).

• HvJ 19 december 2013, nr. C-274/12 P, ECLI:EU:C:2013:852, overw. 26;

• HvJ (Besch.) 21 januari 2014, nr. C-574/13 P, EU:C:2014:36, overw. 22.

• L. Cornelis, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia, 2000, 791

• Cass. 19 januari 2001, nr. C.96.0091.N, Arr.Cass. 2001, 141, conclusie advocaat-generaal X. De Riemaecker

• A. Van Oevelen, «De nietigheid van de overeenkomst» in Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, 2008, www.jura.be, IV.A).

• F. Peeraer en S. Stijns, «De proportionaliteit van de nietigheid: de onwerkzaamheid of een nieuwe adem voor de onbestaanbaarheid?», TBBR 2017, 388;

• C. Eyben, «La prescription des actions en nullité et l’exception de nullité» in P. Wéry (ed.), La nullité des contrats, Brussel, De Boeck & Larcier, 2006, 193

• J. Stevens, «Rechtscontrole van de overheidsopdrachten», TBP 1994, 315).

122 Zie over de toestemming als criterium om het publiekrechtelijk en het privaatrechtelijk optreden van de overheid van elkaar te onderscheiden, alsook de complexiteit die achter dit ogenschijnlijk eenvoudig criterium schuilgaat, o.m. I. Opdebeek en S. De Somer, Algemeen bestuursrecht. Grondslagen en beginselen, Antwerpen, Intersentia, 2017, 77-80;

• M. De Groot, «De subsidieovereenkomst in een stroomversnelling: mogelijkheden en beperkingen», TBP 2014, 202-205.

• HvJ 9 maart 1978, nr. C-106/77, ECLI:EU:C:1978:49, overw. 21-23.

•J. Smets en F. Debaedts, Prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof, Mechelen, Kluwer, 2016, 71;

• J. Theunis, De exceptie van onwettigheid, Brugge, die Keure, 2011, 266).

• Voorz. RvS 12 september 2017, nr. 239.043, NV Tui Airlines Belgium t/ Belgische Staat).

• RvS 15 september 2008, nr. 186.266, Vereniging van mede-eigenaars van de residentie Lousberg Park t/ Oost-Vlaanderen.

• Cass. 2 december 2002, nr. C.98.0460.N, Arr.Cass. 2002, 2631;

• H. Van Haegenborgh, «Artikel 159 van de Grondwet in de rechtspraak van het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof. Bedenkingen vanuit Europees perspectief» in I. Cooreman (ed.), De wettigheidstoets van artikel 159 van de Grondwet, Brugge, die Keure, 2010, 280.

• K. Leus en B. Martel, «De wettigheidstoets van artikel 159 van de Grondwet. Procedurele benadering – de toepassing van artikel 159 GW als exceptie» in I. Cooreman (ed.), De wettigheidstoets van artikel 159 van de Grondwet, Brugge, die Keure, 2010, 18.

• Vgl. H. Gilliams, «De Belgische rechter en de terugvordering van in strijd met artikel 93 E.G.-verdrag verleende overheidssteun», 343.

• Antwerpen 28 september 2010, RW 2011-12, 1725.

• Cass. 2 december 2002, nr. C.98.0460.N, Arr.Cass. 2002, 2631.

• K. Leus en B. Martel, in I. Cooreman (ed.), De wettigheidstoets van artikel 159 van de Grondwet, 19.

• F. Peeraer en S. Stijns, TBBR 2017, 375.

• I. Claeys, «Ontbinding en nietigheid van overeenkomsten: rechterlijke tussenkomst altijd vereist?» in I. Claeys (ed.), Contractenrecht in beweging, Mechelen, Kluwer, 2004, 190-195.

• Cass. 18 juni 1992, TRV 1993, 234, noot H. Gilliams.

• Cass. 5 juni 2015, nr. C.14.0354.N, Arr.Cass. 2015, 1507. Zie uitgebreid over de gevolgen van de nietigverklaring van deze handeling (en, per analogie, de buitentoepassingverklaring ervan) op de overeenkomst: P. Goffaux en M. Lucas, «Des effets sur le contrat de l’annulation par le Conseil d’Etat de la décision d’attribuer un marché public», Adm.publ. 1998, 61-64.

• C. Lebon, «Gerechtelijke matiging van niet-concurrentiebedingen» (noot onder Cass. 23 januari 2015), NJW 2015, 913;

• HvJ 8 december 2011, nr. C-275/10. ECLI:EU:C:2011:814, overw. 37.

