Quantcast
Channel: Advocatenkantoor Elfri De Neve - Goede raad is goud waard - Advocatenkantoor Elfri De Neve
Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409

Politionele aanvangsinformatie of voorinformatie in het strafonderzoek

$
0
0

Er is geen sprake van een schending aan van artikel 6 EVRM, noch van een miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces, met inbegrip van het recht op wapengelijkheid en het recht op tegenspraak, wanneer een arrest verklaart de strafvordering ontvankelijk verklaart alhoewel noch het strafdossier, noch het debat ter rechtszitting enige informatie heeft opgeleverd over de herkomst van de informatie die in het aanvankelijk proces-verbaal werd opgenomen en op basis waarvan werd beslist onderzoekshandelingen te stellen; wanneer de beklaagde aanvoert dat de politionele informatie op basis waarvan het onderzoek werd gestart, op onrechtmatige wijze werd verkregen en dat verweer net berust op het feit dat er niets geweten is over de oorsprong van die informatie, kan de rechter in die omstandigheden niet poneren dat uit niets blijkt dat de politie haar informatie op een onrechtmatige wijze zou hebben verkregen.

Het niet-toelaatbaar verklaren of uitsluiten van één, meerdere of zelfs alle bewijsmiddelen wegens de onwettigheid of de onregelmatigheid ervan of wegens de onmogelijkheid om de wettigheid of de regelmatigheid ervan te onderzoeken, leidt niet tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering.

Noch artikel 6 EVRM, noch het recht van verdediging of het recht op een eerlijk proces verzetten zich ertegen dat informatie louter als inlichting in aanmerking wordt genomen die toelaat het onderzoek in een bepaalde richting te oriënte-ren en vervolgens op autonome wijze bewijzen te verzamelen, zonder dat concreet wordt verduidelijkt hoe de inlichting werd verkregen, voor zover niet aannemelijk wordt gemaakt dat zulks op onregelmatige wijze is geschied.

Wanneer een partij aanvoert dat die inlichtingen op onregelmatige wijze werden verkregen, dient zij dit aannemelijk te maken op een wijze die het niveau van een loutere bewering overstijgt. De rechter oordeelt onaantastbaar of die partij haar aanvoering geloofwaardig maakt.

Nr. P.14.0948.N
J H,
beklaagde,
eiser,

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent, correctionele kamer, van 29 januari 2014.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan. Hij legt een nota neer in antwoord op de mondelinge conclusie van het openbaar ministerie.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling
Eerste middel
Eerste onderdeel

Nog dit: 

Strafrechtelijke voorinformatie of politionele voorinformatie

Cassatie, 25/11/2014, AR P.14.0948.N, juridat

samenvatting

Er is geen sprake van een schending aan van artikel 6 EVRM, noch van een miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces, met inbegrip van het recht op wapengelijkheid en het recht op tegenspraak, wanneer een arrest verklaart de strafvordering ontvankelijk verklaart alhoewel noch het strafdossier, noch het debat ter rechtszitting enige informatie heeft opgeleverd over de herkomst van de informatie die in het aanvankelijk proces-verbaal werd opgenomen en op basis waarvan werd beslist onderzoekshandelingen te stellen; wanneer de beklaagde aanvoert dat de politionele informatie op basis waarvan het onderzoek werd gestart, op onrechtmatige wijze werd verkregen en dat verweer net berust op het feit dat er niets geweten is over de oorsprong van die informatie, kan de rechter in die omstandigheden niet poneren dat uit niets blijkt dat de politie haar informatie op een onrechtmatige wijze zou hebben verkregen.

Het niet-toelaatbaar verklaren of uitsluiten van één, meerdere of zelfs alle bewijsmiddelen wegens de onwettigheid of de onregelmatigheid ervan of wegens de onmogelijkheid om de wettigheid of de regelmatigheid ervan te onderzoeken, leidt niet tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering.

