Quantcast
Channel: Advocatenkantoor Elfri De Neve - Goede raad is goud waard - Advocatenkantoor Elfri De Neve
Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409

Schijnsamenwoning - beroep tegen de weigeringsbeslissing dient ingesteld tegen de ambtenaar van de burgerlijke stand

$
0
0
Plaats van uitspraak: Gent
Instantie: Hof van beroep
Datum van de uitspraak: 
don, 19/11/2015

Internationale bevoegdheid

Krachtens art. 59, tweede lid WIPR kan de registratie van het sluiten van een relatie van samenleven in België alleen dan worden gedaan ingeval de partijen op het ogenblik van het sluiten van deze relatie van samenleven een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben in België.

Gelet op deze administratieve bevoegdheid richtten S. en L. zich terecht tot de ambtenaar, die evenwel weigerde van hun verklaring tot wettelijke samenwoning melding te maken in het bevolkingsregister.

Krachtens art. 59, eerste lid juncto art. 42 WIPR is de Belgische rechter internationaal bevoegd om van hun beroep tegen deze weigeringsbeslissing kennis te nemen. Intern is de familierechtbank bevoegd (art. 572bis, 2o Ger.W.) en meer precies de Familierechtbank te Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (art. 629bis, § 3 Ger.W.).

Art. 58 WIPR definieert het concept «relatie van samenleven» als een toestand van samenleven die registratie bij een openbare overheid vraagt en tussen de samenwonende personen geen band schept die evenwaardig is aan het huwelijk. De Belgische «wettelijke samenwoning» beantwoordt aan deze definitie (J.-Y. Carlier, «Art. 58 WIPR» in J. Erauw e.a. (eds.), Het WIPR becommentarieerd, Antwerpen, Intersentia, 2006, 316-317).

Gelet op de verschillende nationaliteit van de partijen, rijst de vraag naar het toepasselijke recht. De wettelijke samenwoning behelst de staat van de personen, terwijl de wetgeving dienaangaande de openbare orde raakt.

Krachtens art. 60 WIPR wordt de relatie van samenleven beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied zij voor het eerst is geregistreerd. Dit recht bepaalt inzonderheid de voorwaarden van de vaststelling van de relatie, de gevolgen van de relatie voor de goederen van de partijen, alsmede de oorzaken en de voorwaarden inzake de beëindiging van de relatie.

In casu speelt het Belgische recht.

Bevoegde rechtbank

Art. 18 van de wet van 2 juni 2013 heeft art. 587, eerste lid, 9o Ger.W. in die zin aangepast dat, net zoals bij beroep tegen een weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand van huwelijksvoltrekking, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, rechtsprekend zoals in kort geding, bevoegd werd. Door (de artt. 128 en 131 van) de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank werd deze bepaling evenwel opgeheven en werd de bevoegdheid dienaangaande overgeheveld naar de familierechtbank (art. 572bis, 2o Ger.W.).

Procedure

Overeenkomstig art. 1253ter/4, § 2, eerste lid, 6o Ger.W. behoort deze procedure tot de vorderingen voor de familierechtbank die geacht worden spoedeisend te zijn. De vordering kan worden ingeleid hetzij bij dagvaarding, hetzij bij verzoekschrift op tegenspraak. Zo de zaak bij dagvaarding wordt ingeleid, is de bij art. 1035, tweede lid Ger.W. bedoelde termijn van dagvaarding van toepassing, namelijk ten minste twee dagen (art. 1253ter/4, § 2, derde lid Ger.W.). Zo de zaak bij verzoekschrift op tegenspraak wordt ingeleid, moet de inleidende zitting plaatshebben binnen vijftien dagen na de neerlegging van het verzoekschrift ter griffie (art. 1253ter/4, § 2, vierde lid Ger.W.). De uitspraak wordt gedaan volgens de vormvoorschriften van de procedure als in kort geding (art. 1253ter/4, § 2, tweede lid Ger.W.), maar de familierechtbank doet uitspraak ten gronde en niet bij voorraad.

De procedure dient op tegenspraak gevoerd tegen de ambtenaar van de burgerlijke stand.

 

 

Publicatie
tijdschrift: 
Tijdschrift voor Familierecht
Uitgever: 
Kluwer
Jaargang: 
2015/5
Pagina: 
135
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

S. en L.

...

I. Beroepen vonnis

Bij vonnis van 9 april 2015 wijst de Familierechtbank te Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, het beroep van S. en L. tegen de weigeringsbeslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad S. van 7 oktober 2014 om melding te maken van hun verklaring tot wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister, af als ontvankelijk maar ongegrond.