• Brussel 19 oktober 2012, TBM 2014, 97.

• Cass. 10 januari 2014, nr. C.13.0123.F, Arr.Cass. 2014, 50).

• M. Dony, «Le rideau est tombé dans la bataille juridique qui a opposé les curateurs des Forges de Clabecq aux banques créancières de l’entreprise», TBM 2014, 103-107.

• L. Daumen, «Nullité et restitutions. – A propos de la nullité d’une convention portant mise à disposition de travailleurs conclue en méconnaissance de la loi du 24 juillet 1987» (noot onder Cass. 15 februari 2016), TBBR 2017, 45;

• A. Van Oevelen, «Gevolgen van de nietigverklaring van een woninghuurovereenkomst wegens niet-naleving van de gewestelijke woonkwaliteitsnormen» (noot onder Cass. 10 mei 2012), RW 2012-13, 987;

• T. Starosselets, «Effets de la nullité» in P. Wéry (ed.), La nullité des contrats, Brussel, De Boeck & Larcier, 2006, 239;

• A. Van Oevelen, ibid. en de daar aangehaalde referenties.

• P. Van Ommeslaghe, Traité de droit civil belge. Tome II. Les obligations. Vol. 2. Sources des obligations (Partie 2), Brussel, Bruylant, 2013, 1150-1154.

• S. Stijns, Verbintenissenrecht: Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2013, 14, noot 56. 156

• Cass. 3 juni 2016, nr. C.15.0423.F, Arr.Cass. 2016, 1271.

• J.T. Lang, «EU State aid rules – The need for substantive reform», EStAL 2014, 444-445.

• Cass. 5 juni 2015, nr. C.14.0354.N, Arr.Cass. 2015, 1507.

• R. Dekkers en E. Dirix, Handboek burgerlijk recht. Deel II. Zakenrecht, zekerheden en verjaring, Antwerpen, Intersentia, 2005, 96.

• HvJ 13 oktober 2011, nr. C-454/09, ECLI:EU:C:2011:650, overw. 36;

• «Waiting for national judges in infringement proceedings on state aid», EStAL 2017, 386-387.

• F. Van Neste, Zakenrecht in R. Dillemans en W. Van Gerven (eds.), Beginselen van Belgisch privaatrecht, Brussel, Story-scientia, 1990, 417.

• Antwerpen 20 oktober 2003, nr. 2001/AR1487, www.juridat.be.

• C. Vanackere en N. Peeters, «Hoofdstuk 2bis: Interest» in J. Roodhooft (ed.), Bestendig Handboek Verbintenissenrecht, Mechelen, Kluwer, 2007, losbl., 4a.

175 Cass. 12 november 2012, nr. S.11.0015.N, Arr.Cass. 2012, 2504, conclusie procureur-generaal J.F. Leclercq;

• Cass. 5 januari 2012, nr. C.10.0712.N, Arr.Cass. 2012, 39.

• C. Vanackere en N. Peeters, o.c., in J. Roodhooft (ed.), Bestendig Handboek Verbintenissenrecht, «Interest», 8-8a.

• Cass. 19 januari 2001, nr. C.96.0091.N, Belgische Staat t/ Lornoy & zonen;

• Antwerpen 6 januari 1993, FJF 1993, 323;

• A. Van Oevelen, «De zgn. «subjectieve» goede trouw in het Belgische materiële privaatrecht (in het bijzonder in de materies die het notariaat aanbelangen)», TPR 1991, 1109-1110.

• M.-P. Noël, «A quelles conditions le mandataire qui a effectué un paiement indu peut-il agir en répétition de l’indu et réclamer des intérêts à l’accipiens?» (noot onder Rb. Luik 7 oktober 2008), TBBR 2009, 269 en de verwijzingen naar rechtspraak in noot 14.

• P. Adriaanse, «Terugvordering van onrechtmatige staatssteun. Knelpunten en oplossingen in het Nederlandse recht» in T. Barkhuysen, W. Den Ouden en E. Steyger (eds.), Europees recht effectueren. Algemeen bestuursrecht als instrument voor de effectieve uitvoering van EG-recht, Alphen a/d Rijn, Kluwer, 2007, 216).

• Kh. Gent 25 februari 1994, TRV 1995, 335, noot H. Gilliams.

• Besl.Comm. 4 december 1996, Pb.L. 10 april 1997, afl. 95, 25-29.

