Quantcast
Channel: Advocatenkantoor Elfri De Neve - Goede raad is goud waard - Advocatenkantoor Elfri De Neve
Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409

De bewaarnemer is in volgende gevallen niet aansprakelijk voor brand

$
0
0

 

Ingeval van brand is de bewaarnemer slechts bevrijd wanneer :

(1) hij bewijst dat de brand aan een 'vreemde oorzaak' te wijten is. Zo kan de bewaarnemer aantonen dat de brand exclusief door een derde - waarvoor hij niet diende in te staan - is veroorzaakt (B. TILLEMAN, "Overeenkomsten (deel 2) - Bijzondere overeenkomst - Bruikleen, bewaargeving en sekwester", in de reeks: Beginselen van Belgisch Privaatrecht, E. Story-Scientia, 2000, 249). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de brand is overgeslagen van een naburig goed (L. LAMINE, "Art. 1927 B.W.", in: Bijzondere overeenkomsten - artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Kluwer, Antwerpen, september 1987, 3), op voorwaarde dat de bewaarnemer de nodige voorzorgsmaatregelen heeft genomen teneinde overslaande branden te vermijden (B. TILLEMAN, "Overeenkomsten (deel 2) - Bijzondere overeenkomst - Bruikleen, bewaargeving en sekwester", in de reeks: Beginselen van Belgisch Privaatrecht, E. Story-Scientia, 2000, 249). Ook wanneer vaststaat dat de bewaarnemer op het moment dat hij brand aanstak, zich in een ernstige staat van geestesstoornis bevond, die hem ongeschikt maakte tot het controleren van zijn daden, is een vreemde oorzaak voorhanden (B. TILLEMAN, "Overeenkomsten (deel 2) - Bijzondere overeenkomst - Bruikleen, bewaargeving en sekwester", in de reeks: Beginselen van Belgisch Privaatrecht, E. Story-Scientia, 2000, 250). Evenmin is de bewaarnemer aansprakelijk wanneer kan worden bewezen dat de brand uitsluitend werd veroorzaakt door een gebrek in de zaak (B. TILLEMAN, "Overeenkomsten (deel 2) - Bijzondere overeenkomst - Bruikleen, bewaargeving en sekwester", in de reeks: Beginselen van Belgisch Privaatrecht, E. Story-Scientia, 2000, 250).

(2) hij bewijst dat hij alle voorzorgmaatregelen inzake brandveiligheid heeft genomen, zodat hem onmogelijk een fout kan worden toegerekend (B. TILLEMAN, "Overeenkomsten (deel 2) - Bijzondere overeenkomst - Bruikleen, bewaargeving en sekwester", in de reeks: Beginselen van Belgisch Privaatrecht, E. Story-Scientia, 2000, 249, e.v.; L. LAMINE, "Art. 1929 B.W.", in: Bijzondere overeenkomsten - artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Kluwer, Antwerpen, september 1987, 4).

In casu wordt dit bewijs door verweerster niet geleverd. Dat de door het parket aangestelde deskundige tot de conclusie komt dat er geen opzettelijke brandstichting voorhanden is doet in casu niets terzake.

Ook het feit dat de deskundige een falen in de werking van de verwarmingsweerstanden als een mogelijke oorzaak beschouwt, levert het op verweerster rustende bewijs niet op. Dat de deskundige opmerkt dat dit in gelijkaardige gevallen wel meer voorkomt, toont eerder aan dat verweerster onvoldoende maatregelen heeft genomen om dit te verhinderen.

RbKh Kortrijk 11/06/2007, juridat

Nog dit: 

Uittreksel uit het burgerlijk wetboek

TITEL XI. - BEWAARGEVING EN SEKWESTER.

HOOFDSTUK I. - BEWAARGEVING IN HET ALGEMEEN EN VERSCHILLENDE SOORTEN VAN BEWAARGEVING.

Art. 1915. Bewaargeving in het algemeen is een handeling waarbij men de zaak van een ander aanneemt, onder verplichting om die te bewaren en in natura terug te geven.

Art. 1916. Er zijn twee soorten van bewaargeving : de eigenlijke bewaargeving en het sekwester.

HOOFDSTUK II. - EIGENLIJKE BEWAARGEVING.

AFDELING I. - AARD EN WEZEN VAN HET CONTRACT VAN BEWAARGEVING.

Art. 1917. De eigenlijke bewaargeving is essentieel een contract om niet.

Art. 1918. Zij kan slechts roerende goederen tot voorwerp hebben.