Noch artikel 6 EVRM, noch het recht van verdediging of het recht op een eerlijk proces verzetten zich ertegen dat informatie louter als inlichting in aanmerking wordt genomen die toelaat het onderzoek in een bepaalde richting te oriënte-ren en vervolgens op autonome wijze bewijzen te verzamelen, zonder dat concreet wordt verduidelijkt hoe de inlichting werd verkregen, voor zover niet aannemelijk wordt gemaakt dat zulks op onregelmatige wijze is geschied.

Wanneer een partij aanvoert dat die inlichtingen op onregelmatige wijze werden verkregen, dient zij dit aannemelijk te maken op een wijze die het niveau van een loutere bewering overstijgt. De rechter oordeelt onaantastbaar of die partij haar aanvoering geloofwaardig maakt.

Nr. P.14.0948.N
J H,
beklaagde,
eiser,

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent, cor-rectionele kamer, van 29 januari 2014.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan. Hij legt een nota neer in antwoord op de mondelinge conclusie van het openbaar ministerie.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling
Eerste middel
Eerste onderdeel

1. Het onderdeel voert schending aan van artikel 6.1 EVRM, artikel 149 Grondwet en de artikelen 195 en 211 Wetboek van Strafvordering: het arrest be-antwoordt eisers verweer over het gezag van gewijsde van het tussenvonnis van 9 november 2011 niet; de appelrechters stellen wel vast dat het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft aangetekend tegen dat vonnis, maar ze gaan niet in op de impact van het gezag van gewijsde ervan.

2. Het gezag van het rechterlijk gewijsde in strafzaken is beperkt tot wat de rechter over een punt in betwisting heeft beslist en wat, wegens de voor hem ge-brachte betwisting waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, de noodzakelijke grondslag, ook impliciet, van zijn beslissing vormt.

3. Het "tussenvonnis" van 9 november 2011 "beveelt de heropening van het debat om het openbaar ministerie de mogelijkheid te geven de rechtbank duide-lijkheid te verschaffen over de herkomst van de informatie die werd gegeven in het aanvankelijk proces-verbaal met nr. GE.60.FI.3604/2010". Aldus deed het nog geen uitspraak over de regelmatigheid van de herkomst van de inlichtingen, ver-meld in het aanvankelijk proces-verbaal, maar nodigde het enkel het openbaar ministerie uit hierover bijkomende inlichtingen te verstrekken.

4. Het arrest (p. 12) stelt vast dat:

- het openbaar ministerie, in tegenstelling tot wat de eiser beweert, als gevolg van voormeld tussenvonnis een nota heeft neergelegd op de rechtszitting van 7 de-cember 2011;
- het openbaar ministerie duidelijk heeft gesteld dat er geen enkele ondersteu-ning is voor de stelling dat de initiële informatie afkomstig zou zijn van proac-tieve recherche zonder voorafgaande machtiging van de procureur des Ko-nings;
- de FGP Gent enkel reageerde op verkregen informatie omtrent het telen van drugs, het optreden van de politie "misdrijfgeleid" was en enkel gericht om de-ze drugsinbreuk op te helderen.

Met deze redenen beantwoorden de appelrechters het bedoelde verweer en ver-antwoorden zij hun beslissing naar recht.
Het onderdeel kan niet worden aangenomen.

Tweede onderdeel

5. Het onderdeel voert miskenning aan van het algemeen rechtsbeginsel van het gezag van gewijsde: het arrest dat oordeelt dat uit niets blijkt dat de politie haar informatie op een onregelmatige wijze zou hebben verkregen, is strijdig met het tussenvonnis van 9 november 2011 en miskent het gezag van gewijsde ervan; de informatie die het tussenvonnis noodzakelijk achtte, werd niet verschaft door het openbaar ministerie en ook niet op een andere wijze verkregen.

6. Een vonnis alvorens recht te doen in strafzaken neemt een voorlopige be-slissing, beveelt een bijkomend onderzoek of nodigt de partijen uit bijkomende in-formatie te verstrekken. Dergelijk vonnis heeft geen gezag van gewijsde.

