Een getuigeverklaring is een mondelinge of schriftelijke verklaring afgelegd door een onafhankelijke derde die geen partij is in het geschil en die als bewijsbemiidel kan aangewend.
Partijen kunnen in een geschil ook zelf verklaringen afleggen. Doch deze verklaringen hebben geen enkele bewijskracht. Zij vormen het verhalend bindmiddel van haar stelling, hoogstens de maizena van haar feitelijke uiteenzetting. Partijen kunnen de eed niet afleggen. Zij kunnen immers niet verplicht worden om de waarheid te vertellen. Zij dienen wel te weten (zelfs zonder dat hen dit gezegd is) dat alles wat ze zeggen tegen hen gebruikt kan worden en in de regel ook gebruikt wordt Het is daarom zeer onverstandig voor een partij om zelf het woord te nemen of zelf verklaringen af te leggen, tenzij zij hiertoe door de rechter verzocht wordt en tenzij in overleg met de eigen advocaat.
Meer dan één partij heeft reeds gemeend haar eis nog meer te kunnen staven middels een door haar afgelegde verklaring voor een gerechtsdeurwaarder. Nochtans wordt de bewijsonwaarde hiervan algemeen aanvaard. Een partij kan niet verboden worden haar eigen verhaal in eigen woorden uit te schrijven, maar hiervoor beroep doen op een gerechtsdeurwaarder om als het ware waarheid en feiten te scheppen en bewijskrachtig te maken en aldus een bewijs te fabriceren, met stempels, opschriften en titels – zoals deze van een gerechtsdeurwaarder – maken van een eenzijdige verklaring geen bewijs.
Let wel partijen hebben het recht ter zitting aanwezig te zijn en aldaar gehoord te worden. De rechter kan de persoonlijke verschijning van partijen opleggen. Partijen hebben in beide gevallen het recht om zich te laten bijstaan door een advocaat die ervoor kan zorgen dat hun cliënten zich gemakkelijk voelen (waarvoor de rechter die in alle omstandigheden de leiding houdt over het debat ook instaat). Het debat ter zitting en het horen van een partij gebeurt op tegenspraak met respect voor de rechten van verdediging.
Wanneer een partij een eigen schriftelijke verklaring als stuk neerlegt of ter zitting verschijnt en een verklaring aflegt is dit naar Belgisch recht geen bewijs. Een partij kan, noch mag de eed afleggen en de partijverklaring wordt niet erkend als bewijs naar Belgisch recht. Het neerleggen van een handgeschreven brief uitgaande van een partij kan evenwel nuttig zijn om de rechter in de gelegenheid te stellen de feiten gepresenteerd te zien in de woordenschat en de taal van een partij om in functie daarvan de persoonlijke verschijning van een partij te horen, dan wel op basis hiervan specifieke getuigen op te roepen. Maar op zichzelf staand bewijst een partijverklaring niets.
Een partijverklaring opgenomen op tegenspraak geakteerd in een proces-verbaal van een gerechtsdeurwaarder waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat de partijen zich bereid verklaren ter zitting verdere uitleg te geven en er te antwoorden op de vragen van de rechter kan daarentegen in een beperkt aantal gevallen een begin van bewijs uitmaken.
Partijen kunnen ook Escrow verklaringen afleggen,, zijnde verklaringen die slechts bij vervulling va bepaalde voorwaaarden (bv. het overlijden van een partij) moegen kenbaar gemaakt. De bewijswaarde van dit soort verklaringen is zeer relatief en het feit dat de gegevens slechts kenbaar mochten gemaakt worden na een overlijden maakt ze nog verdachter en juist minder bewijskrachtiger. Het aanwenden van deze verklaringen tegen de Escrowvoorwaarden in, bv. tijdens het leven, terwijl de gegevens werden opgesteld om pas na de dood kenbaar werden gemaakt, ontneemt deze stukken elke bewijskracht en hij die ze aanwendt elk geloofwaardigheid. Deze geloofwaardigheid bereikt zelfs de grenzen van de ridiculiteit wanneer het stuk wordt aangewend door de persoon die het stuk heeft opgesteld en die het tijdens het leven aanwendt daar waar het werd opgesteld om pas na de dood bekend te worden gemaakt, zoals dit het geval zou zijn met een legaat in een eigenhandig testament.
Nemo in propria causa testis esse debet duidt zowel de regel dat niemand in zijn eigen zaak kan gedwongen worden te getuigen als de regel dat niemand zijn eigen stelling in rechte kracht kan bijzetten door een eigen getuigenis.
• B. Van den Bergh, (Voorlopig) geen «partij-getuige» naar Belgisch recht, RW 2016-2017, 655, noot onder Cass. 11/01/2016)
• D. Matray, “Même en arbitrage, il n’y a pas de témoin sous la robe” in Pourquoi Antigone? Liber amicorum Edouard Jakhian, Brussel, Bruylant, 2010, (365), p. 371, nr. 29; Brussel 31 maart 2011, IRDI 2012, 223).
• B. Samyn, Privaatrechtelijk bewijs, Gent, Story Publishers, 2012, nr. 445