Art. 1919. Zij is niet voltrokken dan door de werkelijke of de fictieve overgave van de in bewaring gegeven zaak.
Fictieve overgave is voldoende, wanneer de bewaarnemer reeds uit enigen anderen hoofde in het bezit is van de zaak die men hem op grond van de bewaargeving laat behouden.

Art. 1920. Bewaargeving geschiedt vrijwillig of uit noodzaak.

AFDELING II. - VRIJWILLIGE BEWAARGEVING.

Art. 1921. Vrijwillige bewaargeving komt tot stand door de wederzijdse toestemming van de bewaargever en de bewaarnemer.

Art. 1922. Vrijwillige bewaargeving kan slechts wettig gedaan worden door de eigenaar van de in bewaring gegeven zaak, of met zijn uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming.

Art. 1923. Vrijwillige bewaargeving moet door geschrift bewezen worden. Het bewijs door getuigen wordt niet toegelaten voor een waarde die ((375 EUR)) te boven gaat. <W 10-12-1990, art. 2> <KB 2000-07-20/58, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art. 1924. Wanneer een bewaargeving die ((375 EUR)) te boven gaat, niet door geschrift bewezen is, wordt hij die als bewaarnemer wordt aangesproken, op zijn woord geloofd, hetzij betreffende het feit van de bewaargeving zelf, hetzij betreffende de zaak die het voorwerp ervan uitmaakte, hetzij betreffende de teruggave daarvan. <W 10-12-1990, art. 2> <KB 2000-07-20/58, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art. 1925. Vrijwillige bewaargeving kan alleen plaatshebben tussen personen die bekwaam zijn om contracten aan te gaan.
Wanneer evenwel iemand die bekwaam is om contracten aan te gaan, iets in bewaring aanneemt van een onbekwame, is hij gehouden tot alle verplichtingen van een werkelijke bewaarnemer; hij kan vervolgd worden door de voogd of de bewindvoerder van de persoon die de zaak in bewaring gegeven heeft.

Art. 1926. Indien de bewaargeving aan een onbekwame gedaan is door iemand die bekwaam is, heeft de bewaargever een vordering tot teruggave van de in bewaring gegeven zaak slechts zolang deze nog in handen van de bewaarnemer is, of een vordering tot vergoeding ten belope van het voordeel dat de bewaarnemer uit de zaak getrokken heeft.

AFDELING III. - VERPLICHTINGEN VAN DE BEWAARNEMER.

Art. 1927. De bewaarnemer moet aan de bewaring van de in bewaring gegeven zaak dezelfde zorg besteden als hij aan de bewaring van zijn eigen zaken besteedt.

Art. 1928. De bepaling van het vorige artikel wordt strenger toegepast :
1° indien de bewaarnemer zichzelf heeft aangeboden om de zaak in bewaring te nemen;
2° indien hij een loon voor de bewaring bedongen heeft;
3° indien de bewaargeving uitsluitend in het belang van de bewaarnemer geschied is;
4° indien uitdrukkelijk is overeengekomen dat de bewaarnemer voor om het even welke schuld aansprakelijk zal zijn.

Art. 1929. In geen geval is de bewaarnemer aansprakelijk voor gevallen van overmacht, behalve indien hij in gebreke gesteld is de in bewaring gegeven zaak terug te geven.

Art. 1930. Hij mag zich van de in bewaring gegeven zaak niet bedienen, zonder uitdrukkelijk of stilzwijgend verlof van de bewaargever.

Art. 1931. Hij mag niet onderzoeken waarin de zaken bestaan, die hem in bewaring zijn gegeven, wanneer die hem in een gesloten kist of onder verzegelde omslag zijn toevertrouwd.

Art. 1932. De bewaarnemer moet de zaak zelf, die hij ontvangen heeft, teruggeven.
Aldus moet in bewaring gegeven gemunt geld in dezelfde speciën worden teruggeven, hetzij de waarde ervan vermeerderd of verminderd is.

Art. 1933. De bewaarnemer behoeft de in bewaring ontvangen zaak slechts terug te geven in de staat waarin zij zich bevindt op het tijdstip van de teruggave. De beschadiging die zij buiten zijn toedoen heeft ondergaan, komt voor rekening van de bewaargever.

Art. 1934. De bewaarnemer aan wie de zaak door overmacht ontnomen is, en die daarvoor een prijs of iets anders in de plaats ontvangen heeft, moet het aldus ontvangene teruggeven.