In zoverre faalt het onderdeel naar recht.

7. Het "tussenvonnis" van 9 november 2011 "beveelt de heropening van het debat om het openbaar ministerie de mogelijkheid te geven de rechtbank duide-lijkheid te verschaffen over de herkomst van de informatie die werd gegeven in het aanvankelijk proces-verbaal met nr. GE.60.FI.3604/2010". Aldus deed het nog geen uitspraak over de regelmatigheid van de herkomst van de inlichtingen, ver-meld in het aanvankelijk proces-verbaal, maar nodigde het enkel het openbaar ministerie uit hierover bijkomende inlichtingen te verstrekken, wat dit volgens de vaststellingen van het arrest deed door de neerlegging van een nota op de rechts-zitting van 7 december 2011.

In zoverre berust het onderdeel op een onjuiste lezing van het arrest en mist het feitelijke grondslag.

Tweede middel

Eerste onderdeel

8. Het onderdeel voert schending aan van artikel 6 EVRM, evenals miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces, met inbegrip van het recht op wapengelijkheid en het recht op te-genspraak: het arrest verklaart de strafvordering ontvankelijk alhoewel noch het strafdossier, noch het debat ter rechtszitting enige informatie heeft opgeleverd over de herkomst van de informatie die in het aanvankelijk proces-verbaal werd opgenomen en op basis waarvan werd beslist onderzoekshandelingen te stellen; wanneer de beklaagde aanvoert dat de politionele informatie op basis waarvan het onderzoek werd gestart, op onrechtmatige wijze werd verkregen en dat verweer net berust op het feit dat er niets geweten is over de oorsprong van die informatie, kan de rechter in die omstandigheden niet poneren dat uit niets blijkt dat de politie haar informatie op een onrechtmatige wijze zou hebben verkregen.

9. Het niet-toelaatbaar verklaren of uitsluiten van één, meerdere of zelfs alle bewijsmiddelen wegens de onwettigheid of de onregelmatigheid ervan of wegens de onmogelijkheid om de wettigheid of de regelmatigheid ervan te onderzoeken, leidt niet tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering.

In zoverre het onderdeel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.

10. Noch artikel 6 EVRM, noch het recht van verdediging of het recht op een eerlijk proces verzetten zich ertegen dat informatie louter als inlichting in aanmer-king wordt genomen die toelaat het onderzoek in een bepaalde richting te oriënte-ren en vervolgens op autonome wijze bewijzen te verzamelen, zonder dat concreet wordt verduidelijkt hoe de inlichting werd verkregen, voor zover niet aannemelijk wordt gemaakt dat zulks op onregelmatige wijze is geschied.
In zoverre het onderdeel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het ander-maal naar recht.

11. Wanneer een partij aanvoert dat die inlichtingen op onregelmatige wijze werden verkregen, dient zij dit aannemelijk te maken op een wijze die het niveau van een loutere bewering overstijgt. De rechter oordeelt onaantastbaar of die partij haar aanvoering geloofwaardig maakt.

12. Met de redenen die het arrest bevat, oordelen de appelrechters dat de eiser zijn stelling dat de initiële informatie op onregelmatige wijze verkregen werd, niet aannemelijk maakt. Aldus verantwoorden zij hun beslissing naar recht.

In zoverre kan het onderdeel niet worden aangenomen.

Tweede onderdeel

13. Het onderdeel voert schending aan van artikel 6 EVRM, evenals miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces, met inbegrip van het recht op wapengelijkheid en het recht op te-genspraak: wanneer een beklaagde in conclusie aanvoert dat de politionele  informatie op onregelmatige wijze is verkregen, dient de rechter die preciseert dat zulks niet het geval is, de redenen van dat oordeel weer te geven; met het loutere antwoord dat uit niets blijkt dat de politie haar informatie op onregelmatige wijze zou hebben verkregen, is de beslissing niet naar recht verantwoord.

