Ingeval van samenhangende verbintenissen, zoals bij wederkerige overeenkomsten, is een schuldenaar gerechtigd om, zonder rechterlijke machtiging, de nakoming van de eigen verbintenis op te schorten zolang de schuldeiser de eigen verbintenis jegens hem niet nakomt; dit opschortingsrecht dient te goeder trouw te worden uitgeoefend.
De uitoefening van het opschortingsrecht bij samenhangende verbintenissen dient, in beginsel, niet vooraf te worden gegaan door een kennisgeving aan de schuldeiser; niettemin kan onder omstandigheden, op grond van de goede trouw, van de schuldenaar worden gevergd dat deze vooraf zij voornemen tot het opschorten van zijn verbintenis aan de schuldeiser ter kennis brengt en desgevallend op de gevolgen ervan wijst; zulks is het geval wanneer de nakoming binnen een bepaalde termijn dient te gebeuren waarna zij doelloos is geworden en de schuldenaar weet of hoort te weten dat zulks de schuldeiser blootstelt aan onherroepelijke schade (1). (1) Zie Cass. 7 februari 1979, AC 1978-79, 661; zie ook I. SAMOY en S. JANSEN, Uitstel is geen afstel : enac als tijdelijk verweermiddel en de noodzaak tot ingebrekestelling ( neen ) en kennisgeving ( soms ), Limb. Rechtsl. 2014, afl. 2, 135-142, noot onder het bestreden arrest, inzonderheid sub 7.
Nr. C.15.0417.N
N.P.,
eiseres,
tegen
P.S.
verweerder,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
• Tijdschrift voor Belgisch Burgerlijk Recht [TBBR] JANSEN, Sanne; Noot 'De enac, de goede trouw en de kennisgeving' 2017, nr. 6, p. 354-360.
• Journal des tribunaux [JT] GLANSDORFF; François; Observations 'L'exception d'inexécution et les droits et obligations de l'avocat impayé' 2017, n° 6695, p. 483-484.