Art. 1935. De erfgenaam van de bewaarnemer, die, niet wetende dat de zaak in bewaring gegeven was, deze te goeder trouw verkocht heeft, is slechts verplicht de door hem ontvangen prijs terug te geven, of indien hij de prijs nog niet ontvangen heeft, zijn vordering tegen de koper af te staan.

Art. 1936. Indien de in bewaring gegeven zaak vruchten heeft opgeleverd, die door de bewaarnemer ontvangen zijn, is hij verplicht die terug te geven. Van geld dat in bewaring is gegeven, is hij geen interest verschuldigd dan van de dag waarop hij in gebreke gesteld is het terug te geven.

Art. 1937. De bewaarnemer moet de in bewaring gegeven zaak slechts teruggeven aan degene die ze hem heeft toevertrouwd, of aan hem in wiens naam de bewaargeving gedaan is, of aan hem die aangewezen is om ze terug te ontvangen.

Art. 1938. Hij kan van hem die de zaak in bewaring gegeven heeft, het bewijs niet vorderen, dat hij eigenaar was van die zaak.
Indien hij niettemin ontdekt dat de zaak gestolen is, en wie daarvan de ware eigenaar is, moet hij aan de eigenaar kennis geven dat de zaak bij hem in bewaring is gegeven, met aanmaning om ze binnen een bepaalde en genoegzame tijd op te eisen. Indien degene aan wie de kennisgeving gedaan is, verzuimt de in bewaring gegeven zaak op te eisen, is de bewaarnemer wettig ontslagen door de overgave van de zaak aan hem van wie hij die ontvangen heeft.

Art. 1939. In geval van (...) overlijden van de bewaargever kan de in bewaring gegeven zaak slechts aan zijn erfgenaam worden teruggegeven. <W 15-12-1949, art. 28>
Indien er verscheidene erfgenamen zijn, moet de zaak teruggegeven worden aan ieder van hen voor zijn aandeel.
Indien de in bewaring gegeven zaak ondeelbaar is, moeten de erfgenamen zich met elkaar verstaan omtrent de overneming van de zaak.

Art. 1940. <W 2003-02-13/36, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2003> Indien de bewaargever van staat veranderd is, bijvoorbeeld indien tegen een meerderjarige bewaargever onbekwaamverklaring is uitgesproken en in alle soortgelijke gevallen, kan de in bewaring gegeven zaak slechts teruggegeven worden aan hem die het beheer heeft over de rechten en de goederen van de bewaargever.

Art. 1941. Indien de zaak in bewaring gegeven is door de voogd (...) of door een bewindvoerder, in hun onderscheiden hoedanigheid, en hun beheer of bestuur geëindigd is, kan zij slechts teruggegeven worden aan de persoon die door die voogd (...) of die bewindvoerder vertegenwoordigd werd. <W 2003-02-13/36, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2003>

Art. 1942. Indien het contract van bewaargeving de plaats aanwijst waar de teruggave moet geschieden, is de bewaarnemer gehouden de in bewaring gegeven zaak aldaar te brengen. Indien er kosten van vervoer zijn, komen deze ten laste van de bewaargever.

Art. 1943. Indien het contract de plaats voor de teruggave niet aanwijst, moet deze gedaan worden op de plaats zelf waar de in bewaring gegeven zaak zich bevindt.

Art. 1944. De in bewaring gegeven zaak moet aan de bewaargever teruggegeven worden zodra hij zulks vordert, al is ook bij het contract een bepaalde tijd voor de teruggave vastgesteld; tenzij er, in handen van de bewaarnemer, beslag onder derden gelegd is of verzet gedaan is tegen de teruggave en tegen de verplaatsing van de in bewaring gegeven zaak.

Art. 1945. Het voorrecht van boedelafstand komt niet toe aan de ontrouwe bewaarnemer.

Art. 1946. Alle verplichtingen van de bewaarnemer houden op, indien hij ontdekt en bewijst dat hij zelf eigenaar is van de in bewaring gegeven zaak.

AFDELING IV. - VERPLICHTINGEN VAN DE BEWAARGEVER.

Art. 1947. De bewaargever is verplicht aan de bewaarnemer de kosten te vergoeden die deze voor het behoud van de in bewaring gegeven zaak gemaakt heeft, en hem schadeloos te stellen voor alle verliezen die de bewaargeving hem mocht hebben veroorzaakt.

Art. 1948. De bewaarnemer kan de in bewaring gegeven zaak terughouden tot de gehele voldoening van hetgeen hem wegens de bewaargeving verschuldigd is.

AFDELING V. - BEWAARGEVING UIT NOODZAAK.

