Een oud-Vlaams spreekwoord zegt dat ons Heer en de duvel hun getal moeten hebben. Bij aanneming gaat het er soms raar aan toe. Weinig mensen kunnen tegen kritiek en kritiek van een bouwheer wordt best goed verpakt of de aannemer kan echt gekke dingen beginnen doen, niet alleen stoppen met werken maar zelfs beginnen afbreken.
"Wie oren heeft om te zien, kan op zijn ogen vallen"
Raoul Chapkis
Nr. Rep. De Rechtbank van Koophandel van het rechtsgebied Kortrijk, Provincie West-Vlaanderen, VIERDE KAMER, rechtsprekend:
In de zaak nr 3781/06 der algemene rol
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "QUALITY FIRST", met vennootschapszetel te 8510 Kortrijk-Bellegem, Leuzestraat 84; ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen onder nummer 0450.905.983;
tegen :
uittreksel uit het Burgerlijk wetboek:
Art. 1794. De opdrachtgever kan de aanneming tegen vaste prijs door zijn enkele wil verbreken, ook al is het werk reeds begonnen, mits hij de aannemer schadeloos stelt voor al zijn uitgaven, al zijn arbeid, en alles wat hij bij die aanneming had kunnen winnen.
Art. 1795. Huur van werk wordt ontbonden door de dood van de werkman, de architect of de aannemer.
Art. 1796. Maar de eigenaar is gehouden aan hun nalatenschap de waarde van het gedane werk en die van de in gereedheid gebrachte bouwstoffen te betalen, naar evenredigheid van de bij de overeenkomst bedongen prijs, doch alleen indien die werken of die bouwstoffen hem van nut kunnen zijn.
Art. 1797. De aannemer is aansprakelijk voor de daad van de personen die hij bezigt.
Commentaar:
Artikel 1794 BW is niet alleen toepasselijk op aanneming tegen vaste prijs, maar op elk materieel of intellectueel werk, op voorwaarde dat het gaat om een aanneming van een werk dat door zijn voorwerp of door een uitdrukkelijke tijdsduur is bepaald (Cass. 24 september 1981, RW 1981-82, 1062, Arr.Cass. 1981-82, 131, Pas. 1982, I, p. 124; Cass. 4 september 1980, Arr.Cass. 1980-81, 7, Pas. 1981, I, p. 7, RW 1980-81, 2686, RCJB 1981, 523, noot X. DIEUX; Rb. Hasselt 28 mei 2001, TBBR 2002, 242; M. DUPONT, “L’article 1794 du Code civil: volte-face impossible?” (noot onder Bergen 21 juni 2004), TBBR 2007, 229; D. VAN DRIESSCHE, “De keuze tussen verbreking en ontbinding in aannemingscontracten: ‘Bezint eer ge begint’” (noot bij Kh. Dendermonde 10 mei 2007), TBBR 2008, (612), 614; G. BAERT, Aanneming van werk, in Algemene praktische rechtsverzameling 2002, Gent, E.Story-Scientia, 312 met talrijke bijkomende verwijzingen.
De eenzijdige beëindiging in toepassing van een opzeggingsbeding, dan wel in toepassing van art. 1794 BW, hoeft niet uitdrukkelijk te zijn, maar kan zelfs impliciet zijn.
De verbreking in de zin van artikel 1794 BW kan dan ook omschreven als iedere vrijwillige daad van de aanbesteder, waarmee deze aan de aannemer te kennen geeft dat hij hem het aangenomen werk voorgoed heeft ontnomen (G. BAERT, Aanneming van werk, in Algemene praktische rechtsverzameling 2002, Gent, E.Story-Scientia, 307-308).
Deze verbrekingsmogelijkheid voorzien in artikel 1794 BW mag niet worden verward met de mogelijkheid om in geval van wanprestatie het contract te laten ontbinden lastens de in gebreke blijvende partij (art. 1184 BW).
Art. 1184. In wederkerige contracten is de ontbindende voorwaarde altijd stilzwijgend begrepen, voor het geval dat een van beide partijen haar verbintenis niet nakomt.
In dit geval is het contract niet van rechtswege ontbonden. De partij jegens wie de verbintenis niet is uitgevoerd, heeft de keus om ofwel de andere partij te noodzaken de overeenkomst uit te voeren, wanneer de uitvoering mogelijk is, ofwel de ontbinding van de overeenkomst te vorderen, met schadevergoeding.
De ontbinding moet in rechte gevorderd worden, en aan de verweerder kan, naar gelang van de omstandigheden, uitstel worden verleend.
Artikel 1794 BW is enkel toepasselijk op aanneming en niet op lastgeving. Dit kan ondermeer van belang zijn bij een makelaaropdracht inzake vastgoed waarbij er niet alleen een opdracht tot bemiddelen wordt gegeven (dit is een aanneming van werk of diensten) maar ook een mandaat tot het afsluiten van een akkoord.
Rechtsleer:
• Bart Van Baeveghem, Artikel 1794 BW en de eenzijdige beëindiging van makelaarsovereenkomsten RABG 2009/19, 1338, noot onder Gent 27 februari 2008 RABG 2009/19, 1325
KB 12 januari 2007 mbt de regels inzake bemiddelingsovereenkomsten tussen consumenten en vastgoedmakelaars:
• maximumdoor van de exclusieve mekelaarsopdracht met een consument: 6 maanden
• stilzwijgende verlenging zeer strikt gegregeld.
• verboden is elk beding dat verwarring schept tussen een mogelijkheid tot opzeg door de consument mits vergoeding en de strafbedingen die de niet-uitvoering van de verbintenissen door deze laatste te sanctioneren. Een verwarrend beding kan door de rechter nietig verklaard.
• Schadebedingen mogen op straffe van nietigheid niet meer dan 75% van het commissieloon bedragen.
• Elk schadebeding moet wederkerig zijn derhalve dient ook de makelaar zijn klant bij wanprestatie een zelfde vergoeding toe te kennen.
• Bedingen die een vergoeding bepalen bij het niet respecteren van de exclusiviteit van de opdracht, worden als schadebedingen
beschouwd.
• Ingeval een opzegvergoeding wordt voorzien, kan de opzegvergoeding niet meer bedragen dan 50% van het ere- of commissieloon van de makelaar op voorwaarde dat de consument het onroerend goed, voorwerp van de bemiddelingsopdracht, niet verkoopt of verhuurt binnen de 6 maanden na de opzegging.
In verkalkte hersenen is het prima beitelen
Hugo Matthysen