De verjaring van de strafvordering loopt niet enkel in het belang van de beklaagde, maar bestaat in het algemeen belang.
Onderzoekshandelingen in de zin van artikel 24, vierde lid, Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering zijn alle door een bevoegd persoon gestelde daden van onderzoek die ertoe strekken gegevens te verzamelen of het dossier op de gebruikelijke wijze samen te stellen en de zaak in staat van wijzen te brengen; de rechter oordeelt onaantastbaar over de noodzaak, de raadzaamheid en de gepastheid van bijkomende onderzoekshandelingen zoals het persoonlijk horen van de beklaagde en daartoe kan hij krachtens de artikelen 152, § 2 en § 3, en 185, § 2 en § 3, Wetboek van Strafvordering diens persoonlijke verschijning bevelen of in voorkomend geval een bevel tot medebrenging uitvaardigen; zulke bevelen uitgaande van de rechtbank die oordeelt over een lastens een beklaagde ingestelde strafvordering zijn bijkomende onderzoekshandelingen in de zin van artikel 24, vierde lid, Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering zodat het uitstel van behandeling van de zaak door het vonnisgerecht met het oog op de uitvoering daarvan de verjaring van de strafvordering schorst (1). (1) Zie concl. OM.
Nr. P.14.0722.N
B V,
beklaagde,
eiser,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank te Dendermonde van 26 maart 2014.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Middel
1. Het middel voert schending aan van artikel 24, vierde lid, Voorafgaande Ti-tel Wetboek van Strafvordering en artikel 68 Wegverkeerswet.
Eerste onderdeel