De verjaring, die een verweer is tegen een laattijdige vordering, begint slechts te lopen vanaf de dag waarop die vordering ontstaat. Dat is in de regel de dag waarop de verbintenis moet worden uitgevoerd (1). (1) Cass. 24 januari 2013, AR C.11.0649.F, AC 2013, nr. 58.
Nr. C.15.0079.F
1. WAALS GEWEST, vertegenwoordigd door zijn regering in de persoon van de minister van Economie, Industrie, Innovatie en Digitalisering,
2. SOCIÉTÉ WALLONNE DE GESTION ET DE PARTICIPATIONS nv,
tegen
1. BNP PARIBAS FORTIS nv,
2. ING BELGIË nv,
3. KBC BANK nv,
4. BELFIUS BANK nv,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Luik van 3 oktober 2014.
II. CASSATIEMIDDELEN
• A. Van Oevelen, «Algemeen overzicht van de bevrijdende verjaring en de vervaltermijnen in het Belgisch privaatrecht», TPR 1987, (1755), p. 1781, nr. 24;
• I. Claeys, «Opeisbaarheid, kennisname en schadeverwekkend feit als vertrekpunten van de verjaring» in I. Claeys (ed.), Verjaring in het privaatrecht. Weet de avond wat de morgen brengt?, Mechelen, Kluwer, 2005, (31), p. 46, nr. 28.