Quantcast
Channel: Advocatenkantoor Elfri De Neve - Goede raad is goud waard - Advocatenkantoor Elfri De Neve
Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409

Oneerlijke bedingen beoordelingscriteria en gevolgen

$
0
0
Instantie: Hof van Justitie
Datum van de uitspraak: 
don, 26/04/2012
A.R.: 
C‑472/10

Overeenkomsten moeten in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen worden opgesteld, waarbij de de consument daadwerkelijk de gelegenheid moet hebben om kennis te nemen van alle bedingen.

Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.

Voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst worden alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft.

De beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen heeft geen betrekking op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.”

In het geval van overeenkomsten waarvan alle of bepaalde aan de consument voorgestelde bedingen schriftelijk zijn opgesteld, moeten deze bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld.

Oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument binden de consument niet. De de overeenkomst blijft voor de partijen bindend indien de overeenkomst zonder de oneerlijke bedingen kan voortbestaan.

Onder de vele onrechtmatige bedingen zijn ondermeer onrechtmatig:

• Een beding waarbij de verkoper te gemachtigd is zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen;

• Een beding waarbij de verkoper gemachtigd is te bepalen dat de prijs van de goederen wordt vastgesteld op het ogenblik van levering, dan wel de verkoper van de goederen of de dienstverrichter het recht te verlenen zijn prijs te verhogen, zonder dat de consument in beide gevallen het overeenkomstige recht heeft om de overeenkomst op te zeggen, indien de eindprijs te hoog is ten opzichte van de bij het sluiten van de overeenkomst bedongen prijs;

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de richtlijn, heeft de beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen geen betrekking op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Deze uitsluiting is evenwel niet van toepassing op een beding inzake een aanpassingsmechanisme van de kosten van de aan de consument te verstrekken diensten.

Wat een contractueel beding betreft dat voorziet in een wijziging van de totale kosten van de aan de consument te verstrekken dienst, moet worden opgemerkt dat gelet op de punten 1, sub j en l, en 2, sub b en d, van de bijlage bij de richtlijn met name de reden waarom of de wijze waarop de genoemde kosten worden aangepast moet worden uiteengezet, waarbij de consument het recht heeft om de overeenkomst te beëindigen.

De genoemde bijlage, waarnaar artikel 3, lid 3, van de richtlijn verwijst, bevat slechts een indicatieve en niet-uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt (zie arrest van 4 juni 2009, Pannon GSM, C‑243/08, Jurispr. blz. I‑4713, punten 37 en 38; arrest VB Pénzügyi Lízing, reeds aangehaald, punt 42, alsook beschikking van 16 november 2010, Pohotovosť, C‑76/10, Jurispr. blz. I‑11557, punten 56 en 58).

Hoewel de betrokken bijlage niet van dien aard is dat zij automatisch en uit zichzelf het oneerlijke karakter van een betwist beding kan vastleggen, vormt zij evenwel een wezenlijk aspect waarop de bevoegde rechter zijn beoordeling van het oneerlijke karakter van dat beding kan baseren. In casu kan op basis van de lezing van de in punt 24 van het onderhavige arrest bedoelde bepalingen in de bijlage bij de richtlijn worden vastgesteld dat, met het oog op de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding zoals dat aan de orde in het hoofdgeding, het met name relevant is of de redenen waarom of de manier waarop de met de te verstrekken dienst verbonden kosten worden aangepast, gespecificeerd waren en of de consumenten over het recht beschikten om de overeenkomst te beëindigen.

Bovendien blijkt enerzijds uit de twintigste overweging van de considerans van de genoemde richtlijn dat de consument daadwerkelijk gelegenheid moet hebben om kennis te nemen van alle bedingen in de AV en van de gevolgen van die bedingen. Anderzijds wordt in artikel 5 van de richtlijn de verplichting vermeld om de bedingen duidelijk en begrijpelijk op te stellen.

In het kader van de beoordeling van het „oneerlijke” karakter in de zin van artikel 3 van de richtlijn is het bijgevolg van wezenlijk belang dat een consument over de mogelijkheid beschikt om op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de wijzigingen van de AV door een verkoper inzake de met de te verstrekken dienst verbonden kosten te voorzien.

Wanneer bepaalde aspecten van de wijze waarop de met de te verstrekken dienst verbonden kosten worden aangepast worden gespecificeerd door de dwingende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen in de zin van artikel 1, lid 2, van de richtlijn of wanneer die bepalingen voorzien in het recht voor de consument om de overeenkomst te beëindigen, is het essentieel dat de verkoper de consument in kennis stelt van die bepalingen.

