Een bedrag van 85 euro voor het openen van het dossier is niet ongebruikelijk.
BVBA V. t/ NV De V.V.
De partijen zijn het erover eens dat een advocaat zelf zijn kosten en ereloon begroot overeenkomstig art. 459 Ger.W. en dat dit een partijbeslissing is.
De rechter mag in geval van betwisting zich niet in de plaats stellen van de advocaat. Hij kan hoogstens marginaal toetsen, rekening houdende met de door de advocaat verstrekte verantwoording, of de kosten- en ereloonstaat gematigd billijk is.
In 2001 werd een uurloon van 100 euro algemeen aanvaard.
In 2012 werd een uurloon van 125 euro tot 140 euro euro als algemeen aanvaard aanzien.
In 2018 werd het uurloon van 150 tot 175 euro + BTW als algemeen aanvaard aanzien.
In gespecialiseerde materies en in materies waarbij op specialisten een beroep werd gedaan evenals in zaken met hoogste prioriteit worden deze tarieven geregeld verhoogd met een supplement van 50 tot 100%.
De advocaat begroot bij partijbeslissing zijn ereloon, behoudens andersluidende voorafgaande afspraken. De rechter kan bij een eventuele betwisting een kennelijk overdreven ereloon verminderen maar ter zake zijn er geen vaste tarieven of een vast tarievenboek aan de hand waarvan u een advocaat kan verplichten om te laten werken. Indien een voorafgaande ereloonovereenkomst werd opgesteld is deze niet onderworpen aan het marginale toetsingsrecht van de rechter.
Inkomende briefwisseling brengt kosten mee die bestaan uit de administratieve verwerking mede, die kan begroot worden op 2,5 tot 4 euro.
Wanneer een brief, fax of een mailbericht binnen komt op een professioneel kantoor wordt zending niet alleen geopend, maar wordt onmiddellijk de brief in het computersysteem ingebracht. Voor zover de brief niet voorzien is van een referentie, wordt op het secretariaat de referentie aangebracht aan het dossier. Het dossier wordt dan manueel uit het klassement gehaald. Er wordt nagezien wie de verantwoordelijke is voor het dossier. Hiertoe leest het secretariaat oppervlakkig de briefwisseling. Hierna volgt de lectuur van de brief door de behandelende advocaat waarbij de brief wordt opgeslagen in digitale systemen die eveneens gebackupped worden in een archiefsysteem. Het ICT-park voor de behandeling van een gemiddelde van 7.000 dossiers, waarvan 1.500 actieve dossiers, kost ongeveer alleen al een kleine 10.000 € per jaar. Hetgeen wij in rekening brengen is niets meer en niets minder dan de kostprijs hiervan.
Uit de redactie van artikel 446ter Ger.W. volgt dat het recht de redactie van een staat van kosten en erelonen op te maken een bij wet opgedragen partijbeslissingsrecht is die de advocaat toekomt;
Hiervan kan enkel bij overeenkomst worden afgeweken.
In deze omstandigheid is het alleen de advocaat die niet enkel het systeem kiest volgens het welke dat hij zijn prestaties zal gaan begroten, maar ook met welke criteria hij zal rekening houden en met welke niet;
Het toetsingsrecht dat voor de raad, de scheidsrechtelijke commissies en de rechtbanken openstaat ter zake kosten en ereloonstaten, is volgens de redactie van artikel 446ter Ger.W. marginaal. Dit vloeit uiteraard voort uit het gegeven dat de wet een partijbeslissingsrecht heeft toegekend aan de advocatuur ter zake;
Dat dit evenwel tot gevolg heeft dat de raad, scheidsgerechten en rechtbanken enkel kennelijk overdreven staten kunnen herleiden, en ter zake bijgevolg het principe de minimis non curat praetor onverkort overeind blijft;
Dit principe geldt evenzeer ten aanzien van rechtsbijstandsverzekeraars die de partijbeslissing van de advocaat in het kader van de begroting van zijn onkosten en erelonen dienen te eerbiedigen en die enkel een betwisting kunnen voeren wanneer deze in strijd zouden zijn met ofwel een voorafgaande overeenkomst, ofwel met de billijke gematigdheid. Toch wordt vastgesteld dat ondanks herhaald protest de rechtsbijstandsverzekeraars interne criteria hanteren en zelfs ex advocaten in dienst nemen die tot taak hebben de staten van onkosten en erelonen van advocaten systematisch te onderwerpen aan eigen normering. Dit is contraproductief voor het recht van de verdediging van de burger die zich laat bijstaan door een advocaat en die aldus ofwel een miminimalistische service zal krijgen, ofwel zich verstoten zal zien van de betere advocatuur en de betere verdediging.