• HvJ 17 juni 1999, nr. C-75/97, ECLI:EU:C:1999:311.

• Wet van 24 december 1999 houdende sociale en diverse bepalingen, BS 31 december 1999.

• HvJ 3 juli 2001, nr. C-378/98, ECLI:EU:C:2001:370.

• KB van 3 oktober 2002 (BS 16 oktober 2002).

• J. Leroy, «Excess profit rulings: wetgevend kader voor terugvordering staatssteun», Fiscoloog 2017, afl. 400, 1-8.

• Besl.Comm. nr. 2016/1699, 11 januari 2016 betreffende de staatssteunregeling inzake vrijstelling van overwinst, SA.37667 (2015/C) (ex 2015/NN), door België ten uitvoer gelegd, Pb.L. 27 september 2016, afl. 260, 61-103.

• J. Derenne, C. Kaczmarek en T. Joris, «Belgium», 45.

• Antwerpen 28 september 2010, RW 2011-12, 1725.

• T. Joris, «Ten onrechte uitgekeerde steun: België en het EEG-recht», RW 1987-88, 981, i.h.b. de verwijzing in voetnoot 75 naar HvJ 21 september 1983, zaken nrs. 205 tot 215/82, ECLI:EU:C:1983:233, overw. 29).

• P. Haapaniemi, «Procedural autonomy: a misnomer?» in L. Ervo, M. Gräns en A. Jokela (eds.), Europeanization of procedural law and the new challenges to fair trial, Groningen, Europa Law Pub., 2009, 98.

• HvJ 8 september 2011, zaken nrs. C-89/10 en C-96/10, ECLI:EU:C:2011:555, overw. 34.

• Cass. 8 mei 2017, nr. C.16.0121.N, T.Agr.R. 2017, 112.

• L. Cornelis, «Aansprakelijkheidsrecht vanuit Europees perspectief: de ergernis voorbij, de wanhoop nabij?» in Vlaamse Conferentie bij de balie te Antwerpen (ed.), Actueel aansprakelijkheidsrecht. Permanente vorming 2011-2012, Gent, Larcier, 2012, 11.

• Cass. 14 oktober 2010, nr. C.08.0451.F, Arr.Cass. 2010, 2477;

• H. Gilliams, «De Belgische rechter en de terugvordering van in strijd met artikel 93 E.G.-verdrag verleende overheidssteun», 344.

• Cass. 17 september 2009, nr. C.08.0450.N, X. t/ Belgische Staat.

• H. Gilliams, «De Belgische rechter en de terugvordering van in strijd met artikel 93 E.G.-verdrag verleende overheidssteun», 344.

• HvJ 11 september 2014, nr. C-527/12, ECLI:EU:C:2014:2193;

• H.-J. Priess, «Recovery of illegal state aid», 95.

• Verslag bij het ontwerp van algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017. Gedachtewisseling over sectie 18 – FOD Financiën, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 2109/021, p. 7).

• Art. 94 EG.

• Verord.Raad nr. 659/1999, 22 maart 1999, tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag, Pb.L. 27 maart 1999, afl. 83, 1-9.

• A. Sinnaeve en P. Slot, «The new regulation on State aid procedures», CMLR 1999, 1179-1180.

• W. Van Gerven en A. Van Oevelen, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 149;

• Cass. 27 april 2006, nr. C.04.0461.N, Arr.Cass. 2006, 974.

•T. Bruyninckx, «Overheidsopdrachten en EU-staatssteunrecht», 615-616).
 

Via deze link kan u de publicatie rechtstreeks bestellen op de UGA website.

Gerelateerd
Bibliotheek
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

Subsidie (van Latijn subsidium: ondersteuning, hulp, bijstand)

De term subsidie is een verzamelnaam voor het instrumentarium dat de overheid heeft om beleidspunten te stimuleren. Vormen van subsidie zijn onder meer: achtergesteld krediet, fiscale kortingen, garanties en investeringspremies.

Subsidie definitie: Susidie is is een tijdelijke bijdrage van de overheid of een non-commerciële organisatie ten behoeve van het starten, dan wel een permanente bijdrage voor het uitvoeren van een activiteit waarvan het economische belang niet direct voor de hand ligt. Als het economisch belang van een te starten activiteit wel voor de hand ligt, spreekt men in Nederland van investeringspremie.In België wordt dit onderscheid minder gemaakt.

 

Nog dit: 

The ultimate guide on public funding in Belgium

 

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409