Wanneer de fiscus stelt dat er simulatie voorhanden is, omdat niet bewezen is dat werkelijk managementstaken werden uitgevoerd, dient de belastingsplichtige aan te tonen dat de voorwaarden voorzien bij het artikel 49 WIB 1992 voor de aftrekbaarheid van de managementvergoeding vervuld zijn. Zo de administratie niet vermag te oordelen over de opportuniteit of het nut van een uitgave, of nog over de wijze waarop de appellante haar activiteit organiseert, is het de administratie toch mogelijk aan te voeren dat niet is aangetoond dat de beweerde uitgave werkelijke prestaties vergoedt en derhalve niet voldoet aan de aftrekbaarheidsvoorwaarden van artikel 49 WIB 1992. Dit is toch niet meer dan toezicht uitoefenen op de naleving van de fiscale wet. Hierbij is de administratie niet verplicht simulatie aan te voeren.
(Belgische Staat / A. NV)
1.
(…)
2.
Voor elk van de betwiste aanslagjaren 1998 en 1999 heeft de administratie telkens de aftrek als beroepskost van een bedrag van 4.500.000 BEF (111.552,09 EUR) verworpen als liberaliteit.
Het bedrag van 4.500.000 BEF (111.552,09 EUR) is de jaarlijkse vergoeding voorzien in een schriftelijke overeenkomst gedateerd 1 maart (1996) (zie het stuk 437 van de geïntimeerde de Belgische Staat). Die overeenkomst werd gesloten tussen de appellante A. NV en F. BVBA en heeft de volgende inhoud:
Bellens, A., « Het essentieel verband tussen het bewijs van de managementprestaties en de managementvergoedingen », R.A.B.G., 2015/10, p. 727-729