Het staat aan de nationale rechter om, in het kader van een verbodsactie in het algemeen belang die namens de consumenten is ingesteld door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie, gelet op artikel 3, leden 1 en 3, van de richtlijn te beoordelen of een beding als dat aan de orde in het hoofdgeding, oneerlijk is. In het kader van die beoordeling dient de verwijzende rechter met name na te gaan of, in het licht van alle bedingen in de AV van consumentenovereenkomsten waarvan het betrokken beding deel uitmaakt, alsook in het licht van de nationale wettelijke regeling die de rechten en plichten bepaalt welke eventueel bovenop de rechten en plichten in de betrokken AV gelden, de redenen waarom of de wijze waarop de met de te verstrekken dienst verbonden kosten worden aangepast, op een duidelijke en begrijpelijke manier zijn gespecificeerd en of de consumenten, in voorkomend geval, het recht hebben om de overeenkomst te beëindigen.Het staat aan de nationale rechter om, in het kader van een verbodsactie in het algemeen belang die namens de consumenten is ingesteld door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie, gelet op artikel 3, leden 1 en 3, van de richtlijn het oneerlijke karakter te beoordelen van een beding dat in de AV van consumentenovereenkomsten voorkomt en waarin een verkoper in een eenzijdige wijziging voorziet van de met de te verstrekken dienst verbonden kosten zonder evenwel duidelijk de wijze van vaststelling van die kosten, noch een geldige reden voor die wijziging te specificeren. In het kader van die beoordeling dient de verwijzende rechter met name na te gaan of, in het licht van alle bedingen in de AV van de consumentenovereenkomsten waarvan het betrokken beding deel uitmaakt, alsook in het licht van de nationale wettelijke regeling die de rechten en plichten bepaalt welke eventueel bovenop de rechten en plichten in de betrokken AV komen, de redenen waarom of de wijze waarop de met de te verstrekken dienst verbonden kosten worden aangepast, op een duidelijke en begrijpelijke manier zijn gespecificeerd en of de consumenten, in voorkomend geval, het recht hebben om de overeenkomst te beëindigen.

Wat de handelingen aangaat die een individuele consument betreffen, heeft het Hof geoordeeld dat, gelet op deze zwakke positie, artikel 6, lid 1, van de richtlijn de lidstaten verplicht te bepalen dat oneerlijke bedingen „onder de in het nationale recht geldende voorwaarden de consument niet binden”. Volgens de rechtspraak gaat het om een dwingende bepaling die beoogt het door de overeenkomst vastgelegde formele evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de contractpartijen te vervangen door een reëel evenwicht dat de gelijkheid tussen die partijen herstelt 

Wat de verbodsacties in het algemeen belang betreft, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, dient te worden vastgesteld dat hoewel de richtlijn niet beoogt de sancties te harmoniseren die van toepassing zijn in geval van een erkenning van het oneerlijke karakter van een beding in het kader van dergelijke acties, artikel 7, lid 1, van de richtlijn de lidstaten niettemin verplicht om erop toe te zien dat er doeltreffende en geschikte middelen bestaan om een eind te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

Blijkens lid 2 van die bepaling omvatten de bovengenoemde middelen de mogelijkheid voor personen of organisaties die een legitiem belang hebben bij de bescherming van de consument, om zich tot de rechter te wenden teneinde te doen vaststellen of de bedingen die zijn opgesteld met het oog op een algemeen gebruik, oneerlijk zijn en, in voorkomend geval, een verbod op het gebruik ervan te verkrijgen .

In dit opzicht is het van belang daaraan toe te voegen dat de preventieve aard en het afschrikkend doel van verbodsacties, alsook het feit dat zij losstaan van elk individueel concreet conflict, impliceren dat dergelijke acties zelfs kunnen worden ingesteld wanneer de bedingen waarvan het verbod wordt gevorderd, niet in een concrete overeenkomst zijn gebruikt.

De daadwerkelijke verwezenlijking van het genoemde doel vereist, zoals de advocaat-generaal in punt 51 van haar conclusie heeft opgemerkt, dat de bedingen in de AV van consumentenovereenkomsten die in het kader van een verbodsactie tegen de betrokken verkoper, zoals die aan de orde in het hoofdgeding, oneerlijk zijn bevonden, noch de consumenten die partij zijn bij de verbodsactie binden, noch hen die met die verkoper een overeenkomst hebben gesloten waarop dezelfde AV van toepassing zijn.