Art. 1949. Bewaargeving uit noodzaak is de bewaargeving waartoe men wordt gedwongen door enig ongeval, zoals brand, instorting, plundering, schipbreuk, of een andere onvoorziene gebeurtenis.

Art. 1950. Het bewijs door getuigen kan toegelaten worden voor de bewaargeving uit noodzaak, zelfs wanneer het een waarde betreft van meer dan ((375 EUR)). <W 10-12-1990, art. 2>. <KB 2000-07-20/58, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art. 1951. Voor het overige is de bewaargeving uit noodzaak aan al de hierboven bepaalde regels onderworpen.

Art. 1952. <W 04-07-1972, art. 1> De hotelhouder is als bewaarnemer aansprakelijk voor beschadiging, vernieling of ontvreemding van zaken welke een gast die in het hotel zijn intrek neemt en er logeert, naar het hotel meebrengt; de bewaargeving van die zaken moet worden beschouwd als een bewaargeving uit noodzaak.
Als meegebrachte zaken worden aangemerkt de zaken :
a) welke zich in het hotel bevinden gedurende de tijd dat de gast er een slaapgelegenheid ter beschikking heeft;
b) welke de hotelhouder of een persoon die hem zijn diensten verleent, buiten het hotel onder zijn toezicht neemt gedurende de tijd dat de gast er een slaapgelegenheid ter beschikking heeft;
c) welke de hotelhouder of een persoon die hem zijn diensten verleent, binnen of buiten het hotel onder zijn toezicht neemt gedurende een redelijke tijd voor of na de tijd dat de gast er een slaapgelegenheid ter beschikking heeft.
De in dit artikel bedoelde aansprakelijkheid is per schadegeval beperkt tot 100 maal de logiesprijs per dag van de slaapgelegenheid. De Koning kan, in voorkomend geval, de gegevens voor het vaststellen van die prijs bepalen.

Art. 1953. <W 04-07-1972, art. 2> De aansprakelijkheid van de hotelhouder is onbeperkt :
a) wanneer de zaken in handen van de hotelhouder of van personen die hem hun diensten verlenen, ter bewaring zijn gegeven;
b) wanneer hij heeft geweigerd zaken in bewaring te nemen, ten aanzien waarvan hij tot bewaarneming verplicht is;
c) wanneer de beschadiging, de vernieling of de ontvreemding van de in artikel 1952 bedoelde zaken het gevolg is van schuld van hem zelf of van personen die hem hun diensten verlenen.
De hotelhouder is verplicht waardepapieren, geld en waardevolle zaken in bewaring te nemen; hij mag de inbewaarneming daarvan alleen weigeren, indien zij gevaarlijk zijn of indien zij, de grootte van het hotel en de omstandigheden in aanmerking genomen, een buitensporige handelswaarde hebben of overlast veroorzaken.
Hij kan verlangen dat het hem toevertrouwde voorwerp is opgeborgen in een afgesloten of verzegelde verpakking.

Art. 1954. <W 04-07-1972, art. 3> De hotelhouder is niet aansprakelijk voor zover de beschadiging, de vernieling of de ontvreemding te wijten is aan :
a) de gast of een persoon die hem vergezelt, bij hem in dienst is of hem bezoekt;
b) overmacht;
c) gewapenderhand gepleegde diefstal;
d) de aard of het gebrek van de zaak.

Art. 1954bis. <Ingevoegd bij W 04-07-1972, art. 4> De rechten van de gast gaan teniet indien hij niet onmiddellijk na de vaststelling van de opgelopen schade kennis daarvan geeft, behoudens wanneer de schade veroorzaakt is door de schuld van de hotelhouder of van de personen die hem diensten verlenen.

Art. 1954ter. <Ingevoegd bij W 04-07-1972, art. 5> Iedere verklaring of beding, waarbij de aansprakelijkheid van de hotelhouder voor het schadelijk feit wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.

Art. 1954quater. <Ingevoegd bij W 04-07-1972, art. 6> De artikelen 1952, 1953 en 1954bis zijn niet van toepassing op voertuigen, noch op zaken die tot hun lading behoren en ter plaatse zijn achtergelaten, noch op levende dieren.

HOOFDSTUK III. - SEKWESTER.

AFDELING I. - VERSCHILLENDE SOORTEN VAN SEKWESTER.

Art. 1955. Men onderscheidt het bij overeenkomst bedongen sekwester en het gerechtelijk sekwester.

AFDELING II. - BIJ OVEREENKOMST BEDONGEN SEKWESTER.

