Onder daden van koophandel verstaat de wet volgens art. 2, vierde lid W.Kh. alle verrichtingen van industriële ondernemingen, zelfs wanneer de ondernemer slechts de voortbrengselen van zijn eigen grond verwerkt en voor zover het geen verwerking betreft die normaal bij landbouwbedrijven behoort. Met de normaal bij de landbouwbedrijven behorende verwerking die niet als daad van koophandel kan worden aangemerkt, bedoelt art. 2, vierde lid W.Kh. de primaire verwerking door de exploitant zelf, van voortbrengselen van zijn eigen landbouwbedrijf.
Wie zich beperkt tot landbouwactiviteiten in de enge zin van het bewerken van de grond om de voortbrengselen ervan te verkopen, zonder verdere bewerking, is geen handelaar.
Wanneer daarentegen niet is vastgesteld dat het te fokken melkvee gevoederd wordt met voortbrengselen van het eigen landbouwbedrijf, is dan een daad van koophandel het hier op zich niet betwist voederen en verzorgen in het bedrijf van dat melkvee met het oog op de opbrengst van de melkproductie en de verkoop van dat gefokt melkvee zelf na de normale productieperiode.
Het is bij ontstentenis van andere concrete gegevens redelijkerwijze onaannemelijk dat het te fokken melkvee uitsluitend gevoederd zou worden met de gemelde voortbrengselen van het eigen landbouwbedrijf, nl. teelt van granen (met uitzondering van rijst), peulgewassen en oliehoudende zaden. Alleen al het geheel van deze specifieke omschrijvingen op zich bevestigt, bij ontstentenis van enig ander gegeven desbetreffende, dat terdege veevoeder dient te worden aangekocht buiten het bedrijf van P.D., dit met het oogmerk om het te fokken melkvee te voederen en vervolgens te verkopen.
Het aldus voederen, verzorgen en kweken van melkvee met het oog op de productie van dit vee maakt een economische activiteit uit die verder reikt dan een primaire verwerking van de producten van het landbouwbedrijf van de exploitant zelf.
Aangezien de gemengde inschrijving in de kruispuntbank van ondernemingen niet alleen «niet handelsonderneming naar privaatrecht» maar ook «handelsonderneming onderworpen aan btw» vermeldt, dient in de voormelde omstandigheden aldus te worden besloten dat de in 2012 in het bedrijf van P.D. opgerichte loods («melkveestal») terdege deel uitmaakt van diens handelsverbintenissen waarop dan ook de bewijsmiddelen van art. 25, tweede lid W.Kh. (factuurprotestplicht) van toepassing zijn.
Het beweerde gegeven dat in het landbouwmilieu weinig of niets schriftelijk gebeurt, voor zover aannemelijk en juist, kan evident geen afbreuk doen aan het bewijs van handelsverbintenissen. In die zin dient P.D. het afdoende bewijs te leveren van het beweerd tijdig protesteren van de kwestieuze factuur nr. 47/2014 000.175 van 24 oktober 2014 ten bedrage van 21.400,64 euro (BTWmc) voor «leveren en plaatsen melkveestal volgens afrekening 20120145 in bijlage».
P.D. t/ BVBA M.-C.
...
2. M.b.t. de bewering van P.D. dat hij als landbouwer geen factuurprotestplicht zou hebben in de zin van art. 25, tweede lid W.Kh.
De via de internet-site KBO Public Search publiekelijk consulteerbare ondernemingsgegevens vermelden voor P.D. met ondernemingsnummer (...) een dubbele / gemengde hoedanigheid, nl.:
– onderneming onderworpen aan btw sinds 1 oktober 1996;
– niet-handelsonderneming naar privaatrecht sinds 1 oktober 1996.