14. Wanneer aan de politie inlichtingen worden verstrekt, staat het aan het openbaar ministerie te oordelen welk gevolg hieraan gegeven wordt en of het mo-gelijk lijkt regelmatig bewijs in te zamelen van de eventuele strafbare feiten die deze inlichtingen bevatten.

Wanneer een partij aanvoert dat die inlichtingen op onregelmatige wijze werden verkregen, dient zij dit aannemelijk te maken op een wijze die het niveau van een loutere bewering overstijgt. De rechter oordeelt onaantastbaar of die partij haar aanvoering geloofwaardig maakt.

15. Het arrest oordeelt niet alleen dat uit niets blijkt dat de politie haar informa-tie op onregelmatige wijze zou hebben verkregen, maar ook dat:
- het geviseerde aanvankelijk proces-verbaal informatie betreft die niet in aan-merking genomen wordt als bewijs tegen de beklaagden, waaronder de eiser, maar enkel inlichtingen zijn die toelaten het onderzoek op te starten of in een bepaalde richting te sturen en aldus op autonome wijze bewijzen te verzamelen;
- de beklaagden geenszins aannemelijk maken dat de politie die informatie op onregelmatige wijze zou hebben verkregen;
- de insinuaties van de beklaagden over de initiële informatie en waarbij zij ge-wag maken van "een onrechtmatige wijze aan informatiegaring, bv. door het aanwenden van technieken zonder naleven van de wettelijke voorschriften of door het plegen van inbreuken op strafwet of EVRM, zoals ook actieve politio-nele informatiegaring" geen steun vinden in het voorliggend strafdossier;
- het openbaar ministerie dat geacht wordt loyaal op te treden, op verzoek van de eerste rechter in antwoord op eisers verweer, op de rechtszitting van 7 decem-ber 2011 een nota heeft neergelegd waarin het stelt dat er geen enkele onder-steuning is voor eisers stelling dat die informatie afkomstig zou zijn van een proactieve recherche zonder voorafgaande machtiging;
- de FGP Gent enkel reageerde op informatie omtrent het telen van drugs en op-trad om deze drugsinbreuk op te helderen;
- het hanteren van een vermoeden van onrechtmatig bewijs zolang het tegendeel niet is bewezen, niet kan worden aangenomen.

Aldus geven de appelrechters de redenen op waarom zij oordelen dat de eiser zijn stelling dat de initiële informatie op onregelmatige wijze verkregen werd, niet aannemelijk maakt en verantwoorden zij hun beslissing naar recht.

In zoverre kan het onderdeel niet worden aangenomen.

16. Voor het overige komt het onderdeel op tegen het onaantastbaar oordeel van de appelrechters of verplicht het tot een onderzoek van feiten waarvoor het Hof niet bevoegd is.

In zoverre is het onderdeel niet ontvankelijk.

Derde onderdeel

17. Het onderdeel voert schending aan van artikel 6 EVRM en de artikelen 10 en 11 Grondwet, evenals miskenning van het gelijkheidsbeginsel en het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces, met inbegrip van het recht op wapengelijkheid en het recht op tegenspraak: het ar-rest wijst eisers verzoek af het openbaar ministerie uit te nodigen nadere uitleg te verschaffen omtrent het wettelijk kader waarbinnen de initiële politionele infor-matie werd vergaard; indien die informatie niet ter beschikking wordt gesteld van de verdediging, moet dit worden gecompenseerd door een procedure die een on-afhankelijke en onpartijdige rechter in staat stelt de wettigheid van de procedure te onderzoeken, zoals dit ook het geval is bij het gebruik van bijzondere opspo-ringsmethoden met betrekking tot de controle van het vertrouwelijk dossier; hier anders over oordelen, zou een miskenning van het gelijkheidsbeginsel inhouden.