In het hoofdgeding bepaalt de nationale wettelijke regeling dat de nietigverklaring van een oneerlijk beding in de AV van consumentenovereenkomsten door een rechterlijke instantie ten aanzien van elke consument geldt die een overeenkomst heeft gesloten met een verkoper die deze clausule gebruikt. Blijkens de gegevens van het dossier in het hoofdgeding betreft het voorwerp van het geding het gebruik door de betrokken verkoper van algemene voorwaarden die het betwiste beding bevatten, in contracten met meerdere consumenten. In dit opzicht is het, zoals de advocaat-generaal in punten 57 tot en met 61 van haar conclusie heeft opgemerkt, van belang vast te stellen of een nationale wettelijke regeling, zoals bedoeld in dit punt, voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, lid 1, juncto artikel 7, leden 1 en 2, van de richtlijn.

De toepassing van een nietigverklaringssanctie op een oneerlijk beding ten aanzien van alle consumenten die een consumentenovereenkomst hebben gesloten waarop dezelfde AV van toepassing zijn, verzekert immers dat die consumenten niet gebonden zijn door het genoemde beding, zonder evenwel andere soorten van doeltreffende en geschikte sancties uit te sluiten die in de nationale wettelijke regelingen zijn voorzien.

De aard en het gewicht van het openbare belang waarop de door de richtlijn aan de consument verschafte bescherming berust, rechtvaardigen bovendien dat de genoemde rechter ambtshalve dient te beoordelen of een contractueel beding oneerlijk is (zie arrest Mostaza Claro, reeds aangehaald, punt 38).

De nationale rechter die het oneerlijke karakter van een beding in de AV vaststelt moet, overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de richtlijn, alle volgens het nationale recht daaruit voortvloeiende consequenties trekken opdat de consument door dit beding niet gebonden is.

Daaruit volgt dat wanneer het oneerlijke karakter van een beding in de AV van consumentenovereenkomsten erkend is in het kader van een verbodsactie als die aan de orde in het hoofdgeding, de nationale rechter daaruit, ook in de toekomst, ambtshalve alle door het nationale recht bepaalde consequenties moet trekken opdat dit beding de consumenten die een overeenkomst hebben gesloten waarop dezelfde AV van toepassing zijn, niet bindt.

Artikel 6, lid 1, van de richtlijn juncto artikel 7, leden 1 en 2, daarvan moet aldus worden uitgelegd dat:

– het zich er niet tegen verzet dat de vaststelling van de nietigheid van een oneerlijk beding in de AV van consumentenovereenkomsten in het kader van een in artikel 7 van genoemde richtlijn bedoelde verbodsactie in het algemeen belang, die namens de consumenten door een bij de nationale wettelijke regeling aangewezen instantie tegen een verkoper is ingesteld, overeenkomstig de genoemde regeling gevolgen heeft ten aanzien van alle consumenten die een overeenkomst met de betrokken verkoper hebben gesloten waarop dezelfde AV van toepassing zijn, daaronder begrepen de consumenten die geen partij waren bij de verbodsactie;

– wanneer het oneerlijke karakter van een beding in de AV erkend is in het kader van een dergelijke procedure, de nationale rechter daaruit, ook in de toekomst, ambtshalve alle door het nationale recht bepaalde consequenties dient te trekken opdat dit beding de consumenten die een overeenkomst met de betrokken verkoper hebben gesloten waarop dezelfde AV van toepassing zijn, niet bindt.

Publicatie
tijdschrift: 
DCCR
Uitgever: 
Larcier
Jaargang: 
2013
Pagina: 
39
In bibliotheek?: 
Dit item is beschikbaar in de bibliotheek van advocatenkantoor Elfri De Neve

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

26 april 2012 (*)

„Richtlijn 93/13/EEG — Artikel 3, leden 1 en 3 — Artikelen 6 en 7 — Consumentenovereenkomsten — Oneerlijke bedingen — Eenzijdige wijziging van voorwaarden van overeenkomst door verkoper — Namens consument door bij nationale regeling aangewezen instantie ingestelde verbodsactie in algemeen belang — Vaststelling van oneerlijk karakter van beding — Rechtsgevolgen”

In zaak C‑472/10,

Noot: 

 

Reinhard Steennot, Oneerlijke bedingen: beoordelingscriteria en de gevolgen van de nietigheid vastgesteld in een procedure tussen een onderneming en de nationale beschermingsautoriteit

Gerelateerd

lees verder


Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409