Overeenkomstig artikel 1448 van het Burgerlijk Wetboek is het wegmaken of verborgen houden van goederen uit het gemeenschappelijk vermogen elke oneerlijke handeling waarbij de in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot een ongeoorloofd voordeel op het vermogen van de gemeenschap wil verwerven ten koste van de andere echtgenoot; dat artikel beoogt aldus elk bedrog dat tot doel heeft de deelgenoot datgene te ontzeggen wat hem in de verdeling toekomt.
art. 1448 BW: De echtgenoot die enig goed uit het gemeenschappelijk vermogen heeft weggemaakt of verborgen gehouden, verliest zijn aandeel on dat goed.
De heling in de zin van artikel 1448 BW veronderstelt het bestaan van vier voorwaarden:
(a) het wegmaken of verborgen houden van goederen
(b) die tot de gemeenschap behoren,
(c) met bedrieglijk inzicht,
(d) door een echtgenoot.
Het hier bedoelde bedrieglijke inzicht is erop gericht de gelijkheid tussen de echtgenoten te verstoren of de schuldeisers van de gemeenschap te bedriegen.
Goede trouw van de beweerde heler verhindert het opleggen van de sanctie van heling.
Gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens in de zin van artikel 1353 BW kunnen als bewijs in aanmerking komen om desgevallend tot het bestaan van heling te besluiten.
Nr. C.11.0561.F
D. D'H.,
tegen
A. M.,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Bergen van 16 februari 2011. II. CASSATIEMIDDEL