De eiser verzoekt het Hof volgende prejudiciële vraag te stellen aan het Grond-wettelijk Hof: "Schendt artikel 28bis, § 1 van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM, doordat het voorziet in de mogelijkheid voor de politiediensten om autonoom op te treden zonder te voorzien in een verplichte wettigheidscontrole ingeval politionele informatie wordt gebruikt als inlichting die toelaat het onderzoek in een bepaalde richting te oriënteren en vervolgens op autonome wijze bewijzen te verzamelen, terwijl informatie die vervat is in het vertrouwelijk dossier opgemaakt naar aanleiding van het gebruik van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie (die evenmin als bewijs in aanmerking kan worden genomen maar evenzeer kan leiden tot bewijsgaring) wel verplicht moet worden voorgelegd ter controle aan een onafhankelijke en onpartijdige rechter?"

18. Zoals uit het antwoord op het tweede onderdeel blijkt, heeft de eerste rechter het openbaar ministerie uitgenodigd informatie te verstrekken over de herkomst van de initiële informatie die aanleiding heeft gegeven tot het verrichten van de onderzoekshandelingen in huidige zaak. Op basis van de nota die het openbaar ministerie in antwoord daarop heeft neergelegd en waarover de eiser tegenspraak heeft kunnen voeren, gelezen in samenhang met de overige redenen, vermeld in het antwoord op het tweede onderdeel, controleren de appelrechters de regelmatigheid van de initiële informatie en oordelen zij dat eisers bewering dat die informatie niet regelmatig zou zijn verkregen, niet aannemelijk wordt gemaakt en er geen reden is het openbaar ministerie nogmaals te verzoeken bijkomende inlichtingen te verstrekken over de herkomst van de initiële informatie.

Het onderdeel dat ervan uitgaat dat de appelrechters nagelaten hebben controle te doen naar de beweerde onregelmatigheid van de initiële informatie, berust op een onjuiste lezing van het arrest en mist feitelijke grondslag.

19. Daar het onderdeel feitelijke grondslag mist, dient de prejudiciële vraag niet te worden gesteld.

Vierde onderdeel

20. Het onderdeel voert schending aan van artikel 6 EVRM, evenals miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces, met inbegrip van het recht op wapengelijkheid en het recht op te-genspraak: wanneer het openbaar ministerie geen nadere uitleg geeft over de oorsprong van de initiële informatie en weigert het wettelijk kader te schetsen waar-binnen die informatie werd verkregen, vermag de rechter niet van de beklaagde verwachten dat hij aannemelijk zou maken dat die informatie onrechtmatig werd verkregen; hier anders over oordelen zou het recht op een eerlijk proces compleet illusoir en theoretisch maken.

21. Er bestaat geen vermoeden tot bewijs van het tegendeel dat inlichtingen waarvan de herkomst niet nader gepreciseerd wordt, door de politie op onrechtmatige wijze werden verkregen. De partij die aanvoert dat die in-lichtingen, die geen bewijswaarde hebben maar slechts in aanmerking worden genomen om het onderzoek in een bepaalde richting te sturen en aldus op autonome wijze bewijzen te verzamelen, op onregelmatige wijze werden verkregen, dient zulks niet te bewijzen, maar wel aannemelijk te maken en vermag zich niet te beperken tot een loutere bewering. Die aanvoeringslast maakt het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces met inbegrip van het recht op de wapengelijkheid en het recht op tegenspraak niet theoretisch of illusoir.

Het onderdeel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Ambtshalve onderzoek van de beslissing op de strafvordering

22. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.

Onmiddellijke aanhouding

23. Ingevolge de hierna uit te spreken verwerping van het cassatieberoep tegen de beslissing op de strafvordering, heeft deze beslissing kracht van gewijsde. Het cassatieberoep ingesteld tegen de beslissing waarbij eisers onmiddellijke aanhou-ding wordt bevolen, heeft derhalve geen bestaansreden meer.

Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiser tot de kosten.
Bepaalt de kosten op 176,61 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, op de openbare rechtszitting van 25 november 2014

Rechtsleer: Frank Schuermans Cassatie bevestigt bijzonder statuut politionele aanvangsinformatie, De Juristenkrant, 306, 25 maart 2015, pagina 2 

Gerelateerd

lees verder


Viewing all articles
Browse latest Browse all 3409