De kortgedingrechter beschikt over rechtsmacht om uitspraak te doen over de vordering in kortgeding uitgaande van een geïnterneerde seksueel delinquent die in vrijheid op proef op een passende therapeutische begeleiding en behandeling vordert.
De rechter in kortgeding overschrijdt immers geenszins zijn bevoegdheid en spreekt zich niet ten gronde uit, indien hij om een maatregel tot bewaring van recht te bevelen, zeker toe beperkt de ogenschijnlijke rechten van partijen te onderzoeken en met andere woorden “prima facie” nagaat of het bestaan van een recht voldoende waarschijnlijk is om het nemen van een maatregel tot bewaring van recht te verantwoorden.
Het kortgeding is een bijzondere rechtspleging, waarbij gebruik wordt gemaakt van een versnelde en vereenvoudigde procedure om tegemoet te komen aan de nood om een spoed eisende gevallen preventief en onmiddellijk beslissingen te kunnen nemen, wanneer schade of ernstige ongemakken zich dreigende woorden doen en wanneer de normale procesgang geen soelaas kan bieden.
Wie een kortgeding instelt dient hoogdringendheid te bewijzen en dient aan te tonen dat er niet kan gewacht worden met een procedure ten gronde. Minstens dient hij onmiddellijk reeds een procedure ten gronde in te stellen. Hij dient in de procedure diligent en spoedeisend op te treden. Verder dient de eiser in kortgeding aan te tonen dat het behoud van de bestaande toestand in afwezigheid van de voorlopige bewarende maatregel die hij in kortgeding vordert geen optie is, meer zelfs onhoudbaar is, dan wel onherstelbare blijvende schade zou veroorzaken.
M.I., […], appellant, hierna eisende partij (te dezen) genoemd
Tegen:
1. De Belgische Staat
2. De Vlaamse Gemeenschap
De kortgedingrechter beschikt over rechtsmacht om uitspraak te doen over de vordering in kortgeding uitgaande van een geïnterneerde seksueel delinquent die in vrijheid op proef op een passende therapeutische begeleiding en behandeling vordert.
Rechtsleer
• Sofie Royer, NJW 2016, 868, Rechtsmacht
De auteur verwijst naar rechtsleer en rechtspraak waarin evenzeer de bevoegdheid van de Voorzitter in kortgeding wordt bevestigd om zich over dit soort rechtsvragen uit te spreken:
• Gent 26 mei 2005, NjW 2005, 1241;
• Rb. Luik 27 april 2009, JLMB 2010, afl. 10, 463;
• KG Rb. Luik 17 september 2007, JLMB 2007, afl. 33, 1409;
• KG Rb. Gent 1 september 2004, NjW 2004, afl. 79, 884, noot R. DE CORTE, Juristenkrant 2004, afl. 93, 1).
• C. IDOMON, "Bevoegdheid van de kortgedingrechter en van andere instanties inzake betwisting omtrent de voorwaarden van detentie en internering, RW2006-07, (42) 47;
• K. HANOULLE, "Recht op behandeling van de geïnterneerde: evenwaardig met of ondergeschikt aan bescherming van de maatschappij" (noot onder Cass. 8 september 2010), T.Strafr. 2012, afl. 4, (207) 210).