De vaststelling dat één van de partijen in een arbeidsrelatie over het recht beschikt om tuchtsancties op te leggen aan de andere partij, sluit de mogelijkheid van een zelfstandige samenwerking uit, tenzij dit sanctierecht inherent is aan de uitoefening van het beroep en door of krachtens een wet is opgelegd.
AR nr. S.14.0074.N
A.V. t/ NV S.G.I. en RSZ
I. Rechtspleging voor het Hof
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest van het Arbeidshof te Antwerpen van 16 april 2013.
...
III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste onderdeel
1. Krachtens art. 333, § 1, vierde deelstreepje Arbeidsrelatiewet is een van de algemene criteria waarvan sprake in het vorige artikel en die het mogelijk maken het bestaan of de afwezigheid van een gezagsband te beoordelen, de mogelijkheid een hiërarchische controle uit te oefenen.
Vincent Dooms, Nogmaals over de kwalificatie van de overeenkomst, RABG 2012/14, 954
Aanvullende rechtspraak:
• Hof van Cassatie, 2e Kamer – 26 maart 2013, RW 2013-2014, 1062
samenvatting:
De gezagsrelatie op grond waarvan tot een arbeidsovereenkomst kan worden besloten en elke andere overeenkomst moet worden uitgesloten, dient te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die thans zijn opgenomen in de Arbeidsrelatiewet, meer bepaald in art. 333 van deze wet, zijnde de vrijheid van organisatie van het werk, de mogelijkheid een hiërarchische controle op dat werk uit te oefenen en de al dan niet bestaande vrijheid van de organisatie van de werktijd.
De rechter dient na te gaan of de gegevens die worden aangevoerd om het bestaan van een gezagsrelatie te staven een toepassing of de mogelijkheid tot toepassing van gezag op de uitvoering van de arbeid zoals in een arbeidsovereenkomst aantonen, die onverenigbaar is met de loutere uitvoering van controle en het geven van instructies in het raam van een overeenkomst voor zelfstandige arbeid.
tekst arrest:
II. Beslissing van het Hof
...
Beoordeling
...
Derde middel
12. Het middel voert schending aan van art. 16 Voorafgaande Titel Sv. en art. 331, 332, 333 en 334 Arbeidsrelatiewet: het arrest veroordeelt de eiser op grond van een gezagsrelatie en bijgevolg van een arbeidsrelatie; het baseert zich evenwel op criteria die niet vallen onder die van art. 333 Arbeidsrelatiewet en die bovendien geen herkwalificatie van een overeenkomst als zelfstandige in een arbeidsovereenkomst kunnen rechtvaardigen; de arbeidsomstandigheden zijn niet onverenigbaar met het sociaal statuut van zelfstandige; het arrest toont niet aan dat erdoor in aanmerking genomen criteria onverenigbaar zijn met het bestaan van een overeenkomst als zelfstandige.
13. De gezagsrelatie op grond waarvan tot een arbeidsovereenkomst kan worden besloten en elke andere overeenkomst moet worden uitgesloten, dient te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die thans zijn opgenomen in de Arbeidsrelatiewet, meer bepaald in art. 333 van deze wet, zijnde de vrijheid van organisatie van het werk, de mogelijkheid een hiërarchische controle op dat werk uit te oefenen en de al dan niet bestaande vrijheid van de organisatie van de werktijd.
14. Het staat aan de rechter na te gaan of de gegevens die worden aangevoerd om het bestaan van een gezagsrelatie te staven een toepassing of de mogelijkheid tot toepassing van gezag op de uitvoering van de arbeid zoals in een arbeidsovereenkomst aantonen, die onverenigbaar is met de loutere uitvoering van controle en het geven van instructies in het raam van een overeenkomst voor zelfstandige arbeid.
15. Het arrest oordeelt niet alleen zoals het middel vermeldt, maar ook: “het hof verwijst in dit verband onder meer naar de afwezigheid van keuze om al dan niet de activiteit te presteren en het feit dat [de eiser] directe controle en toezicht kon uitoefenen op de prestaties uitgevoerd door de betrokkenen die exclusief een functie hadden van uitvoerder door enkel hun arbeidskracht ter beschikking te stellen. Uit de verklaringen van betrokkenen blijkt duidelijk dat zij niet de aan het statuut van zelfstandige eigen vrijheid hadden wat de organisatie van hun werk en werktijd betreft”.
16. Op grond van deze feitelijke vaststellingen oordeelt het arrest wettig dat deze vastgestelde gegevens een toepassing of de mogelijkheid tot toepassing van gezag op de uitvoering van de arbeid zoals in een arbeidsovereenkomst aantonen, die onverenigbaar is met de loutere uitvoering van controle en het geven van instructies in het raam van een overeenkomst voor zelfstandige arbeid.
In zoverre kan het middel niet worden aangenomen.
...
Zie ook: Cass. 6 december 2010, RW 2011-12, 614.