Art. 1956. Het bij overeenkomst bedongen sekwester is de bewaargeving, door een of meer personen, van een zaak waarover geschil bestaat, in handen van een derde, die zich verbindt de zaak, nadat het geschil zal zijn uitgemaakt, terug te geven aan degene aan wie zij krachtens de beslissing zal toekomen.

Art. 1957. Het sekwester geschiedt niet noodzakelijk om niet.

Art. 1958. Wanneer het om niet geschiedt, is het onderworpen aan dezelfde regels als de eigenlijk bewaargeving, behoudens de hierna bepaalde verschillen.

Art. 1959. Het sekwester kan niet alleen roerende goederen, maar ook onroerende goederen tot voorwerp hebben.

Art. 1960. De bewaarnemer die met het sekwester belast is, kan daarvan niet worden ontslagen voordat het geschil is uitgemaakt, behalve met toestemming van alle belanghebbende partijen, of om een wettig geoordeelde reden.

AFDELING III. - GERECHTELIJK SEKWESTER OF GERECHTELIJK BEWAARGEVING.

Art. 1961. De rechter kan het sekwester bevelen :
1° Van roerende goederen die onder een schuldenaar in beslag genomen zijn;
2° Van een onroerend goed of van een roerend goed waarvan de eigendom of het bezit tussen twee of meer personen in geschil is;
3° Van zaken die een schuldenaar tot kwijting van zijn schuld aanbiedt.

Art. 1962. De aanstelling van een gerechtelijke bewaarder doet tussen de beslaglegger en de bewaarder wederzijdse verplichtingen ontstaan. De bewaarder moet voor het behoud van de in beslag genomen zaken zorgen als een goed huisvader.
Hij moet deze overgeven, hetzij ter ontlasting van de beslaglegger, in geval van verkoop, hetzij aan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging heeft plaatsgehad, in geval van opheffing van het beslag.
De verplichting van de beslaglegger bestaat in de betaling van het bij de wet bepaalde loon aan de bewaarder.

Art. 1963. Het gerechtelijk sekwester wordt opgedragen, hetzij aan een persoon omtrent wie de belanghebbende partijen zijn overeengekomen, hetzij aan een persoon die door de rechter ambtshalve benoemd wordt.
In beide gevallen is hij aan wie de zaak is toevertrouwd, onderworpen aan alle verplichtingen die het bedongen sekwester medebrengt.
 

Cassatie 7 maart 2008, RW 2011-2012, 283

“De persoon die een zaak in bewaargeving krijgt, is ertoe gehouden ze terug te geven.

“De bewaarnemer is van zijn contractuele aansprakelijkheid bevrijd als hij bewijst dat hij door een vreemde oorzaak in de onmogelijkheid verkeert de in bewaring gegeven zaak terug te geven en hij geen fout in de bewaring ervan heeft begaan.

“De vreemde oorzaak onderstelt een gebeurtenis buiten de menselijke wil die door deze niet kan worden voorzien noch vermeden.

“Het arrest oordeelt dat “individuen het buitenparkeerterrein van de NV W.M. zijn binnengedrongen en er (eisers) voertuig hebben ontmanteld”, dat “uit het strafdossier en uit de stukken die door de NV W.M. zijn neergelegd, voldoende blijkt dat de buitengarage waar het voertuig stond correct bewaakt en beveiligd was”, dat “het parkeerterrein van de NV W.M. immers beschermd was door een toegangshek en eromheen een afrastering stond; dat in de grond op regelmatige afstand palen waren geplaatst, zodat men het terrein onmogelijk met een voertuig kon verlaten door de omheining ervan te forceren; dat de plaats voorzien was van een alarminstallatie waarvan bewezen is dat zij is blijven functioneren tussen de vrijdagavond en de maandagochtend, het tijdstip waarop de feiten zijn ontdekt; dat de indringers de afrastering rond het parkeerterrein hebben doorgeknipt en tussen lichtbundels zijn binnengegaan zonder het alarm in werking te zetten” en dat “er moet worden toegegeven dat elk diefstalbeveiligingssysteem kan worden verschalkt door iemand met een beetje handigheid en vakkundigheid”.

“Uit die overwegingen heeft het arrest naar recht kunnen afleiden dat “het feit dat niet-geïdentificeerde boeven die het voertuig konden beschadigen en ontmantelen te dezen toeval opleverde”, en dat de verweerster niet contractueel aansprakelijk is jegens de eiser”.
 

Gerelateerd

Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409