Noot: 

Door de invoeging van een nieuw artikel 1476bis in het Burgerlijk Wetboek wordt voorzien in een nietigheidsgrond voor schijn-wettelijke samenwoningen. Dit artikel bepaalt uitdrukkelijk dat er geen wettelijke samenwoning is wanneer, ondanks de geuite wil van beide partijen om wettelijk samen te wonen, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van beide partijen kennelijk enkel gericht is op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van wettelijk samenwonende.

Daarnaast wordt in een artikel 1476ter een nietigheidsgrond voorzien voor gedwongen wettelijke samenwoningen. Dit artikel bepaalt uitdrukkelijk dat er geen wettelijke samenwoning is wanneer deze wordt aangegaan zonder vrije toestemming of de toestemming van minstens een van de wettelijk samenwonenden werd gegeven onder geweld of bedreiging.

In het nieuwe artikel 1476quinquies van het Burgerlijk Wetboek wordt expliciet voorzien dat de nietigheid van een een wettelijke samenwoning kan worden gevorderd op grond van het feit dat het een schijn-wettelijke samenwoning of een gedwongen wettelijke samenwoning betreft door te verwijzen naar de artikelen 1476bis en 1476ter.

Tegen elke wettelijke samenwoning die is aangegaan met overtreding van artikel 1476bis of 1476ter van het Burgerlijk Wetboek, kan worden opgekomen door de wettelijk samenwonenden zelf en door allen die daarbij belang hebben. Het openbaar ministerie vordert de nietigheid van dergelijke wettelijke samenwoningen vorderen.

Wanneer een wettelijke samenwoning werd nietigverklaard door een in kracht van gewijsde gegane vonnis of arrest, stuurt de griffier een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van beide partijen of, indien de partijen geen woonplaats hebben in dezelfde gemeente, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de woonplaats van elke van hen en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onverwijld melding van de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.

Verklaring van wettelijke samenwoning - weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand

Een verklaring van wettelijke samenwoning wordt afgelegd door middel van een geschrift dat tegen ontvangstbewijs wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats.

Dit ontvangstbewijs dient enkel tot bewijs van afgifte van de verklaring en vormt geen bewijs van het bestaan van de wettelijke samenwoning.

De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat na of beide partijen voldoen aan de wettelijke voorwaarden inzake de wettelijke samenwoning en maakt in voorkomend geval melding van de verklaring in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.

Het nieuwe artikel 1476quater van het Burgerlijk Wetboek voert de uitdrukkelijke mogelijkheid in voor de ambtenaar van de burgerlijke stand om de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister te weigeren.

Wanneer blijkt dat de verklaring betrekking heeft op een in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde situatie, en het dus om een schijn-wettelijke samenwoning of een gedwongen wettelijke samenwoning gaat, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand de wettelijke samenwoning te melden in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.

De nieuwe wet biedt de ambtenaar van de burgerlijke stand dus een wettelijke basis waarop hij kan weigeren de wettelijke samenwoning te melden. De ambtenaar van de burgerlijke stand moet nagaan of alle voorwaarden voor een wettelijke samenwoning zijn nageleefd. Het is de bedoeling te benadrukken dat de ambtenaar van de burgerlijke stand in het kader van de melding van de wettelijke samenwoning niet enkel een passieve, maar ook een actieve en preventieve rol te vervullen heeft.

Het voorafgaand onderzoek om na te gaan of door de aanstaande wettelijk samenwonenden aan alle voorwaarden is voldaan, behoort tot de essentie van zijn bevoegdheid.

De door de ambtenaar van de burgerlijke stand uitgevoerde controle behelst ook het onderzoek of de wettelijke samenwoning geen schijn-wettelijke samenwoning of een gedwongen wettelijke samenwoning is. Aldus moet de ambtenaar van de burgerlijke stand ook nagaan of is voldaan aan hetgeen is bepaald in artikel 1476bis en 1476ter.

Er dient echter te worden vermeden dat elk gemengde wettelijke samenwoning prima facie als verdacht wordt bestempeld. Wanneer echter uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de aanstaande wettelijk samenwonenden kennelijk enkel gericht is op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van wettelijk samenwonende of dat de verklaring van wettelijke samenwoning onder geweld of dreiging wordt afgelegd, moet de ambtenaar van de burgerlijke stand weigeren de wettelijke samenwoning te melden.

