Naarmate de opbouw van het pensioenfonds (bij wijze van spaarverrichting) gebeurde tijdens de werking van de huwelijksgemeenschap, is de vermogenswaarde ervan gemeenschappelijk.
Dat de premiebetalingen gebeurden hetzij door een echtgenoot, hetzij door diens door zijn werkgever, is op zich niet cruciaal: punt is de bedoelde spaarverrichting als aanvullend inkomen.
Aannemen dat de aanspraken m.b.t. het pensioenfonds tot de gewezen huwelijksgemeenschap behoren, althans in voormelde mate van opbouw tijdens de werking ervan, heeft tot gevolg dat de vermogenswaarde van dit pensioenfonds moet worden verdeeld bij de vereffening-verdeling na echtscheiding.
Ingeval de uitbetaling is gedaan, is onmiddellijke verrekening zonder meer mogelijk.
In beginsel moet de nettowaarde van het kapitaal van het pensioenfonds op de datum van de effectieve verdeling in aanmerking worden genomen: dit is de waarde na aftrek van de RIZIV-bijdragen en andere bijzondere bijdragen en belastingen, zij het enkel rekening gehouden met de tot op het tijdstip van ontbinding met arbeidsinkomsten betaalde premies.
V. t/ H.
...
Bezwaar van V. aangaande de vergoeding die hij aan de gewezen huwelijksgemeenschap V.-H. moet betalen wegens het mede ten tijde van het huwelijk opgebouwde pensioenfonds
1. In hun staat van vereffening-verdeling van 8 april 2008 voorzien de notarissen-vereffenaars in een vergoeding die V. aan de gewezen huwelijksgemeenschap V.-H. moet betalen wegens een mede ten tijde van het huwelijk opgebouwd pensioenfonds. De vergoeding bedraagt 40.015,22 euro.
• Groepsverzekering wat bij echtscheiding; C. Hendrickx, RABG, 2011/19, 1358
• Ulrike Cerelus, Het statuut van het groepsverzekeringskapitaal in een gemeenschapsstelsel: Het grondwettelijk hof hakt de knoop door. T. Fam. 2012/1, pagina 22 alwaar het arrest eveneens werd gepubliceerd.
Rechtsleer:
• P. VAN EESBEECK en L. VEREYKEN, “Ruling over levensverzekering op naam overlevende echtgenoot”, Fiscoloog,
nr. 1197, 7-10.
• P. VAN EESBEECK en L. VEREYCKEN, “Successierecht op groepsverzekering overlevende echtgenoot?”,
Fiscoloog, nr. 1266, p. 1-5.
Het Grondwettelijk Hof heeft middels het arrest nr. 136/2011 van 27 juli 2011 geoordeeld dat artikelen 127 en 128 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst het gelijkheidsbeginsel schenden wanneer op grond hiervan het kapitaal dat wordt uitgekeerd door een groepsverzekering van de werkgever van één van de echtgenoten,die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, als een eigen goed wordt beschouwd van de betrokken echtgenoot.
Het Grondwettelijk Hof is dus van oordeel dat de groepsverzekering tot de huwgemeenschap behoort voor wie is gehuwd met gemeenschap van
goederen, en dat er bijgevolg een ‘verrekening’ moet gebeuren bij echtscheiding.( C. Hendrickx, RABG 2011/19, 1363)