De door de ambtenaar van de burgerlijke stand uitgevoerde controle houdt dus ook het nagaan in van de intenties van de aanstaande wettelijk samenwonenden.

Indicaties schijnsamenwoning

Indien de partijen bijvoorbeeld aangeven de intentie te hebben om een duurzame en stabiele partnerrelatie verder te zetten of te beginnen en deze te formaliseren, kan een combinatie van o.m. volgende factoren een ernstige aanduiding vormen dat een schijnwettelijke samenwoning wordt beoogd :

- Partijen verstaan mekaar niet, of kunnen enkel op een gebrekkige wijze met elkaar communiceren, of doen beroep op een tolk;
- Partijen hebben elkaar vóór de verklaring van wettelijke samenwoning nooit eerder ontmoet;
- Een van de partijen woont duurzaam samen met iemand anders;
- Partijen kennen elkaars naam of nationaliteit niet;
- Een van de partijen weet niet waar de andere werkt;
- Verklaringen omtrent de omstandigheden van de ontmoeting lopen manifest uiteen;
- Een som geld wordt beloofd bij het aangaan van de wettelijke samenwoning;
- Het uitoefenen van prostitutie door één van beiden;
- Een van de partijen heeft het recht op gezinshereniging door huwelijk of wettelijke samenwoning reeds geopend voor een of meerdere andere personen;
- Een van de partijen heeft reeds een of meer pogingen gedaan om een schijnhuwelijk of een schijnwettelijke samenwoning in België te sluiten;
- Een van de partijen is niet geslaagd in alle wettelijke mogelijkheden om zich in België te vestigen;
- Het optreden van een tussenpersoon;
- Een groot leeftijdsverschil.

In dit kader kan de ambtenaar van de burgerlijke stand zich o.m. baseren op :
- Nagetrokken verklaringen of getuigenissen van de partijen zelf of van derden;
- Bepaalde geschriften van de partijen zelf of van derden;
- Onderzoeken door politiediensten.

Bij een weigering brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn met redenen omklede beslissing onverwijld ter kennis van de belanghebbende partijen door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstmelding of door rechtstreekse overhandiging tegen ontvangstbewijs aan betrokkenen van de gemotiveerde weigeringsbeslissing.

Deze kennisgeving dient bovendien melding te maken van de beroepsmogelijkheden waarover betrokkenen beschikken. Tezelfdertijd zendt hij, bij voorkeur door middel van e-mail en bij ontstentenis hiervan door middel van fax of gewone brief, een afschrift, en een kopie van alle nuttige documenten, aan de bevoegde procureur des Konings en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

Hierdoor beschikt de procureur des Konings bij een eventueel beroep tegen de weigeringsbeslissing onmiddellijk over de nodige elementen, en kan hij, indien hij dit noodzakelijk acht, zelf ambtshalve optreden tegen de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om van de verklaring van wettelijke samenwoning melding te maken, kan door de belanghebbende partijen binnen de maand beroep worden aangetekend bij de rechtbank van eerste aanleg.

Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de verklaring van wettelijke samenwoning betrekking heeft op een in de artikelen 1476bis en 1476ter bedoelde situatie, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning uitstellen gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de afgifte van het ontvangstbewijs zoals bedoeld in artikel 1476, § 1. Het uitstellen van de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning moet het de ambtenaar van de burgerlijke stand mogelijk maken om indien hij dit nodig acht de bevoegde procureur des Konings hierover om advies te verzoeken en om bijkomend onderzoek te verrichten om na te gaan of het een eventuele schijn-wettelijke samenwoning of gedwongen wettelijke samenwoning betreft.

De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft van het uitstel zonder verwijl kennis aan de belanghebbende partijen. Het is aangewezen de met redenen omklede beslissing om de melding van de verklaring van wettelijke samenwoonst uit te stellen, door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstmelding of door rechtstreekse overhandiging tegen ontvangstbewijs ter kennis te brengen van de betrokkenen.

De procureur des Konings kan de termijn van twee maanden verlengen met een periode van drie maanden. In dat geval geeft hij daarvan kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt de belanghebbende partijen hiervan in kennis. Het is aangewezen de verlenging van de termijn ter kennis te brengen door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstmelding of door rechtstreekse overhandiging tegen ontvangstbewijs aan betrokkenen van de beslissing tot verlenging.

Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de hierboven vermelde termijn van twee maanden, eventueel verlengd met drie maanden, nog geen definitieve beslissing heeft genomen, dient hij onverwijld melding te maken van de verklaring van de wettelijke samenwoning.

Gerelateerd

lees verder


Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409